ECLI:NL:RBGRO:2010:BW8754

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
18 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
413363 CV EXPL 09-10415
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering en bewijskracht van aanmaningsbrief

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Groningen, heeft eiser [A] een verzet ingesteld tegen een dwangbevel dat op 14 juli 2008 tegen hem was uitgevaardigd door de Informatie Beheer Groep (IBG). De IBG had in een tussenvonnis van 28 april 2010 de mogelijkheid gekregen om bewijs te leveren dat een aanmaningsbrief van 11 maart 2008 [A] had bereikt, of dat het niet-bereiken daarvan te wijten was aan omstandigheden die voor rekening van [A] kwamen, zoals bedoeld in artikel 3:37 lid 3 BW. De IBG overhandigde een kopie van de aanmaningsbrief, vergezeld van een notitie over een adreswijziging van [A]. Deze notitie werd echter door de kantonrechter als niet-relevant beschouwd, omdat niet duidelijk was wie deze had gemaakt en omdat [A] had betwist dat hij op de aangegeven datum was verhuisd.

De kantonrechter oordeelde dat de IBG niet in haar bewijsopdracht was geslaagd, omdat er geen andere feiten of omstandigheden waren die de stelling van de IBG ondersteunden. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van de IBG was verjaard. De rechter verklaarde het verzet van [A] gegrond en stelde het dwangbevel buiten werking. Tevens werd de IBG veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [A] tot aan de uitspraak waren vastgesteld op € 570,44. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Dit vonnis is uitgesproken op 18 augustus 2010 door kantonrechter G.J.J. Smits, ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 413363 CV EXPL 09-10415
Vonnis d.d. 18 augustus 2010
inzake
[A],
wonende te [woonplaats],
eiser, hierna [A] te noemen,
gemachtigde mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle,
tegen
de Informatie Beheer Groep,
gevestigd te Groningen,
gedaagde, hierna de IBG te noemen,
gemachtigde H.A. Bos, gerechtsdeurwaarder te Groningen.
PROCESGANG
De IBG heeft naar aanleiding van het tussenvonnis van 28 april 2010 een akte genomen, waar [A] - eveneens bij akte - op heeft gereageerd.
Vervolgens is bepaald dat opnieuw vonnis zal worden gewezen. De uitspraak daarvan is (nader) bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De verdere beoordeling
1. De inhoud van het vonnis van 28 april 2010 moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd en de daarvan deel uitmakende overwegingen worden gehandhaafd.
2. Bij dat tussenvonnis is de IBG toegelaten tot het bewijs dat de aanmaningsbrief van 11 maart 2008 [A] heeft bereikt of dat het niet-bereiken daarvan een gevolg is van een voor rekening van [A] komende omstandigheid als bedoeld in artikel 3:37 lid 3 BW.
3. De IBG heeft vervolgens een kopie van de verzonden aanmaningsbrief overgelegd, waarop met de pen is genoteerd dat het adres van [A] niet meer klopt en dat zijn nieuwe adres per 29 februari 2008 [adres] te [plaatsnaam] is. Zij stelt dat zij deze brief op 17 maart 2008 retour heeft ontvangen. Omdat [A] zijn nieuwe adres (pas) op 10 april 2008 aan de gemeente van zijn nieuwe woonplaats heeft doorgegeven komt de niet-ontvangst van de aanmaningsbrief naar de mening van de IBG voor rekening en risico van [A], zodat deze brief stuitende werking heeft.
4. [A] betwist dat hij (al) op 29 februari 2008 naar [plaatsnaam] is verhuisd. Volgens hem heeft de verhuizing plaatsgevonden op de dag waarop zijn nieuwe adres in de GBA is ingeschreven (10 april 2008).
5. De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.1. Aan de notitie op de aanmaningsbrief van 11 maart 2008 over de adreswijziging kan geen (relevante) bewijskracht worden toegekend. Niet alleen is niet duidelijk van wie deze notitie afkomstig is, bovendien heeft [A] gemotiveerd betwist dat hij eerder dan 10 april 2008 naar [plaatsnaam] is verhuisd. Omdat er geen andere feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die bedoelde stelling van de IBG ondersteunen, is de IBG dan ook niet in haar bewijsopdracht geslaagd.
5.2. Een en ander betekent dat de vordering van de IBG is verjaard. Het verzet zal daarom gegrond worden verklaard.
5.3. De IBG zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
verklaart het verzet gegrond en stelt het op 14 juli 2008 tegen [A] uitgevaardigde dwangbevel met titelnummer 1009017 buiten werking;
veroordeelt de IBG tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 570,44, waarvan te voldoen aan de griffier van dit gerecht € 542,94 (zijnde € 85,44 aan dagvaardingskosten, € 82,50 aan in debet gesteld griffierecht en € 375,00 aan salaris van de gemachtigde) en te voldoen aan [A] € 27,50 aan niet in debet gesteld griffierecht;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en op 18 augustus 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.