ECLI:NL:RBGRO:2010:BO6736

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670368-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op drukke parkeerplaats met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van onvoorzichtig handelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 juli 2010 in de gemeente Groningen, als bestuurder van een personenauto, een voetganger heeft aangereden op een drukke parkeerplaats bij het winkelcentrum Vinkhuizen. De verdachte reed achteruit zonder voldoende oplettendheid, waardoor hij de voetganger, genaamd [slachtoffer], niet opmerkte. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de voetganger zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup, opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De officier van justitie had een werkstraf van 60 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 maanden geëist. De verdachte heeft de tenlastelegging erkend, maar de rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld en dat hij na het ongeval contact met het slachtoffer had opgenomen. De rechtbank besloot daarom tot een lagere werkstraf van 40 uren, met een vervangende hechtenis van 20 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werd de ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 maanden opgelegd, maar deze straf werd voorwaardelijk gemaakt met een proeftijd van 2 jaren.

De rechtbank benadrukte dat het achteruitrijden op een drukke parkeerplaats een bijzondere verrichting is die een hoge mate van voorzichtigheid vereist. De verdachte had onvoldoende verantwoordelijkheid getoond ten opzichte van andere weggebruikers, wat leidde tot de aanrijding en het letsel van de voetganger. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de opgelegde straffen op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670368-10
datum uitspraak: 6 december 2010
op tegenspraak
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [woonplaats] [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 november 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2010, in de gemeente Groningen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende op de parkeerplaats bij het winkelcentrum
Vinkhuizen aan/nabij de Diamantlaan, terwijl een voetganger, genaamd [slachtoffer], zich (dicht) achter, althans nabij, dat door verdachte bestuurde
motorrijtuig bevond, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat door hem
bestuurde motorrijtuig achteruit te rijden en/of daarbij en/of alvorens niet
of in onvoldoende mate naar achteren te kijken en/of niet of in onvoldoende
mate in zijn, verdachtes, spiegels te kijken en/of blijven kijken,
en/of (vervolgens) met de achterzijde van dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig tegen die [slachtoffer], is aangereden,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken
heup (links), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 juli 2010, in de gemeente Groningen,
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Diamantlaan, althans een weg, terwijl een voetganger, genaamd [slachtoffer],
zich (dicht) achter, althans nabij, dat door verdachte bestuurde
motorrijtuig bevond,
met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig achteruit is gereden en/of
daarbij en/of alvorens niet of in onvoldoende mate naar achteren heeft gekeken
en/of niet of in onvoldoende mate in zijn, verdachtes, spiegels heeft gekeken
en/of is blijven kijken,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde (waarbij - kort gezegd - sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen) wordt veroordeeld tot:
- een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 maanden.
Bewezenverklaring
Verdachte heeft de in de tenlastelegging omschreven feitelijke gedragingen bekend.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft zijn voertuig stil gezet op een niet daarvoor bestemde plaats, te weten buiten een parkeervak op een volle parkeerplaats nabij de inrit tot deze parkeerplaats. Toen verdachte ruimte wilde maken om een andere automobilist die de parkeerplaats op wilde rijden doorgang te verlenen, heeft hij zijn auto in achterwaartse richting verplaatst. Het achterwaarts rijden betreft een bijzondere verrichting, die een grote mate van voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder eist. Dit geldt in het bijzonder in een geval als dit, waarin de bijzondere verrichting moest worden uitgevoerd op een drukke parkeerplaats bij een winkelcentrum, waar zich zowel voetgangers als automobilisten bevinden en verplaatsen en die daarbij enigszins van het verkeer kunnen zijn afgeleid in hun zoektocht naar hun auto dan wel een vrij parkeervak.
Verdachte is in dit geval tekortgeschoten in de van hem te verlangen oplettendheid en voorzichtigheid. Hij is, zonder zich ervan te vergewissen dat de ruimte achter zijn auto vrij was, achteruit gaan rijden. Dat hij de voetganger die zich op dat moment achter zijn auto bevond niet heeft gezien is een omstandigheid die hem aangerekend dient te worden. De rechtbank beschouwt het handelen van verdachte in de gegeven omstandigheden als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Ten gevolge van dit handelen is een aanrijding ontstaan, waardoor de voetganger die zich achter zijn auto bevond, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 juli 2010, in de gemeente Groningen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende op de parkeerplaats bij het winkelcentrum Vinkhuizen aan/nabij de Diamantlaan, terwijl een voetganger, genaamd [slachtoffer], zich (dicht) achter dat door verdachte bestuurde motorrijtuig bevond, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend met dat door hem bestuurde motorrijtuig achteruit te rijden en daarbij en alvorens niet naar achteren te kijken en niet in zijn, verdachtes, spiegels te kijken en blijven kijken en vervolgens met de achterzijde van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tegen die [slachtoffer] is aangereden, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup (links), werd toegebracht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft door de wijze waarop hij op de parkeerplaats aan het verkeer heeft deelgenomen onvoldoende verantwoordelijkheid getoond ten opzichte van andere zich daar bevindende weggebruikers. Door het handelen van verdachte heeft het zesenzeventig jarige slachtoffer onder meer een gebroken linker heup opgelopen die operatief ingrijpen vereiste, waardoor zij veel pijn heeft ondervonden en waarvan de geschatte duur van genezing meerdere maanden bedraagt.
De rechtbank rekent verdachte het feit dan ook aan.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de oplegging van een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden.
Gelet echter op de oriëntatiepunten die de rechterlijke macht hanteert bij de bestraffing van feiten als deze zal de rechtbank een lagere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 24 september 2010 niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld en dat hij na het ongeval contact met het slachtoffer heeft opgenomen en haar diverse malen heeft bezocht.
De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk opleggen en zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 40 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en
A. Fokkema, in tegenwoordigheid van W. Brandsma als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2010.