ECLI:NL:RBGRO:2010:BO4449

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
29 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
446598 CV EXPL 10-4198
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en bemiddelingskosten in het huurrecht

In deze zaak hebben eisers Q. en R. een vordering ingesteld tegen gedaagde S., een makelaar, met betrekking tot de door S. in rekening gebrachte bemiddelingskosten voor een huurovereenkomst. Q. en R. hebben zich in april 2009 bij S. ingeschreven om in aanmerking te komen voor een huurwoning. Op 1 augustus 2009 is er een huurovereenkomst tot stand gekomen voor een woning in Groningen, waarbij een maandhuur van € 700,00 is afgesproken. S. heeft bij factuur van 6 mei 2009 bemiddelingskosten van € 700,00 in rekening gebracht, welke door Q. en R. zijn voldaan. Later hebben Q. en R. S. gesommeerd om dit bedrag terug te betalen, omdat zij van mening waren dat de kosten onredelijk waren in verhouding tot de geleverde diensten.

De kantonrechter heeft de vordering van Q. en R. afgewezen. De rechter oordeelde dat de door een makelaar in rekening gebrachte bemiddelingskosten in beginsel niet onder de nietigheid van artikel 7:264 BW vallen, mits de makelaar daadwerkelijk diensten heeft geleverd. Q. en R. hadden zich akkoord verklaard met het bemiddelingstarief door het inschrijfformulier te ondertekenen. De rechter verwierp ook het argument van woningnood, omdat dit niet onderbouwd was. Bovendien was er geen bewijs dat S. tekortgeschoten was in zijn taak als bemiddelaar.

De beslissing van de kantonrechter was dat de vorderingen van Q. en R. worden afgewezen en dat zij in de proceskosten worden veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 29 juli 2010 door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 446598 \ CV EXPL 10-4198
Vonnis d.d. 29 juli 2010
inzake
1. Q.,
2. R.,
beiden wonende te Groningen,
eisers, hierna Q. en R. te noemen,
gemachtigde mr. E.T. van Dalen, advocaat te (9712 GZ) Groningen, Kwinkenplein 10
tegen
S. h.o.d.n. [123]Makelaardij,
wonende te [postcode] Groningen, [adres],
gedaagde, hierna S. te noemen,
in persoon procederende.
PROCESGANG
Q. en R. hebben op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd S. te veroordelen tot betaling van € 700,00 vermeerderd met rente en kosten. S. heeft geantwoord met conclusie tot afwijzing van het gevorderde. Vervolgens hebben partijen geconcludeerd voor re- en dupliek.
Hierna is vonnis bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
de feiten
1. Tussen partijen staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken het volgende vast.
1.1 Q. en R. hebben zich in april 2009 bij S. in laten schrijven om in aanmerking te kunnen komen voor een huurwoning.
1.2 Partijen hebben daartoe een formulier "Inschrijving/Voorwaarden" voor akkoord ondertekend. In dit formulier is - voor zover van belang - opgenomen:
"Deze inschrijving is vrijblijvend, pas wanneer er een passende woning, zelfstandige woonruimte of studio voor u is gevonden, betaalt u éénmalig bemiddelingstarief van 1 maandhuur. Dit houdt in dat u als toekomstige huurder pas bemiddelingskosten hoeft te betalen als de woning, zelfstandige woonruimte, kamer of studio u bevalt en daadwerkelijk wilt huren."
1.3 Met ingang van 1 augustus 2009 is er door bemiddeling van S. een huurovereenkomst tot stand gekomen betreffende de woning aan de [adres] te Groningen,
1.4 De maandelijks te betalen huurpenningen bedragen € 700,00.
1.5 Bij factuur van 6 mei 2009 heeft S. onder meer bemiddelingskosten van € 700,00 bij Q. en R. in rekening gebracht. Deze factuur is voldaan.
1.6 Bij brief van 12 oktober 2009 hebben Q. en R. S. gesommeerd de € 700,00 terug te betalen.
het standpunt van Q. en R.
2. Naast de vaststaande feiten leggen zij het volgende aan hun vordering ten grondslag.
2.1 Door de woningnood in de gemeente Groningen waren Q. en R. genoodzaakt akkoord te gaan met de in het formulier genoemde bemiddelingskosten.
2.2 Er is sprake van kennelijk onredelijk voordeel omdat de betaalde bemiddelingskosten in geen verhouding staan met de door S. geleverde prestatie.
2.3 S. ontvangt daarnaast ook nog een vergoeding van de verhuurder.
het standpunt van S.
3. S. voert - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - het volgende als verweer aan.
3.1 Hij heeft diensten verricht en daarvoor een vergoeding in rekening gebracht.
3.2 Deze vergoeding heeft geen onredelijk voordeel opgeleverd.
3.3 Aan de eigenaar/verhuurder worden administratiekosten in rekening gebracht.
de beoordeling
4.1 Q. en R. hebben aan S. de opdracht verstrekt om woonruimte voor hen te zoeken. Door ondertekening van het inschrijfformulier hebben Q. en R. zich akkoord verklaard met het eenmalig in rekening te brengen bemiddelingstarief ter grootte van een maand huur. Indien zij het hiermee niet eens waren hadden zij zich tot een andere (niet-commerciële) bemiddelaar of verhuurder kunnen wenden. De stelling dat er sprake is van woningnood in de gemeente Groningen moet worden verworpen omdat deze stelling op geen enkele wijze is onderbouwd.
4.2 Naar het oordeel van de kantonrechter vallen de door een makelaar in rekening gebrachte bemiddelingskosten in beginsel niet onder de in artikel 7:264 BW bedoelde nietigheid. Als een makelaar in opdracht van een huurder naar woonruimte heeft gezocht en hij is daarin geslaagd, dan heeft hij jegens de huurder aanspraak op betaling van bemiddelingswerkzaamheden. Immers er is sprake van een tegenprestatie in de vorm van geleverde diensten. Een beding dat bij verhuur bemiddelingskosten verschuldigd zijn levert derhalve geen onredelijk voordeel op.
4.3 Dat er slechts vijftien minuten zijn besteed aan de bemiddeling heeft S. uitdrukkelijk betwist, zodat het op de weg van Q. en R. had gelegen hun stelling hieromtrent nader te onderbouwen. Nu zij dit hebben nagelaten, hebben zij niet aan hun stelplicht voldaan zodat deze stelling als onvoldoende onderbouwd dient te worden verworpen.
4.4 Voorzover Q. en R. een beroep hebben gedaan op belangenverstrengeling, dient dit beroep te worden verworpen. Niet gesteld of gebleken is dat S. tekortgeschoten is in zijn taak als bemiddelaar op grond waarvan hij geen recht zou hebben op betaling van zijn diensten.
4.5 Het voorgaande betekent dat de vorderingen van Q. en R. zullen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Q. en R. worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Q. en R. in de kosten van deze procedure die aan de zijde van S. tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 29 juli 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: jcn