ECLI:NL:RBGRO:2010:BW8754
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van vordering en bewijskracht van aanmaningsbrief
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Groningen, heeft eiser [A] een verzet ingesteld tegen een dwangbevel dat op 14 juli 2008 tegen hem was uitgevaardigd door de Informatie Beheer Groep (IBG). De IBG had in een tussenvonnis van 28 april 2010 de mogelijkheid gekregen om bewijs te leveren dat een aanmaningsbrief van 11 maart 2008 [A] had bereikt, of dat het niet-bereiken daarvan te wijten was aan omstandigheden die voor rekening van [A] kwamen, zoals bedoeld in artikel 3:37 lid 3 BW. De IBG overhandigde een kopie van de aanmaningsbrief, vergezeld van een notitie over een adreswijziging van [A]. Deze notitie werd echter door de kantonrechter als niet-relevant beschouwd, omdat niet duidelijk was wie deze had gemaakt en omdat [A] had betwist dat hij op de aangegeven datum was verhuisd.
De kantonrechter oordeelde dat de IBG niet in haar bewijsopdracht was geslaagd, omdat er geen andere feiten of omstandigheden waren die de stelling van de IBG ondersteunden. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van de IBG was verjaard. De rechter verklaarde het verzet van [A] gegrond en stelde het dwangbevel buiten werking. Tevens werd de IBG veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [A] tot aan de uitspraak waren vastgesteld op € 570,44. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Dit vonnis is uitgesproken op 18 augustus 2010 door kantonrechter G.J.J. Smits, ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.