ECLI:NL:RBGRO:2011:BP3032

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670225-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling in het verkeer met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 3 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling in het verkeer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 april 2010 te Rasquert, waar de verdachte, samen met een medeverdachte, een andere auto van de weg heeft gedrukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelingen hebben verricht die gericht waren op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de inzittenden van de andere auto. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld en vastgesteld dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voorwaardelijk opzet was op het ontstaan van een ongeval waarbij zwaar lichamelijk letsel kon worden toegebracht aan anderen. De verdachte heeft zich niet gedistantieerd van het gebruikte verkeersgeweld en heeft de gedragingen voortgezet, ondanks dat hij de kans op een ongeval had kunnen overzien. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn beperkte justitiële documentatie.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670225-10 (promis)
datum uitspraak: 3 februari 2011
op tegenspraak
raadsman: mr. H.J. van Balen
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode en plaats], [straatnaam en huisnummer].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 januari 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 april 2010, te Rasquert, in de gemeente Winsum, althans in het arrondissement Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon/personen, genaamd [aangever1] en/of [aangever2] en/of
[aangever3], van het leven te beroven, een personenauto, die door [aangever1] werd bestuurd en waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten, van de weg heeft gedrukt/geduwd/gedwongen, ten gevolge waarvan deze door [aangever1] bestuurde auto (met hoge snelheid) naast de weg is geraakt en (met kracht) tegen een boom is gebotst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- met een/de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto('s), de door
[aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en
[aangever2] waren gezeten, ((met hoge snelheid) achtervolgd, en/of
- met een/de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto('s), die door
[aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3]
en [aangever2] waren gezeten, ingehaald, en/of
- de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto, vóór die door
[aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en
[aangever2] waren gezeten, gestuurd/gemanoeuvreerd en/of (daarmee) die door die
[aangever1] bestuurde personenauto tussen de door verdachte en de door zijn
mededader bestuurde auto's ingesloten, en/of
- terwijl de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto, vóór die door
[aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en
[aangever2] waren gezeten, reed, (krachtig) geremd, en/of
- terwijl [aangever1] als bestuurder van een personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten, de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde personenauto (aan de linkerzijde) inhaalde, met de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto naar links gestuurd en daardoor die [aangever1] de weg afgesneden althans de vrije doorgang geblokkeerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 april 2010 te Rasquert, in de gemeente Winsum, althans in het arrondissement Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, aan personen/een persoon, genaamd [aangever1] en/of [aangever3] en/of [aangever2], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een personenauto, die door [aangever1] werd bestuurd en waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten, van de weg heeft gedrukt/geduwd/gedwongen, ten gevolge waarvan deze door [aangever1] bestuurde auto (met hoge snelheid) naast de weg is geraakt en (met kracht) tegen een boom is gebotst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- met een/de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto('s), de door
[aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3]
en [aangever2] waren gezeten, (met hoge snelheid) achtervolgd, en/of
- met een/de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto('s), die door
[aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3]
en [aangever2] waren gezeten, ingehaald, en/of
- de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto, vóór die door
[aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en
[aangever2] waren gezeten, gestuurd/gemanoeuvreerd en/of (daarmee) die door die
[aangever1] bestuurde personenauto tussen de door verdachte en de door zijn
mededader bestuurde auto's ingesloten, en/of
- terwijl de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto, vóór die door
[aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en
[aangever2] waren gezeten, reed, (krachtig) geremd, en/of
- terwijl [aangever1] als bestuurder van een personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten, de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde personenauto (aan de linkerzijde) inhaalde, met de door verdachte en/of verdachtes mededader bestuurde auto naar links gestuurd en daardoor die [aangever1] de weg afgesneden althans de vrije doorgang geblokkeerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat vervolgd had moeten worden op basis van de lex specialis artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 in plaats van de tenlastegelegde artikelen 289 en 302 in verband met artikel 45 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat de opvatting van de raadsman dat artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (een schulddelict) een lex specialis is van de tenlastegelegde wetsartikelen (opzetdelicten) onjuist is. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ten aanzien van het tenlastegelegde kan worden ontvangen.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Naar de mening van de officier van justitie is er sprake van meerdere pogingen tot moord. Het met de auto’s achtervolgen, inhalen, afsnijden en het naar links sturen acht de officier van justitie bewezen op grond van de verklaringen afgelegd door [aangever3],
[aangever1], [aangever2], [getuige1], [getuige2], [getuige3], [getuige4] en
[getuige5]. De verklaring van verdachte acht de officier van justitie niet conform de waarheid maar wel conform een afspraak met de medeverdachte [medeverdachte], over wat men zou gaan verklaren indien er sprake mocht zijn van politiebemoeienis. De officier van justitie acht verdachte medeverantwoordelijk voor het geheel van de gedragingen. De voorbedachten rade acht de officier van justitie bewezen omdat er gelet op de gehele tijdspanne voldoende tijd is geweest om na te denken en zich rekenschap te geven van waar men mee bezig was. De wijze waarop is gereden is hoogst risicovol geweest en er was een aanmerkelijke kans op een ongeval waarbij doden zouden kunnen vallen. Naar de mening van de officier van justitie moet ook verdachte zich bewust geweest zijn van een dergelijke kans op een ongeval met mogelijk dodelijke slachtoffers en verdachte heeft deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De auto van verdachte en die van [medeverdachte] vertoonden geen relevante schadesporen. Naar de mening van de raadsman is er sprake geweest van een kwajongensopwelling zonder opzet op geweld of letsel, laat staan moord. De extra elementen van opzet en voorbedachten rade acht de raadsman niet aanwezig. Voorts is de raadsman van mening dat de verklaringen uiterst warrig zijn en onbetrouwbaar. Dat het tenlastegelegde door verdachte tezamen en in vereniging is gepleegd met [medeverdachte] kan naar de mening van de raadsman niet worden bewezen omdat er geen sprake was van een zodanige nauwe samenwerking dat het doen en laten van [medeverdachte] aan verdachte zou kunnen worden toegerekend. Ook ziet de raadsman niet het oorzakelijk verband tussen het rijgedrag van verdachte en de noodzaak voor [aangever1] om de berm in te rijden.
Het uiteindelijke ontstaan van het ongeval is naar de mening van de raadsman ontstaan door een eigen stuurfout van [aangever1]. De gereden snelheid moet daarbij onder de 50 kilometer per uur zijn geweest anders zouden schade en letsel naar de mening van de raadsman veel ernstiger moeten zijn geweest.
Beoordeling
Vrijspraak
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde.
Voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde is vereist dat verdachte het opzet moet hebben gehad om de inzittenden van de auto van het leven te beroven. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs voorhanden dat het opzet van verdachte op dit doel gericht was. De rechtbank mist hiervoor met name technische informatie in het dossier omtrent hoe hard er is gereden, hoe hard men nog reed toen het ongeval plaatsvond, hoe hard er is geremd en een schade-analyse. De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het subsidiair tenlastegelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 2 juni 2010, opgenomen op pagina 4 tot en met 19 van dossier nummer 2010050575 d.d. 2 juni 2010, inhoudende een relaas-pv, zakelijk weergegeven:
Op zondag 11 april 2010, omstreeks 21.10 uur kreeg de noodhulpeenheid van basiseenheid Zuidhorn de melding van de centrale meldkamer van de Regiopolitie te Groningen te gaan naar de Warffumerweg, Provinciale weg N363 in de omgeving van Rasquert. Aldaar zou een voertuig van de weg zijn gedrukt. Ter plaatse zagen zij een blauwe volkswagen Golf in de berm staan, schuin tegen een boom. Er was behoorlijke schade te zien aan de voorzijde van de Golf. De Golf had drie inzittenden te weten [aangever1] (bestuurder), [aangever3] en [aangever2], die vertelden dat een groene BMW en een Ford Focus verantwoordelijk waren voor het ongeval.
Een proces-verbaal d.d. 11 april 2010, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudende een registratieset aanrijding, waaruit blijkt:
Dat het ongeval heeft plaatsgevonden buiten de bebouwde kom, op een 80 km weg en dat er sprake was van duisternis ten tijde van het ongeval.
Een proces-verbaal d.d. 13 april 2010, opgenomen op pagina 87 tot en met 90 van voornoemd dossier, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven:
De personenauto stond schuin tegen de boom. Ik verbalisant van der Laan zag dat er een lang bandenspoor liep door de berm. Daarnaast zag ik dat er behoorlijke schade was aan de voorzijde van het voertuig.
Een proces-verbaal d.d. 11 april 2010, opgenomen op pagina 94 tot en met 98 van voornoemd dossier, inhoudende fotobladen van de VOA (verkeersongevallen analyse).
Een proces-verbaal d.d. 12 april 2010, opgenomen op pagina 99 tot en met 108 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever1], zakelijk weergegeven:
Ik heb een eigen auto, Volkswagen Golf, kleur blauw, kenteken [kenteken]. [aangever3] en ik zaten allebei voor in de auto en [aangever2] zat achterin op de achterbank. Ik zag in de binnenspiegel dat de blauw Ford Focus keerde en achter mij aanreed. Op een gegeven moment reed hij vlak achter mij. Hij probeerde mij van achteren te drukken. Hij probeerde mij bang te maken. Hij probeerde daarna mij te verblinden want hij deed zijn groot licht aan. Ik zag in de verte twee blauwe lichten. Deze auto reed met hoge snelheid naar mij toe. De BMW haalde mij in en reed voor mij. De BMW probeerde mij af te remmen. Op het moment dat ik ging inhalen sneed de BMW mij af. Ik zag dat de BMW in een keer naar links stuurde. Hierdoor moest ik uitwijken naar links en kwam in de linkerberm terecht. Ik probeerde te corrigeren maar ik besefte dat dit te laat was. Hierop ben ik gaan remmen en uiteindelijk op een boom aan de linkerkant geklapt. Ik klapte vol tegen het stuur aan. [aangever3] klapte tegen het dashboard. [aangever2] klapte tegen de stoel aan.
Een proces-verbaal d.d. 13 april 2010, opgenomen op pagina 109 tot en met 115 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever2], zakelijk weergegeven:
De blauwe Ford Focus kwam met groot licht aan achter ons aanrijden en begon van achteren te drukken. Hij deed de hele tijd fel licht aan. De Ford Focus ramde ons bijna van de weg. Hij reed ook heel dicht op de achterkant van onze auto. Terwijl de Ford Focus achter ons bleef rijden kwam de BMW met alarmlichten en met hoge snelheid ons voorbij rijden. Hij haalde onze auto in en ging voor ons rijden. Vervolgens ging de BMW remmen en de Ford Focus reed stijf achter ons. Ze probeerden ons klem te rijden. [aangever1] haalde de BMW aan de linkerkant in. Op het moment dat we al half voorbij de BMW waren gooide de bestuurder van de BMW het stuur om naar links. Hierdoor moest [aangever1] uitwijken naar links. We kwamen met de auto in de berm aan de linkerkant van de weg en daarop knalden wij met de auto tegen een boom.
Een proces-verbaal d.d. 13 april 2010, opgenomen op pagina 116 tot en met 123 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever3], zakelijk weergegeven:
Die Ford Focus kwam achter ons aangereden. Vervolgens zag ik dat die Ford Focus, die nog steeds achter ons reed, zijn grote mistlampen aan deed. Vervolgens zag ik dat de BMW de Ford Focus inhaalde en achter ons reed. Vervolgens zag ik dat de BMW ons inhaalde. De BMW voor ons remde steeds en de Ford Focus zat kort achter ons. We zaten dus klem tussen die BMW en Ford. [aangever1] moest daardoor steeds remmen zodat hij die BMW niet zou raken. Ik had het idee dat die Ford ons probeerde op te drukken tegen die BMW. Op een gegeven moment moest [aangever1] weer remmen omdat die BMW remde. Hierop verloor [aangever1] de macht over het stuur waarop wij tegen een boom aan de linkerzijde van de weg kwamen.
Een proces-verbaal d.d. 20 april 2010, opgenomen op pagina 124 tot en met 127 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige1], zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] vertelde dat ze het vriendje van [aangever3] in de VW Golf hadden afgesneden en dat zij tegen een boom waren geknald. Een paar dagen geleden zag ik [medeverdachte] nog in de supermarkt. Ik vroeg aan die [medeverdachte] hoe het met hem ging. Hij zei dat het een toffe actie was. Hij bedoelde met de toffe actie de aanrijding.
Een proces-verbaal d.d. 20 april 2010, opgenomen op pagina 128 tot en met 133 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige2], zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] was teruggekomen op het plein en hij zei iets in de trant van: “We hebben de ramen ingegooid en de auto was total-loss”. Ik had gehoord dat [medeverdachte] had gezegd dat niemand iets tegen de politie mocht zeggen.
Een proces-verbaal d.d. 4 mei 2010, opgenomen op pagina 134 tot en met 136 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige3], zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] zei tegen mij dat zij die Friese jongen van de weg hadden gedrukt. Hij bedoelde met die Friese jongen [aangever1]. Hij wist niet of ze tegen een boom waren geknald zei hij. Ik zei tegen [medeverdachte] dat ik wel even ging kijken. [medeverdachte] zei tegen mij dat ik dat maar even moest doen en begon erbij te lachen. Hij zei tegen mij dat het ergens in Rasquert op de Provincialeweg de N300 nog wat was gebeurd. [aangever1] vertelde mij dat die jongen met de BMW hem van de weg had gedrukt.
Een proces-verbaal d.d. 6 mei 2010, opgenomen op pagina 137 tot en met 140 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige4], zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] vertelde dat hij niks had gedaan maar dat hij hen alleen een tikje met de auto had gegeven zodat ze van de weg raakten. Hij vertelde dat zij daardoor tegen een boom waren gereden.
Een proces-verbaal d.d. 1 juni 2010, opgenomen op pagina 141 tot en met 148 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige5], zakelijk weergegeven:
Het begon op het plein. Later zagen wij dat de Golf ons tegemoet kwam rijden. Hierop zijn wij omgedraaid en zijn wij achter hen aangereden. Wij wilden met ze praten. Wij wilden dat ze stopten en dat ze ons gingen uitleggen waarom ze zo deden. Ik kan mij herinneren dat het op een gegeven moment vrij hard ging. Ik heb op de teller van [verdachte] zijn auto gezien dat wij op den duur 150 kilometer per uur reden. Ik heb [medeverdachte] gebeld met de telefoon van [verdachte]. Ik heb tegen hem gezegd dat wij achter de Golf aanreden. Het zou best kunnen dat [medeverdachte] gezegd heeft ik kom eraan. Ik zag dat [medeverdachte] met een nog hogere snelheid ons voorbij kwam rijden en ons en de Golf inhaalde. Ik zag dat [medeverdachte] voor de Golf ging rijden en op de rem trapte. Dit heeft hij meerdere keren gedaan. De Golf moest hierdoor ook remmen. Ik zag dat de Golf slingerde omdat hij volgens mij om [medeverdachte] heen wilde. Dit lukte niet omdat [medeverdachte] enigszins mee slingerde met de Golf. Het was mij duidelijk dat [medeverdachte] de Golf tot stoppen probeerde te dwingen. Op een gegeven moment zag ik dat de Golf naar links stuurde en het gras in reed. Ik zag dat de Golf een stuurcorrectie maakte naar rechts. Hierbij remde de Golf ook nog. Ik denk dat wij ongeveer 50/60 km per uur reden. Ik zag dat de Golf tegen de boom aanklapte.
Een proces-verbaal d.d. 27 mei 2010, opgenomen op pagina 70 tot en met 81 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Wij hebben inderdaad de onbekende auto van de weg gereden. Ik reed zelf al achter de onbekende auto. Ik zag de onbekende auto mij tegemoet rijden. Ik zag dat de onbekende auto op het midden van de weg bleef rijden. Om een aanrijding te voorkomen ben ik de berm ingereden. Vervolgens ben ik omgedraaid en ben ik achter hen aangereden. Ik heb mezelf op laten fokken door erachter aan te gaan rijden. Hierbij wilde ik ook aangeven dat de lui niet met ons konden sollen en dat wij niet bang voor ze waren. [getuige5] heeft [medeverdachte] gebeld en hem verteld dat wij de onbekende auto tegengekomen zijn en hem is verteld waar wij reden. Hij zei iets in de trant van “Ok, ik kom eraan”. Ik zag [medeverdachte] in mijn binnenspiegel al aan komen rijden in de verte. Ik zag dat hij met hoge snelheid langs mij ging en dat hij voor de onbekende auto ging rijden. Zodra [medeverdachte] voor de onbekende auto reed zag ik dat [medeverdachte] direct op de rem ging staan. Ik reed met groot licht. Ik wilde niet dat hij mijn kenteken op zou schrijven. Als [medeverdachte] niet zo was gaan remmen dan had de onbekende auto niet uit hoeven wijken. De onbekende auto wilde langs [medeverdachte] volgens mij, maar dit liet [medeverdachte] niet toe.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
Als mensen je de hele tijd tergen en opzoeken dan raak ik daar opgefokt van. Het was mijn telefoon waarmee [medeverdachte] is gebeld. Ik ben er wel achteraan gereden en heb groot licht aangehad omdat ze steeds achterom keken en remden en omdat ik niet wilde dat ze mijn kenteken konden noteren. Ik ben meteen op de rem gegaan omdat [medeverdachte] voor die Golf ook direct op de rem ging. Het was remmen, remmen, remmen en toen was de snelheid er eigenlijk wel uit. De tweede keer ben ik niet van het plein vertrokken maar kwam ik van het tankstation en toen zag ik de blauwe Golf. Dit was allemaal een opwelling. Tussen het bellen en dat de auto tegen de boom stond zaten ongeveer 10 minuten.
Ik wilde gewoon geen aanvaring met hen aangaan en kon op dat moment niet normaal nadenken. Als ik iets hoor wat mij niet aanstaat voel ik mij wel snel “op mijn pikkie getrapt”.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bewijsmotivering
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen een poging tot het, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de inzittenden van de personenauto zoals subsidiair tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht de verklaringen afgelegd door de drie inzittenden van de auto die van de weg is geraakt geloofwaardig en heeft in het dossier, noch het verhandelde ter zitting, redenen gevonden om daaraan te twijfelen. Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het gepleegde delict een (lange) voorgeschiedenis kent. Verdachte heeft zelf de achtervolging ingezet en heeft daarbij op een gegeven moment groot licht gevoerd. Er is gebeld met de mededader [medeverdachte] die vervolgens ook de achtervolging heeft ingezet. Er is gereden met hoge snelheden. Er zijn verkeersgevaarlijke manoeuvres uitgevoerd zoals inhalen, insluiten, remmen, naar links sturen, afsnijden en van de weg dwingen. Deze manoeuvres zijn door beide voertuigen uitgevoerd en bij sommige manoeuvres hadden deze elkaar nodig om extra gevaarlijk te zijn, zoals het insluiten. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit worden afgeleid dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat er in ieder geval voorwaardelijk opzet is geweest op het ontstaan van een ongeval waarbij zwaar lichamelijk letsel kon worden toegebracht aan anderen. Door het vertonen van dergelijk gedrag heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens een aanmerkelijke kans op het ontstaan van een ongeval waarbij aan anderen zwaar letsel zou worden toegebracht aanvaard. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd van het gebruikte verkeersgeweld en er is zelfs sprake geweest van voortzettend geweld. De rechtbank acht daarmee het tenlastegelegde opzet bewezen.
De rechtbank stelt vast dat er geruime tijd is verstreken tussen het moment van het bellen naar [medeverdachte] en het ontstaan van het daadwerkelijke ongeval. Ook met de uitvoering van de gedragingen die tot het ongeval hebben geleid is nog enige tijd gemoeid gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte dan ook het gevolg geweest van een tevoren door hem genomen besluit. Verdachte had op elk moment terug kunnen komen op zijn gedrag en hij heeft de gelegenheid gehad om over de mogelijke gevolgen van zijn gedrag na te denken en zich daar rekenschap van te geven. In plaats daarvan heeft verdachte de gedragingen voortgezet. De rechtbank acht daarom ook de tenlastegelegde voorbedachten raad bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 april 2010 te Rasquert, in de gemeente Winsum, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, [aangever1] en [aangever3] en [aangever2], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een personenauto, die door [aangever1] werd bestuurd en waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten, van de weg heeft gedwongen, ten gevolge waarvan deze door [aangever1] bestuurde auto naast de weg is geraakt en met kracht tegen een boom is gebotst, immers hebben verdachte en zijn mededader, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- met door verdachte en verdachtes mededader bestuurde auto’s, de door [aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten, met hoge snelheid achtervolgd, en
- met een door verdachtes mededader bestuurde auto, die door [aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten,
ingehaald, en/of
- de door verdachtes mededader bestuurde auto, vóór die door [aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten, gestuurd/gemanoeuvreerd en daarmee die door die [aangever1] bestuurde personenauto tussen de door verdachte en de door zijn mededader bestuurde auto's ingesloten, en
- terwijl de door verdachtes mededader bestuurde auto, vóór die door [aangever1] bestuurde personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten, reed, geremd, en
- terwijl [aangever1] als bestuurder van een personenauto, waarin als passagiers genoemde [aangever3] en [aangever2] waren gezeten, de door verdachtes mededader bestuurde personenauto (aan de linkerzijde) inhaalde, met de door verdachtes mededader bestuurde auto naar links heeft gestuurd en daardoor die [aangever1] de weg heeft afgesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten raad, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verwoord dat het bij het tenlastegelegde gaat om drie potentiële slachtoffers. Er zijn door verdachte risico’s genomen en er is sprake van een fors ongeval.
De officier van justitie neemt het verdachte kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen. Ook ter zitting stelt verdachte niets fout te hebben gedaan. Het gebeuren heeft een forse impact gehad op de slachtoffers. De officier van justitie houdt rekening met de rolverdeling tussen verdachte en [medeverdachte] in dit gebeuren. De officier van justitie geeft aan het reclasseringsadvies te passeren omdat dit naar zijn mening niet past bij de ernst van het feit. Verdachte gaat een ruzie niet uit de weg, raakt opgefokt en er is naar de mening van de officier van justitie sprake van bagatellisering van deze zaak. Ook maakt de officier van justitie zich zorgen over het drugsgebruik van verdachte. De officier van justitie vordert ten aanzien van het primair tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarde vordert de officier van justitie dat verdacht zich gedurende de proeftijd houdt aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering hetgeen ook kan inhouden dat verdachte zich laat begeleiden door de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). Tevens vordert de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een vrijspraak van de algehele tenlastelegging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank samen met een ander opzettelijk een buitengewoon verkeersgevaarlijke situatie gecreëerd. Er is een verkeersongeval ontstaan waarbij de inzittenden van de personenauto gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen. Dat het letsel van de inzittenden relatief beperkt is gebleven is niet te danken aan verdachte. De slachtoffers geven aan dat zij door het gebeuren emotionele schade hebben ondervonden. Het feit heeft zich afgespeeld op de openbare weg en brengt voor medeweggebruikers gevoelens van onveiligheid met zich mee. Dit alles rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf. Een beginnend bestuurder met een dergelijk gedrag hoort naar het oordeel van de rechtbank niet thuis op de weg.
De rechtbank heeft tevens de inhoud van het opgemaakte reclasseringsrapport meegewogen.
Onder meer komt hieruit naar voren dat verdachte naar de slachtoffers toe wilde gaan om hen te imponeren, dat hij zich heeft laten opjutten en dat hij op een impulsieve manier heeft gehandeld. Verdachte heeft zijn zelfbeheersing verloren. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Nu de rechtbank anders dan door de officier van justitie gevorderd het subsidiair tenlastegelegde bewezen acht, zal zij aanzienlijk lager straffen dan is geëist. De rechtbank acht een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Voorts zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank zal geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank betrekt daarbij de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn betrekkelijk geringe justitiële documentatie en de informatie uit het rapport van de reclassering.
Omdat verdachte met zijn gedrag bewust de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht en hij bovendien ook nog een beginnend bestuurder is, acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van aanzienlijke duur op haar plaats.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Verklaart het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, S. Tempel en
S. Timmermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J. van der Meulen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2011.