ECLI:NL:RBGRO:2010:BO6853

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18994870-08
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak over illegale afvaltransporten en verantwoordelijkheden onder de EVOA

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 9 december 2010, stond de verdachte terecht voor het illegaal overbrengen van afvalstoffen van Duitsland naar Nederland. De officier van justitie beschuldigde de verdachte ervan vier keer de regels van de Europese Verordening over de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) te hebben overtreden. De verdachte, een tussenhandelaar in afvalpapier, werd verweten dat zij als opdrachtgever verantwoordelijk was voor het invullen en aanwezig zijn van de Bijlage VII-formulieren bij de afvaltransporten. De rechtbank onderzocht of de verdachte als opdrachtgever kon worden aangemerkt in de zin van de EVOA en of zij verantwoordelijk was voor de bijbehorende documentatie.

De rechtbank oordeelde dat de verplichting tot het invullen van de Bijlage VII-formulieren niet op de verdachte rustte, maar op de ontdoener van het afval, de producent in het land van herkomst. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet de feitelijke opdrachtgever was, maar slechts als makelaar optrad. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving beoogt dat de producent verantwoordelijk blijft voor de afvalstoffen tot het moment van verwerking. Aangezien de verdachte niet verantwoordelijk was voor de documentatie, werd zij van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke verantwoordelijkheden in de afvalverwerkingsketen en bevestigt dat de ontdoener van afvalstoffen de verplichting heeft om de juiste documentatie te verzorgen. De rechtbank verklaarde het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
Parketnummer: 18/994870-08
Datum uitspraak: 9 december 2010
op tegenspraak
Raadsvrouw: mr. M.P. Waninge
Vonnis van de meervoudige economische strafkamer in de rechtbank te Groningen, in de zaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [adres}.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van de economische politierechter van 25 juni 2009, 22 oktober 2009 en 17 juni 2010 en van de meervoudige economische strafkamer van 25 november 2010.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
zij in de gemeente Vlagtwedde, althans in Nederland, in elk geval binnen het
grondgebied van de Europese Gemeenschap,
op of omstreeks 25 juli 2008, althans in juli 2008,
al dan niet opzettelijk
met betrekking tot het overbrengen van afvalstoffen,
zoals omschreven in artikel 1, lid 1 van Richtlijn 2006/12/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen,
bestemd voor nuttige toepassing/definitieve verwijdering,
van Duitsland naar Nederland,
namelijk producten die voor de houder niet of niet meer bruikbaar zijn,
genoemd in bijlage I van Richtlijn 2006/12 EG voornoemd onder Q14,
te weten papier en karton,
een of meer handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2 lid 35 onder
g) sub iii) van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement
en de Raad (van de Europese Unie) van 14 juni 2006, betreffende de
overbrenging van afvalstoffen,
namelijk een (illegale) overbrenging van afvalstoffen,
waarbij, ten aanzien van de overbrenging van die afvalstoffen als bedoeld in
artikel 3, lid 2, onder a) van Verordening (EG) nr. 1013/2006 voornoemd,
te weten afvalstoffen van bijlage III (lijst van afvalstoffen die vergezeld
moeten gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 18 (groene lijst
van afvalstoffen,
namelijk afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage IX van het Verdrag van
Bazel, welke bijlage IX in bovengenoemde verordening EG Nr. 1013/2006 als
bijlage V, deel 1, lijst B was opgenomen en waarop genoemde afvalstoffen
onder code B3020 (oud papier en karton) waren omschreven,
deze (overbrenging) geschiedde op een wijze die niet feitelijk was gespecifi-
ceerd in het in bijlage VII opgenomen document,
immers was bovengenoemd transport in het geheel niet voorzien van een formulier
Bijlage VII (Begeleidende informatie bij overbrenging van afvalstoffen als
bedoeld in artikel 3, leden 2 en 4);
art 10.60 lid 2 Wet milieubeheer
2.
zij in de gemeente Scheemda, althans in Nederland, in elk geval binnen het
grondgebied van de Europese Gemeenschap,
op of omstreeks 18 augustus 2008, althans in augustus 2008,
al dan niet opzettelijk
met betrekking tot het overbrengen van afvalstoffen,
zoals omschreven in artikel 1, lid 1 van Richtlijn 2006/12/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen,
bestemd voor nuttige toepassing/definitieve verwijdering,
van Duitsland naar Nederland,
namelijk producten die voor de houder niet of niet meer bruikbaar zijn,
genoemd in bijlage I van Richtlijn 2006/12 EG voornoemd onder Q14,
te weten papier en karton,
een of meer handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2 lid 35 onder
g) sub iii) van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement
en de Raad (van de Europese Unie) van 14 juni 2006, betreffende de
overbrenging van afvalstoffen,
namelijk een (illegale) overbrenging van afvalstoffen,
waarbij, ten aanzien van de overbrenging van die afvalstoffen als bedoeld in
artikel 3, lid 2, onder a) van Verordening (EG) nr. 1013/2006 voornoemd,
te weten afvalstoffen van bijlage III (lijst van afvalstoffen die vergezeld
moeten gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 18 (groene lijst
van afvalstoffen,
namelijk afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage IX van het Verdrag van
Bazel, welke bijlage IX in bovengenoemde verordening EG Nr. 1013/2006 als
bijlage V, deel 1, lijst B was opgenomen en waarop genoemde afvalstoffen
onder code B3020 (oud papier en karton) waren omschreven,
deze (overbrenging) geschiedde op een wijze die niet feitelijk was gespecifi-
ceerd in het in bijlage VII opgenomen document,
immers was bovengenoemd transport in het geheel niet voorzien van een formulier
Bijlage VII (Begeleidende informatie bij overbrenging van afvalstoffen als
bedoeld in artikel 3, leden 2 en 4);
art 10.60 lid 2 Wet milieubeheer
3.
zij in de gemeente Scheemda, althans in Nederland, in elk geval binnen het
grondgebied van de Europese Gemeenschap,
op of omstreeks 25 september 2008, althans in september 2008,
al dan niet opzettelijk
met betrekking tot het overbrengen van afvalstoffen,
zoals omschreven in artikel 1, lid 1 van Richtlijn 2006/12/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen,
bestemd voor nuttige toepassing/definitieve verwijdering,
van Duitsland naar Nederland,
namelijk producten die voor de houder niet of niet meer bruikbaar zijn,
genoemd in bijlage I van Richtlijn 2006/12 EG voornoemd onder Q14,
te weten papier en karton,
een of meer handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2 lid 35 onder
g) sub iii) van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement
en de Raad (van de Europese Unie) van 14 juni 2006, betreffende de
overbrenging van afvalstoffen,
namelijk een (illegale) overbrenging van afvalstoffen, (door Kazemier
Transport B.V.)
waarbij, ten aanzien van de overbrenging van die afvalstoffen als bedoeld in
artikel 3, lid 2, onder a) van Verordening (EG) nr. 1013/2006 voornoemd,
te weten afvalstoffen van bijlage III (lijst van afvalstoffen die vergezeld
moeten gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 18 (groene lijst
van afvalstoffen,
namelijk afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage IX van het Verdrag van
Bazel, welke bijlage IX in bovengenoemde verordening EG Nr. 1013/2006 als
bijlage V, deel 1, lijst B was opgenomen en waarop genoemde afvalstoffen
onder code B3020 (oud papier en karton) waren omschreven,
deze (overbrenging) geschiedde op een wijze die niet feitelijk was gespecifi-
ceerd in het in bijlage VII opgenomen document,
immers was het bij bovengenoemd transport aanwezige formulier Bijlage VII
(Begeleidende informatie bij overbrenging van afvalstoffen als bedoeld in
artikel 3, leden 2 en 4), niet volledig ingevuld, immers was de ontdoener van
bovengenoemde afvalstoffen niet op genoemd fomulier vermeld;
art 10.60 lid 1 Wet milieubeheer
4.
zij in de gemeente Scheemda, althans in Nederland, in elk geval binnen het
grondgebied van de Europese Gemeenschap,
op of omstreeks 25 september 2008, althans in september 2008,
al dan niet opzettelijk
met betrekking tot het overbrengen van afvalstoffen,
zoals omschreven in artikel 1, lid 1 van Richtlijn 2006/12/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen,
bestemd voor nuttige toepassing/definitieve verwijdering,
van Duitsland naar Nederland,
namelijk producten die voor de houder niet of niet meer bruikbaar zijn,
genoemd in bijlage I van Richtlijn 2006/12 EG voornoemd onder Q14,
te weten papier en karton,
een of meer handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2 lid 35 onder
g) sub iii) van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement
en de Raad (van de Europese Unie) van 14 juni 2006, betreffende de
overbrenging van afvalstoffen,
namelijk een (illegale) overbrenging van afvalstoffen, (door het bedrijf Roek)
waarbij, ten aanzien van de overbrenging van die afvalstoffen als bedoeld in
artikel 3, lid 2, onder a) van Verordening (EG) nr. 1013/2006 voornoemd,
te weten afvalstoffen van bijlage III (lijst van afvalstoffen die vergezeld
moeten gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 18 (groene lijst
van afvalstoffen,
namelijk afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage IX van het Verdrag van
Bazel, welke bijlage IX in bovengenoemde verordening EG Nr. 1013/2006 als
bijlage V, deel 1, lijst B was opgenomen en waarop genoemde afvalstoffen
onder code B3020 (oud papier en karton) waren omschreven,
deze (overbrenging) geschiedde op een wijze die niet feitelijk was gespecifi-
ceerd in het in bijlage VII opgenomen document,
immers was bovengenoemd transport in het geheel niet voorzien van een formulier
Bijlage VII (Begeleidende informatie bij overbrenging van afvalstoffen als
bedoeld in artikel 3, leden 2 en 4);
art 10.60 lid 2 Wet milieubeheer
Standpunten
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich vier maal schuldig heeft gemaakt aan het grensoverschrijdend overbrengen van afvalstoffen op een wijze die niet conform de regelgeving van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (van de Europese Unie) van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna te noemen: de EVOA) hadden plaatsgevonden.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het uitgangspunt van de EVOA de bescherming van het milieu is en in het kader daarvan het zorgvuldig overbrengen van afvalstoffen binnen en buiten de lidstaten. Onder verwijzing naar de overwegingen 2.4.3 en 2.4.4 en noot 3 van de annotatie van de uitspraak van de Raad van State van 7 maart 2007 (LJN: BA0080) komt de officier van justitie tot de stelling dat verdachte de opdrachtgever is van de onderhavige grensoverschrijdende afvaltransporten en het binnen de macht van deze opdrachtgever ligt om een einde te maken aan de illegale situatie dan wel deze te voorkomen. De officier van justitie heeft verder nog opgemerkt dat het niet van belang is of verdachte de overtreder is van de gestelde bepalingen in de artikelen 5 jo18 van de EVOA, maar dat normadressaat is artikel 10.60, lid 1 en 2, van de Wet milieubeheer jo artikel 2, lid onder 35, g, sub iii, van de EVOA.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde misdrijven wordt veroordeeld tot een geldboete van € 7.200,-.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte een tussenhandelaar is in afvalpapier. Verdachte koopt afvalpapier bij producenten om dit vervolgens rechtstreeks af te zetten bij verwerkers. Verdachte beschikt niet zelf over een vrachtwagenpark. Een klein gedeelte van het afvalpapier dat door verdachte wordt doorverkocht, wordt rechtstreeks door de producent naar de afnemer gebracht of door de afnemers bij de producent opgehaald. Voor de overige transporten schakelt verdachte derden in.
In artikel 2, onder 35, g, EVOA wordt (impliciet) verwezen naar artikel 18 van de EVOA. In dit artikel wordt omschreven hoe de procedure luidt met betrekking tot het Bijlage VII-formulier en wie waarvoor verantwoordelijk is. In artikel 18, lid 1, onder a, EVOA staat in dit verband "dat de onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende opdrachtgever voor de overbrenging er voor zorgt dat de afvalstoffen vergezeld gaan van in Bijlage VII bij de EVOA genoemde informatie". Op grond hiervan, en tevens onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 september 2009 (LJN: BJ6498), is de raadsvrouw van mening dat de plicht tot het zorgen van het Bijlage VII-formulier rust op de in Duitsland gevestigde producent van het afvalpapier en niet op verdachte, zijnde de tussenpersoon. Daartoe heeft de raadsvrouw ook nog verwezen naar de Kamerstukken II, 2007-2008, 22 343, nr. 180, p. 4. De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte geen opdrachtgever is in de zin van artikel 18 van de EVOA.
Beoordeling
Verdachte wordt verweten dat zij meermalen, als oud papier/kartonmakelaar, opdracht heeft gegeven afvalstoffen te laten overeenbrengen door andere transportbedrijven dan haarzelf van Duitsland naar Nederland terwijl de bij die overbrengingen verplichte Bijlage VII-formulieren in drie gevallen niet voldeden aan de vereisten van het gesteld in de EVOA en in één geval niet aanwezig was bij het afvaltransport.
Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een overtreding van artikel 10.60, lid 2, van de Wet milieubeheer, zoals in de tenlastelegging is gesteld, is van belang naar welke onderliggende bepalingen wordt verwezen in dit artikel. Aangezien in de tenlastelegging ook telkens wordt verwezen naar het gestelde in artikel 18 van de EVOA dient dit artikel door de rechtbank ook in de beoordeling meegewogen te worden.
Op grond van de tenlastelegging dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte aangemerkt kan worden als "opdrachtgever" in de zin van de EVOA en, zo ja, of zij verantwoordelijk is voor het invullen en aanwezig zijn van het Bijlage VII-formulier bij elk grensoverschrijdend afvaltransport.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een juiste beantwoording van deze vragen zal allereerst de relevante wetgeving worden geschetst. De wettelijke regeling (voor zover relevant) luidt als volgt:
Artikel 10.60 van de Wet milieubeheer:
[...]
2. Het is verboden handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2, onder 35, van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.
[...]
Artikel 2, onder 35, van de EVOA:
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
35. "illegale overbrenging": een overbrenging van afvalstoffen:
[...]
g) waarbij, ten aanzien van overbrengingen van afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 4,
[...]
iii) de overbrenging geschiedt op een wijze die niet feitelijk is gespecificeerd in het in bijlage VII opgenomen document.
Artikel 3 van de EVOA:
[...]
2. Overbrengingen van de volgende voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen vallen onder de algemene informatieverplichtingen als vastgesteld in artikel 18, wanneer het om meer dan 20 kg gaat:
a) afvalstoffen van bijlage III of III B;
b) mengsels die niet onder één code van bijlage III vallen, van twee of meer soorten afvalstoffen van bijlage III, mits de samenstelling van deze mengsels geen gevaar vormt voor de milieuhygiënisch verantwoorde nuttige toepassing ervanen mits deze mengsels overeenkomstig artikel 58 vermeld zijn in bijlage III A.
Artikel 18 van de EVOA:
1. Voor afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 4, die bestemd zijn voor transport gelden de volgende procedures:
a) teneinde ertoe bij te dragen dat transporten van dergelijke afvalstoffen beter kunnen worden gevolgd, zorgt de onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende opdrachtgever voor de overbrenging ervoor dat de afvalstoffen vergezeld gaan van de in bijlage VII genoemde informatie;
b) bijlage VII wordt door de opdrachtgever van de overbrenging ondertekend voordat de overbrenging plaatsvindt en wordt door de inrichting van nuttige toepassing [...]
2. Het in bijlage VII bedoelde contract tussen de opdrachtgever van de overbrenging en de ontvanger voor de nuttige toepassing van de afvalstoffen dient bij de aanvang van de overbrenging juridisch bindend te zijn en dient een verplichting te bevatten voor de opdrachtgever van de overbrenging, of, wanneer deze de overbrenging of de nuttige toepassing niet kan voltooien (bv. insolventie), voor de ontvanger, om, indien de overbrenging of de nuttige toepassing niet op de geplande wijze kunnen worden voltooid of indien een illegale overbrenging heeft plaatsgevonden:
a) de afvalstoffen terug te nemen of ervoor te zorgen dat ze op een andere wijze nuttig worden toegepast en
b) indien nodig te zorgen voor de tussentijdse opslag ervan.
Op verzoek van de betrokken bevoegde autoriteit verstrekt de opdrachtgever of de ontvanger van de overbrenging een afschrift van het contract.
[...]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt - voor zover van belang - dat verdachte vanuit Nederland door het inschakelen van transportbedrijven ervoor zorgde dat Duitse bedrijven zich van oud papier en karton konden ontdoen. Verdachte is daarbij uitsluitend makelaar geweest. Verdachte was producent noch ontdoener van de afvalstoffen, heeft deze afvalstoffen nooit opgeslagen en was ook nooit de ontvanger van de afvaltransporten.
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de vaste Kamercommissie voor VROM over de EVOA, Kamerstukken 22 343, nr. 180, vastgesteld op 16 oktober 2007, vragen heeft gesteld aan de minister van VROM. Uit de beantwoording blijkt dat het uitgangspunt van de Commissie en de lidstaten was dat iedere producent verantwoordelijk is voor de afvalstoffen die hij voortbrengt en verantwoordelijk blijft tot het moment dat de afvalstoffen zijn verwerkt, ook in die gevallen waarbij het afval overgaat in handen van makelaars of anderen. Op het moment dat er iets misgaat met de overbrenging van het afval zal te allen tijde de producent kunnen worden aangesproken het afval terug te nemen. Duidelijkheid over de oorspronkelijke producent is hierbij van belang. (...) Voor een overbrenging van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing, waarvoor geen kennisgeving vooraf hoeft plaats te vinden, geldt dat indien een dergelijk afvaltransport wordt aangehouden zonder of met een onvolledig ingevuld begeleidingsdocument uit bijlage VII bij de EVOA, er sprake is van overtreding van de EVOA. (...) De EVOA vraagt derhalve expliciet naar de fysieke aanwezigheid van gegevens. Dit is mede ingegeven door de wens transporten beter volgbaar te maken, alsmede uit het oogpunt van toezicht.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat artikel 18 van de EVOA in de onderhavige procedure niet van belang is. De rechtbank is evenwel van oordeel dat het allereerst van belang is om te bepalen tot wie de verplichting inzake de Bijlage VII-formulieren zich richt. Zoals hiervoor is aangehaald is gebleken dat artikel 2, onder 35, g, van de EVOA via artikel 3, leden 2 en 4, van de EVOA verwijst naar artikel 18 van de EVOA. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het gestelde in artikel 18 van de EVOA wel degelijk dient te worden meegewogen in de beoordeling van de bepaling tot wie de norm van het invullen en de aanwezigheid van het Bijlage VII-formulier zich richt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte mogelijk in civielrechtelijk zin als opdrachtgever kan worden aangemerkt. Daartoe heeft zij ook contracten opgesteld met de producent van het afval en de vervoerders. Echter op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de EVOA geldt dat de onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende opdrachtgever voor de overbrenging zorg draagt voor het feit dat de afvalstoffen vergezeld gaan van een op de juiste wijze ingevulde Bijlage VII-formulier. Uit artikel 18 van de EVOA volgt dat niet de opdrachtgever in civielrechtelijke zin, maar de feitelijke opdrachtgever, gevestigd in het land van verzending verantwoordelijk is voor een juiste invulling en de aanwezigheid van het Bijlage VII-formulier. Deze opdrachtgever, de feitelijke ontdoener van het afval, is dan ook normadressaat van de betreffende verplichtingen.
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte niet de opdrachtgever in de zin van de EVOA. Indien verdachte als opdrachtgever zou moeten worden aangemerkt zou de ontdoener van het afval niet te traceren zijn en dat is juist niet het doel van de milieuwetgeving omtrent afvalstromen. Verdachte is niet gehouden om de Bijlage VII-formulier in te vullen en ervoor te zorgen dat deze bij de afvaltransporten aanwezig zijn. Deze verplichting rust op de ontdoener van het afval, de producent in het land van herkomst. Het ligt ook in de macht van die ontdoener om ervoor te zorgen dat de Bijlage VII-formulieren bij het transport aanwezig zijn en correct en volledig zijn ingevuld.
Op grond van het vorenstaande dient verdachte van alle vier ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Eelsing, voorzitter, L.W. Janssen en H.J. Bastin, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2010.