RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670051-10 (promis)
datum uitspraak: 20 januari 2011
raadsman: mr. M.C. van Linde
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, Ter Apelervenen 10.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken op de terechtzitting van 20 mei 2010, 12 augustus 2010, 28 oktober 2010 en 17 januari 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2009
in de gemeente Delfzijl,
meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
laten nemen en/of brengen en/of duwen, en/of
- de penis van die [slachtoffer] afgetrokken, althans de penis van die [slachtoffer]
vastgepakt en/of betast en/of
- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond geduwd/gebracht en/of
laten brengen en/of duwen, en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken, althans zijn, verdachtes, penis door
die [slachtoffer] laten vastpakken en/of betasten en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2009,
in de gemeente Delfzijl, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer],
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
immers heeft verdachte toen en aldaar (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
laten nemen en/of brengen en/of duwen, en/of
- de penis van die [slachtoffer] afgetrokken, althans de penis van die [slachtoffer]
vastgepakt en/of betast en/of
- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond geduwd/gebracht en/of
laten brengen en/of duwen, en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken, althans zijn, verdachtes, penis door
die [slachtoffer] laten vastpakken en/of betasten en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2009,
in de gemeente Delfzijl, een of meermalen door giften of beloften van geld
en/of weed of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht of door misleiding, een persoon, [slachtoffer], geboren op 24 augustus
1996 waarvan verdachte (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat
deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens)
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige
handelingen van verdachte te dulden, bestaan die ontuchtige handelingen uit
het:
- duwen/brengen en/of laten duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de
mond van die [slachtoffer], en/of
- aftrekken van de penis van die [slachtoffer], althans vastpakken en/of betasten
van de penis van die [slachtoffer], en/of
- in de mond nemen van de penis van die [slachtoffer], en/of
- aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of laten
vastpakken en/of betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer], en/of
- duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer].
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangifte, de verklaring van het slachtoffer en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 9 september 2009, opgenomen op pagina 20 t/m 26 van dossier nummer 2009059215, inhoudende de verklaring van aangeefster
Een proces-verbaal d.d. 25 november 2009, opgenomen op pagina 29 t/m 40 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd
De rechtbank overweegt dat blijkens voornoemde bewijsmiddelen verdachte tegen betaling seksuele handelingen heeft gepleegd met een 12-jarige jongen die ten tijde van de pleegperiode 13 jaar is geworden. Mede in aanmerking genomen de zeer jeugdige leeftijd van de jongen en het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en de jongen is er sprake van ontuchtige handelingen. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat het eerste contact tussen verdachte en de jongen tot stand is gekomen op een tijdstip gelegen vóór 1 mei 2009.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 mei 2009 tot en met 31 augustus 2009
in de gemeente Delfzijl, meermalen met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] laten nemen en
- de penis van die [slachtoffer] afgetrokken en
- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond laten brengen en
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de Pro Justitia rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) d.d. 7 januari 2011, opgemaakt door J.M. Oudejans, psycholoog en D. Harari, psychiater. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten ernstige en langdurige verslavingsproblematiek. Er is geen sprake van een seksuele stoornis of een gebrekkige ontwikkeling. Door de verslaving is verdachte emotioneel afgevlakt, maar deze afvlakking heeft geen bepalende rol gespeeld in het ten laste gelegde. De gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zijn niet bepaald door de verslaving. Verdachte is volledig toerekeningsvatbaar.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte volledig kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarbij onder andere gelet op de justitiële documentatie van verdachte en het rapport dat is opgemaakt door het NIFP, locatie PBC. Het PBC heeft geconstateerd dat verdachte geen andere stoornis heeft behalve verslavingsproblematiek. Er is echter geen relatie tussen de verslaving en het gepleegde delict. Het PBC concludeert weliswaar dat verdachte baat kan hebben bij begeleiding door de verslavingszorg, maar de officier van justitie acht onvoldoende aanwijzingen aanwezig om verdachte hulp in een verplicht kader op te leggen. Gewezen wordt op een vonnis van deze rechtbank waarbij in een vergelijkbare zaak waarin sprake was van ontuchtige handelingen met een meisje van 12 jaar een gevangenisstraf van 24 maanden is opgelegd. Mede door de houding van verdachte eist de officier van justitie in deze zaak een enigszins lagere straf, met een grote voorwaardelijke component.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. In zaken waarin sprake was van ontucht met een minderjarige gedurende een veel langere periode dan waarvan in deze zaak sprake is, zijn gevangenisstraffen van 24 tot 36 maanden gebruikelijk. Onlangs nog werd een uitspraak gedaan waarbij aan een leraar van 52 jaar, die ontucht had gepleegd met een leerling van onder de 16 jaar, een gevangenisstraf werd opgelegd van 15 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk. Bij vergelijking van de zaak van verdachte met die zaken is de door de officier van justitie geëiste straf fors, zeker gezien de verhouding tussen slachtoffer en verdachte en mede gelet op het feit dat verdachte geen seksuele stoornis heeft. Het recidiverisico moet bekeken worden tegen de achtergrond van het leven en de persoon van verdachte. Verdachte leidt een ingeperkt sociaal geïsoleerd bestaan en zag het contact met het slachtoffer ook als interesse in hem. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij de bepaling van de straf.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de onderzoeken op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte Pro Justitia rapportage opgesteld door J.M. Oudejans, psycholoog, en D. Harari, psychiater, beiden verbonden aan het PBC, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een jonge jongen. Het betreft een ernstig feit dat de, met name seksuele, ontwikkeling van een kind ernstig kan bedreigen. Het effect van dergelijk handelen op een kind van zulke jonge leeftijd is groot. Het feit rechtvaardigt dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. De rechtbank merkt op dat er in dit geval geen sprake is geweest van enige dwang tegenover het slachtoffer en dat de periode waarin een en ander is voorgevallen beperkt is gebleven. De rechtbank zal de door de officier van justitie geëiste straf daarom enigszins matigen.
Anders dan de officier van justitie heeft aangegeven en het PBC concludeert, heeft verdachte ter zitting duidelijk aangegeven dat hij het feit niet had gepleegd als hij niet onder invloed was geweest van, met name, alcohol. Bovendien blijkt uit het rapport van het PBC dat verdachte een geïsoleerd en eenzaam bestaan leidt. Hierdoor wordt zijn zucht naar verslavende middelen vergroot. Beide hiervoor genoemde omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank factoren die het recidiverisico verhogen. Verdachte zelf heeft aangegeven dat hij verder wil werken aan zijn verslavingsproblematiek, met name het beëindigen van het methadongebruik. Deze omstandigheden in combinatie met elkaar in aanmerking genomen doen de rechtbank tot het oordeel komen dat een deel van de vrijheidsstraf in voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd mede om daaraan de bijzondere voorwaarde te verbinden van verplicht reclasseringstoezicht. Verdachte zal in dit kader eventueel ook een behandeling bij de Verslavingszorg Noord-Nederland moeten ondergaan.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit met politie en justitie in aanraking is geweest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot vijf maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een ander strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde. De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten behandelen door de Verslavingszorg Noord- Nederland (VNN).
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, K.R. Bosker en S. Tempel, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 januari 2011.