ECLI:NL:RBGRO:2011:BP2899
Rechtbank Groningen
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring bezwaarschrift tegen de dagvaarding wegens onzorgvuldige handelwijze van de officier van justitie
In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 10 januari 2011 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat op 2 november 2010 was ingediend door de raadsvrouw van de verdachte tegen de dagvaarding die op 26 oktober 2010 was betekend. De raadsvrouw stelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat deze de dagvaarding had uitgebracht voordat de termijn voor het indienen van onderzoekswensen was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de handelwijze van de officier van justitie onzorgvuldig was en in strijd met het vertrouwensbeginsel. Dit leidde tot een herstelbare niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank overwoog dat de officier van justitie de verdediging de mogelijkheid had ontnomen om een gemotiveerd sepotverzoek te doen, doordat het vooronderzoek niet had kunnen plaatsvinden. De officier van justitie had zich verdedigd door te stellen dat er geen sprake was van vooropgezet frustreren van de belangen van de verdediging en dat de dagvaarding noodzakelijk was om verjaring te voorkomen. De rechtbank was echter van mening dat de officier van justitie de beginselen van een goede procesorde had geschonden door de dagvaarding te betekenen voordat de termijn voor het indienen van onderzoekswensen was verstreken.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. De rechtbank gaf de officier van justitie de mogelijkheid om de vervolging opnieuw op te vatten in de fase voorafgaande aan de dagvaarding, waarbij rekening gehouden moest worden met de onderzoekswensen van de verdediging.