ECLI:NL:RBGRO:2010:BO7138

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
462166 / 10-945
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van voormalig bewindvoerder voor schade door slecht beheer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 30 november 2010 uitspraak gedaan in een geschil over meerderjarigenbewind. De zaak betreft de voormalige bewindvoerder Q. die is aangesproken op zijn tekortkomingen in de zorg voor de rechthebbende B. A. heeft op verzoek van de kantonrechter verslag gedaan van zijn onderzoek naar het beheer door Q., die van 1999 tot 2008 als bewindvoerder was aangesteld. A. constateerde dat het vermogen van B. in de jaren 2004 en 2005 aanzienlijk was afgenomen, zonder dat Q. hiervoor verantwoording had afgelegd. Ondanks herhaalde verzoeken om uitleg, bleef Q. in gebreke om inzicht te geven in de afname van het vermogen, wat leidde tot een mondelinge behandeling op 12 oktober 2010.

De kantonrechter oordeelde dat Q. tekortgeschoten was in zijn verplichtingen als bewindvoerder. De rechter stelde vast dat Q. niet in staat was geweest om de afname van het vermogen van B. te verantwoorden, en dat hij niet had voldaan aan de eisen van een goed bewindvoerder. De kantonrechter wees erop dat Q. op de hoogte was van zijn verplichtingen, aangezien hij eerder de richtlijnen had ontvangen. De psychische problemen van Q. werden niet als excuus geaccepteerd voor zijn falen in de bewindvoering.

Uiteindelijk werd Q. veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 15.880,00 aan de rechthebbende B., vermeerderd met wettelijke rente. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Winschoten
Zaak\rolnummer: 462166/10-945
beschikking d.d. 30 november 2010
inzake
1. A. (A. Zorgbeheer),
wonende te [adres],
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder,
hierna tevens te noemen A.,
2. B.,
geboren te [plaatsnaam] op 11 september 1963,
wonende te [adres],
hierna tevens te noemen rechthebbende,
tegen:
Q. wonende te [adres],
voormalig bewindvoerder over het vermogen van B.,
hierna tevens te noemen Q..
PROCESGANG
Bij brief van 18 maart 2010 binnengekomen ter griffie heeft A. op verzoek van de kantonrechter verslag gedaan van zijn onderzoek naar het gevoerde beheer door de voormalige bewindvoerder Q. Bij brieven van de griffier van 10 mei en 19 mei 2010 is Q. in de gelegenheid gesteld te reageren op de bevindingen van A. Q. heeft op 10 juni 2010 een schriftelijke reactie ingediend. Op 12 oktober 2010 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden in aanwezigheid van de heer Q. en zijn gemachtigde, mr. M.C. Mollema, de heer A. en zijn kantoorgenote mevrouw C.
Van het verhandelde ter zitting is aantekening gemaakt door de griffier. Vervolgens is de beslissing bepaald op heden.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. De feiten
1.1 Bij beschikking van 9 maart 1999 is het bewind uitgesproken over B., met benoeming van Q. tot bewindvoerder. In datzelfde jaar is Q. tevens benoemd tot mentor over B. B. verblijft sinds vele jaren in een zorginstelling van Talant te [plaatsnaam].
1.2 De rekening en verantwoording over de jaren 1999 tot 2003 zijn tijdig ingediend. De rekening en verantwoording over 2003 en 2004 zijn op 24 mei 2005 ingediend.
1.3 Na laatstgenoemde datum is het ondanks veelvuldige brieven en uitnodigingen geruime tijd niet gelukt contact met Q. te krijgen.
1.4 Op 24 april 2007 heeft Q. de rekening en verantwoording over het jaar 2005 afgelegd. Bij brief van 4 mei 2007 is de rekening en verantwoording geretourneerd aan Q. met het verzoek de afname van het vermogen te onderbouwen.
1.5 Op 17 januari 2008 is Q. verschenen voor een onderhoud. Q. is toen gevraagd een verklaring te geven voor de afname van het vermogen met een bedrag van ongeveer € 12.000,00 in 2005. Daarop heeft Q. verklaard dat hij geld achteruit heeft gelegd voor rechthebbende en een laptop heeft aangeschaft. Dat voor een dergelijke uitgave een machtiging van de kantonrechter nodig was, zegt hij niet te hebben geweten. Q. geeft voorts te kennen dat hij kampt met psychische problemen. Ter zitting wordt afgesproken dat hij alsnog inzicht zal geven in de vermogensafname.
1.6 Omdat Q. nalaat een specificatie van de vermogensafname in 2005 over te leggen, wordt hem ter zitting van 24 april 2008 nogmaals de vraag voorgehouden wat er met het vermogen van B. is gebeurd.
1.7 Bij beschikking van 28 april 2008 wordt Q. ontslagen als bewindvoerder over de goederen die toebehoren aan rechthebbende en wordt A. benoemd als opvolgend bewindvoerder. In die beschikking is tevens bepaald dat Q. uiterlijk 1 juni 2008 eindrekening en verantwoording over het door hem gevoerde bewind dient af te leggen en is A. verzocht onderzoek te doen naar de afname van het vermogen van B.
1.8 Op 20 januari 2009 is Q. per aangetekende brief wederom verzocht de afname van het vermogen van B. nader te onderbouwen. Hierop reageert Q. op 15 april 2009 door overlegging van kopieën van de rekening en verantwoording over de jaren 2003 tot en met 2008.
1.9 De eindrekening en verantwoording is door Q. afgelegd d.d. 22 januari 2009.
2. De standpunten van partijen
2.1 Bij brief van 18 maart 2010 heeft A. verslag gedaan van zijn bevindingen. Hij stelt vast dat het vermogen van B. in de jaren 2004 (€ 5.869,34) en in 2005 (€ 10.000,00) is afgenomen en concludeert dat de opgevoerde kosten van levensonderhoud in 2005 veel te hoog zijn in vergelijking tot wat in het uitgavenpatroon van de rechthebbende past, terwijl de uitgaven niet zijn verantwoord in de stukken.
2.2 Q. heeft verweer gevoerd tegen het verslag van A., op welk verweer - voor zover van belang - bij de beoordeling zal worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1 Een bewindvoerder is jegens de rechthebbende aansprakelijk als hij in de zorg van een goed bewindvoerder is tekortgeschoten, tenzij deze tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. De kantonrechter is op grond van de artikelen 1:362 juncto 1:445 lid 4 BW ambtshalve bevoegd om de schade die een bewindvoerder door slecht beheer aan de rechthebbende toebrengt vast te stellen en de bewindvoerder tot vergoeding van die schade te veroordelen.
3.2 Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een slecht bewind staan centraal de pinopnamen in 2005 van in totaal € 11.380,00 van de rekening-courant en de opname van in totaal € 4.500,00 van de spaarrekening van B. Deze bedragen zijn ter zitting niet langer weersproken door Q.
3.3 De kantonrechter stelt voorop dat het bijzonder moeizaam is geweest om contact te krijgen met Q. Hoewel er vanaf het jaar 2005 diverse pogingen zijn gedaan om contact te krijgen met Q. is dit niet gelukt. Ook op (herhaalde) oproepen voor zittingen verschijnt hij niet. Pas op 17 januari 2008 heeft Q. van zich laten horen. In het licht van de (wettelijke) taken en verplichtingen van een bewindvoerder acht de kantonrechter deze wijze van (niet)handelen laakbaar.
3.4 Q. is meermalen de vraag voorgehouden wat er met de opgenomen gelden is gedaan. Q. heeft telkens verklaard dat hij van de opgenomen gelden een laptop en een bureau heeft aangeschaft ten behoeve van het bewindvoerderschap. Daarnaast is er volgens Q. kleding aangeschaft en zijn er cadeautjes gekocht. Desgevraagd heeft Q. ter zitting van 12 oktober 2010 verklaard dat hij als enige de beschikking en de toegang had tot de betaal- en spaarrekening van B. en dat hij degene is geweest die de opnamen van de rekeningen van B. heeft verricht.
3.5 Voorts heeft Q. hierop ter zitting nog aangevuld dat voordat hij bewindvoerder was de gelden van de familie B. "op een hoop werden gedaan" en dat daaruit alle verplichtingen werden voldaan. Hij heeft deze wijze van beheer overgenomen van zijn vader. Zo werd onder andere de hypotheek van vader B. bekostigd. Ook andere declaraties zijn op deze wijze betaald. Q. kan echter - daarnaar gevraagd - zijn stelling op geen enkele wijze onderbouwen door bijvoorbeeld rekeningafschriften of andere betalingsbewijzen over te leggen. De kantonrechter overweegt voorts dat voor zover de afname van het vermogen mede te wijten zou zijn aan het feit dat er in 2005 betalingen zijn verricht ten behoeve van de woning van andere familieleden van B. dit niet valt te rijmen met de rekening en verantwoording over de jaren voorafgaand aan het jaar 2005. Daaruit valt immers niet af te leiden dat er naast de kosten van zak- en leefgeld, die conform de afrekeningen van Talant zijn opgenomen, ook nog andere kostenposten waren. Uit het verslag van A. van 18 maart 2010 en uit de financiële afrekening van Talant maakt de kantonrechter op dat de kosten voor levensonderhoud in 2005 € 990,50 bedroegen. Deze kosten zijn echter pas in november 2007 door Q. voldaan. Talant heeft in 2005 geen speciale uitgaven voor B. gedaan.
3.6 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de afname van het vermogen van B. in 2005 en de gedane geldopnames door Q. op geen enkele wijze zijn verantwoord zodat Q. naar het oordeel van de kantonrechter is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder.
3.7 Het verweer van Q. dat hij niet wist dat hij een administratie moest bijhouden en voor bepaalde uitgaven toestemming van de kantonrechter zou moeten vragen, dient te worden verworpen. Q. heeft - zo blijkt uit het dossier - bij brief van 18 juni 2004 de richtlijnen van het LOK inzake het meerderjarigenbewind toegestuurd gekregen. Vanaf die datum wordt hij hoe dan ook geacht op de hoogte te zijn geweest van zijn verplichtingen als bewindvoerder. Bovendien heeft Q. in de jaren voorafgaande aan 2005 telkens op juiste wijze de rekening en verantwoording ingediend.
3.8 De wijze waarop het bewindvoerderschap de afgelopen jaren is gelopen, wijt Q. aan de (psychische) problemen waarmee hij te kampen heeft. Veel last ondervindt hij van het verwerken van het overlijden van zijn vader die in 1998 is overleden. Daarnaast waren er in de periode 2004 en 2005 problemen in de relationele sfeer. De kantonrechter overweegt dat, hoe ingrijpend een dergelijke situatie ook kan zijn, dergelijke problemen geen excuus vormen voor het niet nakomen van de verplichtingen van Q. in zijn hoedanigheid van bewindvoerder.
3.9 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat het tekortschieten van Q. als voormalig bewindvoerder over het vermogen van B. toerekenbaar is en Q. dus aansprakelijk kan worden gehouden voor het financiële nadeel zoals dit tot op heden is gebleken. Dit nadeel omvat de (pin)opnamen van de lopende- en de spaarrekening van B. ten bedrage van € 15.880,00. Dit bedrag is niet weersproken en ondanks diverse verzoeken daartoe evenmin verantwoord.
3.10 De kantonrechter stelt de vermogensschade vast op voornoemd bedrag en zal Q. veroordelen om dit schadebedrag terug te betalen aan rechthebbende.
BESLISSING
De kantonrechter:
stelt vast dat Q. tekortgeschoten is in de zorg van een goed bewindvoerder;
stelt de schade die de boedel van de rechthebbende door tekortkomingen in de bewindvoering heeft geleden over de periode dat Q. bewindvoerder is geweest, vast op een bedrag van € 15.880,00;
veroordeelt de voormalig bewindvoerder Q. om aan de boedel van rechthebbende B. te betalen een bedrag van € 15.880,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag der voldoening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en op 30 november 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: jcn
Tegen deze eindbeschikking is hoger beroep mogelijk. Door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet worden ingesteld door een advocaat bij het gerechtshof te Leeuwarden.