ECLI:NL:RBGRO:2010:BO4449
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurovereenkomst en bemiddelingskosten in het huurrecht
In deze zaak hebben eisers Q. en R. een vordering ingesteld tegen gedaagde S., een makelaar, met betrekking tot de door S. in rekening gebrachte bemiddelingskosten voor een huurovereenkomst. Q. en R. hebben zich in april 2009 bij S. ingeschreven om in aanmerking te komen voor een huurwoning. Op 1 augustus 2009 is er een huurovereenkomst tot stand gekomen voor een woning in Groningen, waarbij een maandhuur van € 700,00 is afgesproken. S. heeft bij factuur van 6 mei 2009 bemiddelingskosten van € 700,00 in rekening gebracht, welke door Q. en R. zijn voldaan. Later hebben Q. en R. S. gesommeerd om dit bedrag terug te betalen, omdat zij van mening waren dat de kosten onredelijk waren in verhouding tot de geleverde diensten.
De kantonrechter heeft de vordering van Q. en R. afgewezen. De rechter oordeelde dat de door een makelaar in rekening gebrachte bemiddelingskosten in beginsel niet onder de nietigheid van artikel 7:264 BW vallen, mits de makelaar daadwerkelijk diensten heeft geleverd. Q. en R. hadden zich akkoord verklaard met het bemiddelingstarief door het inschrijfformulier te ondertekenen. De rechter verwierp ook het argument van woningnood, omdat dit niet onderbouwd was. Bovendien was er geen bewijs dat S. tekortgeschoten was in zijn taak als bemiddelaar.
De beslissing van de kantonrechter was dat de vorderingen van Q. en R. worden afgewezen en dat zij in de proceskosten worden veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 29 juli 2010 door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.