ECLI:NL:RBGRO:2010:BO6476

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670525-09 en 18/670432-07 (tul)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof met bijzondere motivering tbs-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 november 2009 in Groningen twee straatroven heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1981 in de Dominicaanse Republiek, was op dat moment preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met geweld en bedreiging met een scherp voorwerp, een afgebroken flessenhals, een geldbedrag en een mobiele telefoon heeft afgenomen van het eerste slachtoffer, [slachtoffer 1]. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen tot afgifte door te dreigen met het glas en heeft haar ook gevraagd om mee te gaan naar een bank om geld te pinnen. Het tweede slachtoffer, [slachtoffer 2], werd eveneens bedreigd, maar de diefstal is niet voltooid. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen, evenals de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische toestand, waaronder schizofrenie en problematisch cocaïnegebruik. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, alsook de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De rechtbank heeft deze maatregel opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die kort na een eerdere veroordeling opnieuw geweldsdelicten heeft gepleegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 500,- toegewezen aan het eerste slachtoffer en de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 15,- gelast. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en de maatregel van tbs opgelegd, waarbij de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670525-09 en 18/670432-07 (tul) (promis)
datum uitspraak: 6 december 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. H.P. Eckert
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) in 1981,
thans preventief gedetineerd in P.I. Overijssel, locatie Zwolle (PPC).
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 maart 2010, 27 mei 2010, 1 juli 2010, 16 augustus 2010 en 23 november 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij, op of omstreeks 18 november 2009, te Groningen,
op of aan de openbare weg (Grote Markt/Kreupelstraat)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte
van een geldbedrag en/of een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- op die [slachtoffer 1] is af/toe-gelopen en/of (vervolgens) voor haar is gaan
staan (terwijl zij met haar rug tegen/voor een pilaar stond), en/of
- (daarna) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik heb iets scherps in mijn hand,
een stuk glas" en/of "Ik snij hiermee in je gezicht als je mij niet alles
geeft wat je hebt", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 1] een hals van een afgebroken fles, althans een stuk
glas, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond, en/of
- (vervolgens) aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of zij een telefoon had en/of
tegen haar gezegd dat zij die telefoon ook moest geven, en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "kun je pinnen en pas op, ik
snij je in je mooie gezicht" en/of "Er zit een Rabobank hier om de hoek, dan
gaan we daar samen nu heen", althans woorden van gelijke aard of strekking,
en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer 1] bedreigende situatie heeft geschapen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 november 2009 te Groningen
op of aan de openbare weg (Grote Markt/Kreupelstraat)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- op die [slachtoffer 1] is af/toe-gelopen en/of (vervolgens) voor haar is gaan
staan (terwijl zij met haar rug tegen/voor een pilaar stond), en/of
- (daarna) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik heb iets scherps in mijn hand,
een stuk glas" en/of "Ik snij hiermee in je gezicht als je mij niet alles
geeft wat je hebt", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 1] een hals van een afgebroken fles, althans een stuk
glas, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond, en/of
- (vervolgens) aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of zij een telefoon had en/of
gezegd dat zij die telefoon ook moest geven, en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "kun je pinnen en pas op, ik
snij je in je mooie gezicht" en/of "Er zit een Rabobank hier om de hoek, dan
gaan we daar samen nu heen", althans woorden van gelijke aard of strekking,
en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer 1] bedreigende situatie heeft geschapen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 november 2009 te Groningen
op/aan de openbare weg (kleine Peperstraat en/of Oosterstraat),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een mobiele
telefoon en/of geld, in elk geval van enig goed van zijn gading, geheel of ten
dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
met voormeld oogmerk
- (de hand van) die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 2] heeft geduwd
en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "kijk hier, kijk hier", althans
woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- (daarbij) een stuk glas/metaal, in elk geval een scherp en puntig voorwerp,
aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en/of
- (daarbij) dreigend/dwingend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "laat me nu je
telefoon zien", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer 2] bedreigende situatie heeft geschapen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 november 2009 te Groningen
op/aan de openbare weg (kleine Peperstraat en/of Oosterstraat),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of enig goed van zijn
gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
met voormeld oogmerk
- (de hand van) die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 2] heeft geduwd
en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "kijk hier, kijk hier", althans
woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- (daarbij) een stuk glas/metaal, in elk geval een scherp en puntig voorwerp,
aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en/of
- (daarbij) dreigend/dwingend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "laat me nu je
telefoon zien", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer 2] bedreigende situatie heeft geschapen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 november 2009 te Groningen
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- (de hand van) die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of die [slachtoffer 2] geduwd, en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] gezegd "kijk hier, kijk hier", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- (daarbij) een stuk glas/metaal, in elk geval een scherp en puntig voorwerp,
aan die [slachtoffer 2] getoond, en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "laat me nu je telefoon zien",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich ten aanzien van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt aan afpersing en een poging tot afpersing. Zij baseert zich hierbij op de verklaringen van aangevers, de bij verdachte aangetroffen goederen afkomstig van één van de aangevers en de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van het dreigen met een stuk glas, zoals onder 2 is ten laste gelegd.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Feit 1
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2010:
Het verhaal van dat meisje klopt wel, die heb ik een stukje glas laten zien.
Ik zag een vrouw staan en heb haar om geld gevraagd. Ik kreeg 15 euro. Na die 15 euro herinnerde ik mij die cabines waar je telefoons kunt verkopen. Ik heb toen gezegd: “heb je een telefoon”. Ik heb wel een stukje glas laten zien. Misschien was zij bang voor het gebroken glas. Ik heb wel dreigende woorden gebruikt. Het was een manier om aan geld te komen. Ik heb haar gevraagd om mee te gaan om geld te pinnen.
- een proces-verbaal d.d. 18 november 2009, opgenomen als blz. 8 e.v. in het dossier met nummer 2009224362 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]:
Op 18 november 2009 bevond ik mij aan de Grote Markt te Groningen. Er kwam een donkere man naar mij toe en hij ging voor mij staan. Ik stond met de rug naar een pilaar waardoor het moeilijk was om weg te komen. De man zei: “Ik heb iets scherps in mijn hand, een stuk glas.”
Ik zag dat de man in zijn rechterhand de hals van een afgebroken glazen fles vasthield. Ik hoorde de man zegen: “ik snij hiermee in je gezicht als je mij niet alles geeft wat je hebt.”
Ik voelde mij direct erg bedreigd door de man. Ik was doodsbang.
Ik heb de man toen een briefje van € 10,- en een briefje van € 5,- en nog wat muntgeld gegeven. De man vroeg vervolgens of ik een telefoon had. Toen ik bevestigend antwoordde hoorde ik de man zegen: “Nou geef maar dan.” Ik heb toen mijn telefoon, een grijze Samsung, aan de man gegeven.
Daarna zei de man: “Kun je pinnen en pas op, ik snij je in je mooie gezicht. Er zit een Rabobank hier om de hoek. Dan gaan we daar samen nu heen.”
Ik zag dat de man op dat moment zijn hand met het glas ophief en deze op een dreigende manier aan mij toonde.
Ik riep naar twee mannen (werklui) “Help, help, help, ik word beroofd.” Ik zag dat de mannen in de richting van de man die mij had beroofd begonnen te rennen. De man die mij had beroofd begon weg te rennen in de richting van de Oude Ebbingestraat. Ik zag dat de twee mannen de man hadden aangehouden. Ik liep er heen en hoorde de man zeggen: “Ik heb haar telefoon.” Ik heb de telefoon teruggekregen. Ook hoorde ik de man zeggen: “Ja ik heb nog glas.” Ik zag dat iemand toen de flessenhals uit de jaszak van de man haalde.
- een proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 november 2009, opgenomen als blz. 14 e.v. in het politiedossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op 18 november 2009 reed ik in burgerkleding door de Oude Ebbingestraat. Ik zag daar een negroïde man rennen. Ik zag dat er twee andere mannen achter deze man aanrenden, gekleed in “werkkleding”. Ik reed de negroïde man recht tegemoet en riep “Politie, politie.” De man ging liggen, ik greep beide handen van de man vast en deelde hem mede dat ik van de politie was. Een van de werkmannen deelde mij mede dat de man zojuist een mobiele telefoon had gestolen. Hierop heb ik verdachte aangehouden. Kort daarna verscheen een vrouw die later bleek te zijn aangeefster [slachtoffer 1].
Ik hoorde dat verdachte aan mij vroeg of hij de telefoon ook terug mocht geven. Bij fouillering van de verdachte zag ik dat er een deel van een fles op het dak van het politievoertuig werd gelegd. Ik hoorde aangeefster zeggen: “Dat is het stuk glas waarmee hij mij bedreigde.”
een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2009, opgenomen als blz. 23 e.v. in het politiedossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Verbalisanten horen de man zeggen dat hij een stuk glas in zijn jaszak heeft en treffen dit stuk glas aan evenals een mobiele telefoon. Op het politiebureau is verdachte gefouilleerd. Daarbij is o.a. € 15,- aangetroffen, een biljet van € 10,- en een biljet van € 5,-.
- een proces-verbaal d.d. 19 november 2009, opgenomen als blz. 27 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van getuige [getuige 1]:
Ik hoorde de man zeggen: “Ik heb alleen de telefoon. Mag ik de telefoon teruggeven?” Ik zag dat de politie bij verdachte een afgebroken flessenhals en een mobiele telefoon aantrof.
- een proces-verbaal d.d. 19 november 2009, opgenomen als blz. 29 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van getuige [getuige 2]:
Bij de ABN-AMRO bank op de Grote Markt in Groningen werd ik aangesproken door een vrouw die zei: Hij heeft mijn portefeuille, hij heeft mijn geld.” Ik zag op ongeveer 10 meter afstand een man staan, negroïde, 1.65 à 1.70 meter. Ik zag dat de man wegrende. Ik rende achter hem aan. De man werd even later omgeduwd en vastgehouden door een man die aangaf dat hij van de politie was.
- een proces-verbaal d.d. 26 november 2009, opgenomen als blz. 53 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van verdachte:
Ik heb wel tegen die vrouw gezegd dat ik een scherp ding bij mij had.
Feit 2
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2010:
Ik herinner me dat ik iemand heb gesproken, een aantal uren eerder voor het incident met het meisje. Het was in een druk gedeelte van Groningen met veel cafés. Ik heb hem wel om een beetje geld gevraagd. Ik ben dichter bij hem gaan staan. Wij hebben geduwd. Ik zei: “geef me je telefoon.” Ik wilde de telefoon verkopen, ik had geld nodig.
- een proces-verbaal d.d. 19 november 2009, opgenomen als blz. 47 e.v. in het dossier met nummer 2009224362 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van aangever [slachtoffer 2]:
Op 18 november 2009 werd ik in de Peperstraat te Groningen aangesproken door een negroïde man. De man liep achter mij aan. Toen ik in de richting van de Oosterstraat liep werd ik gebeld. Nadat ik gebeld had pakte de man mijn hand en zei dat ik van hem af moest blijven. Hij duwde mij daarop. Hij ging tegen mij aan staan en zei: “Kijk hier, kijk hier.” Ik zag dat de man een scherp voorwerp in zijn hand vast hield. Ik zag dat het glinsterde. Ik hoorde de man op dwingende toon zeggen: “Laat me nu je telefoon zien.”
Ik voelde mij op dat moment bedreigd door de man.
- een rapport van een fotoconfrontatie ter opsporing, met de getuige [slachtoffer 2], opgenomen als blz. 51 e.v. in het politiedossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
De getuige herkende uit 13 foto’s de foto van de verdachte als nummer 6 in de serie. De getoonde foto betrof de foto van [verdachte], geboren in 1981 te [geboorteplaats].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de verklaring van aangever [slachtoffer 2] en het later, na zijn aanhouding, naar aanleiding van de beroving van aangeefster [slachtoffer 1], bij verdachte aangetroffen stuk glas is de rechtbank van oordeel dat verdachte aan aangever [slachtoffer 2] dreigend een stuk glas heeft getoond en daarbij heeft gezegd: “Kijk hier, kijk hier.”
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, op 18 november 2009, te Groningen, op de openbare weg (Grote Markt/Kreupelstraat) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en een mobiele telefoon, toebehorende aan die [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- op die [slachtoffer 1] is afgelopen en vervolgens voor haar is gaan staan terwijl zij met haar rug tegen/voor een pilaar stond, en
- daarna tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik heb iets scherps in mijn hand, een stuk glas" en "Ik snij hiermee in je gezicht als je mij niet alles geeft wat je hebt", en
- daarbij die [slachtoffer 1] een hals van een afgebroken fles, heeft getoond, en
- vervolgens aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of zij een telefoon had en tegen haar heeft gezegd dat zij die telefoon ook moest geven, en
- aldus een voor die [slachtoffer 1] bedreigende situatie heeft geschapen;
2.
hij op 18 november 2009 te Groningen op de openbare weg, de kleine Peperstraat en/of de Oosterstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een mobiele telefoon en geld, toebehorende aan die [slachtoffer 2], met voormeld oogmerk
- de hand van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en die [slachtoffer 2] heeft geduwd en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "kijk hier, kijk hier", en
- daarbij een stuk glas aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en
- daarbij dreigend/dwingend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "laat me nu je telefoon zien", en
- aldus een voor die [slachtoffer 2] bedreigende situatie heeft geschapen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht hetgeen onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert de volgende strafbare feiten op:
1. Afpersing.
2. Poging tot afpersing.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de onderzoeksrapportage d.d. 9 juli 2010, opgemaakt door S. Went, psychiater en J.B. Seinen, psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht.
Uit het rapport blijkt onder meer, zakelijk weergegeven:
Betrokkene is een 28-jarige man die is geboren en getogen in Santo Domingo. Hij is op zijn 16e jaar naar Nederland gekomen en is slecht geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Er is bij betrokkene sprake van schizofrenie. Hij functioneert op een benedengemiddeld intelligentieniveau. Daarnaast is sprake van misbruik dan wel afhankelijkheid van cocaïne, momenteel in remissie. Voorts is er sprake van een antisociaal gedragsrepertoire.
Gezien de aard, ernst en duur van de klachten voldoet betrokkene aan de criteria voor schizofrenie, vermoedelijk van het paranoïde type.
Zelf schrijft hij zijn afglijden aan zijn verslaving toe. Het is onduidelijk of dit klopt, daar zijn afglijden ook veroorzaakt kan zijn door de schizofrenie of door een combinatie van bovenomschreven stoornissen.
Uit de uitgebreide medische informatie is duidelijk geworden dat betrokkene in ieder geval vanaf 2007 psychotische verschijnselen heeft gehad. Er wordt sindsdien onder andere melding gemaakt van een beïnvloedingswaan, akoestische hallucinaties, onsamenhangende spraak, gedesorganiseerd gedrag, achterdocht, agitatie en agressie.
Hoewel er vanuit de getuigenverklaringen in het proces-verbaal geen aanwijzingen zijn dat betrokkene floride psychotisch was ten tijde van de ten laste gelegde feiten kunnen hem deze feiten onzes inziens niet volledig worden toegerekend. Zo dient een geheel aan factoren in ogenschouw te worden genomen, zoals de omvang van de pathologie, het feit dat betrokkene geen medicatie meer gebruikte, dat hij zonder structuur op straat leefde en zucht had om cocaïne te gebruiken.
De conclusie van het rapport luidt dat betrokkene (tenminste) enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen, gelet op de onderbouwing daarvan, en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte derhalve in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Anders dan de raadsman leest de rechtbank in de rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC) wel degelijk een aanname van causaal verband tussen de bij verdachte bestaande stoornis en de daarmee samenhangende antisociale problematiek en het plegen van (de voorliggende) (gewelds)delicten.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten en de ad informandum gevoegde feiten te veroordelen tot 12 maanden gevangenisstraf. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd
Daarbij heeft zij met name aangevoerd dat verdachte door het plegen van een beroving en een poging daartoe maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt en zich tegenover aangevers zeer bedreigend heeft opgesteld, hetgeen onder meer blijkt uit de slachtofferverklaring, alsmede de bagatelliserende houding van verdachte ter zitting. Voorts was verdachte net 2 maanden vrij uit een lange detentie. Een gevangenisstraf is derhalve op zijn plaats.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is betoogd dat de gevorderde gevangenisstraf voor de twee ten laste gelegde feiten en twee ad informandum gevoegde feiten te hoog is, met name nu gebleken is dat er na de detentie van verdachte geen hulpverlening is gestart, doordat de reclassering hierin tekort is geschoten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en een poging tot afpersing, alsmede aan diefstal van een fiets en winkeldiefstal, die als ad informandum gevoegde feiten op de tenlastelegging zijn vermeld.
Verdachte heeft op 18 november 2009 twee personen op agressieve wijze benaderd en daarbij één van hen onder dreiging met een stuk glas (afgebroken flessenhals) geld en een mobiele telefoon afhandig gemaakt. Het andere slachtoffer is weliswaar niet beroofd, maar verdachte heeft hem wel bedreigd, eveneens met iets scherps. Hieruit blijkt dat verdachte nauwelijks twee maanden na zijn vrijlating uit detentie wegens een veroordeling voor soortgelijke feiten opnieuw willekeurige personen heeft beroofd of geprobeerd te beroven om te kunnen voorzien in zijn levensbehoeftes.
De rechtbank rekent verdachte deze recidive, zo kort na een eerdere veroordeling, zwaar aan.
In beginsel is een vrijheidsstraf van aanmerkelijk duur op zijn plaats omdat verdachte door het plegen van deze feiten een ernstige inbreuk heeft gemaakt op integriteit van de slachtoffers. De gevolgen daarvan voor de slachtoffers, althans voor één van hen, blijken uit de door deze aangeefster overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring.
Verder houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die naar voren komen uit de over hem opgemaakte rapportages van Reclassering Nederland, het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en het PBC en uit de opstelling van verdachte ter terechtzitting.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de vrijheidsstraf in aanmerking dat het bewezen verklaarde aan verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van hierna te melden duur moet worden opgelegd.
Motivering maatregel van terbeschikkingstelling
Vordering van de officier van justitie
Volgens het rapport van het PBC is er sprake van schizofrenie en problematisch cocaïnegebruik. Andere omstandigheden zijn het niet tot zich nemen van medicatie, op straat zwerven en een zucht naar cocaïne. Derhalve is de kans op recidive hoog. De algemene veiligheid van goederen en personen vereist de oplegging van de maatregel.
Met betrekking tot het gevaar heeft de officier van justitie verwezen naar de documentatie van verdachte waar onder meer sprake is van gewelds- en zedenfeiten. De reclassering is niet positief over de begeleidbaarheid van verdachte en verdachte kampt met een gebrekkig zelfinzicht. Een dwingend justitieel kader is daarom gewenst. Onderzoek door de reclassering heeft uitgewezen dat hier ambulant en buiten een tbs-kliniek geen mogelijkheden voor zijn zodat verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging moet worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat uit het rapport van het PBC niet blijkt dat er sprake is van causaliteit tussen de stoornis en het plegen van de feiten. Derhalve kan de maatregel van tbs niet worden opgelegd. Subsidiair betoogt de raadsman dat het opleggen van de maatregel van tbs met dwangverpleging een ultimum remedium is en daarom in dit geval niet aan de orde. Een eerder door de rechtbank opgedragen klinische behandeling is nog niet geprobeerd. Uit de PBC-rapportage blijkt dat betrokkenes IQ nooit correct is vastgesteld. Op basis daarvan zijn er wellicht andere behandelperspectieven dan Hoeve Boschoord. De raadsman verzoekt daarom de behandeling van de zaak aan te houden voor een nieuw intelligentieonderzoek zodat naar aanleiding daarvan aan het NIFP verzocht kan worden een klinische opname te bepalen buiten het kader van tbs met dwangverpleging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage van het PBC bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en is verdachte op basis daarvan verminderd toerekeningsvatbaar voor het plegen van de bewezen verklaarde delicten. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op de rapportage van de voornoemde gedragsdeskundigen S. Went en J.B. Seinen.
Deze deskundigen hebben geen advies aan de rechtbank voorgelegd omtrent het al dan niet opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling vanwege de onmogelijkheid zich daarover uit te laten vanuit de niet meewerkende en probleem ontkennende houding van verdachte.
De raadsman heeft er voor gepleit geen maatregel op te leggen.
De rechtbank overweegt naar aanleiding hiervan het volgende.
Uit het rapport van het PBC en het onderzoek ter terechtzitting, waarbij twee deskundigen zijn gehoord, komt naar voren dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten deels handelde onder invloed van schizofrenie en daarmee samenhangend problematisch cocaïnegebruik.
Ter terechtzitting heeft de deskundige J. Smith aangegeven dat behandeling noodzakelijk is en dat daarbij in elk geval antipsychotische medicatie aangewezen is, omdat verdachte dan geacht wordt minder verward te zijn. Zowel het PBC als de FPA in Zuidlaren gaan uit van de noodzaak van (aanvankelijk) klinische behandeling. De deskundige J. Smith heeft betoogd dat een FPA niet is ingericht voor de behandeling van betrokkene die een hoog veiligheidsniveau vereist om te voorkomen dat betrokkene zich aan behandeling onttrekt. Ook niet voor een (lange) overbruggingsperiode, die nodig is voordat verdachte in Hoeve Boschoord zou kunnen worden opgenomen, de enig mogelijke opnameplaats voor betrokkene. Van een nieuwe IQ-bepaling verwacht de deskundige J. Smith ten aanzien hiervan geen wezenlijk andere conclusie. De deskundigen hebben verklaard dat ambulante behandeling op dit moment een te vrijblijvende optie is.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte klinisch behandeld moet worden en constateert dat er voor de enige in aanmerking komende kliniek een lange wachtlijst bestaat..
Derhalve dient de maatregel van terbeschikkingstelling te worden opgelegd, waarbij verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak voor het onder meer opnieuw bepalen van het IQ van verdachte, afwijzen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een stuk glas, moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken, dat de feiten met behulp van dit voorwerp zijn begaan.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een geldbedrag van € 15,00, moet worden teruggegeven aan [slachtoffer 1].
Vordering van de benadeelde partij
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 1], wonende te Nieuw Vennep.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van € 15,- omdat dit bedrag inbeslaggenomen is en aan de benadeelde partij moet worden teruggegeven.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 500,-.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het bedrag van € 15,- zal de rechtbank afwijzen nu zij dit aan de benadeelde partij zal doen teruggeven.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/670432-07
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 14 februari 2008 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot 48 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/670525-09 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan afpersing en een poging tot afpersing, waarvoor nu een veroordeling volgt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman pleit voor een verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling met een nieuwe opdracht aan de reclassering om hulp en steun te bieden, op de wijze zoals in het vorig vonnis is aangegeven, een en ander te combineren met de door de raadsman in de voorliggende strafzaak bepleite afdoening.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf.
De rechtbank overweegt daarbij nog dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan net twee maanden nadat hij de vorige straf wegens soortgelijke feiten had uitgezeten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
een stuk glas.
Gelast de teruggave van:
een geldbedrag van € 15,- aan [slachtoffer 1].
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Nieuw Vennep, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 500,- (zegge vijfhonderd euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijs de vordering voor het overige af.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 500,- (zegge vijfhonderd euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Nieuw Vennep, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 14 februari 2008 onder parketnummer 18/670432-07, voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde twaalf maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Eelsing, voorzitter, F. Sijens en M.J.B. Holsink, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2010.