ECLI:NL:RBGRO:2010:BO2904

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
119934/FA RK 10-1806
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarig kind

In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de wijziging van de omgangsregeling en het gezag over hun minderjarige kind. De vrouw heeft op 21 juli 2010 een verzoekschrift ingediend om de omgangsregeling te wijzigen, terwijl de man een verweerschrift heeft ingediend dat tevens een zelfstandig verzoek tot wijziging van het gezag bevat. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting met gesloten deuren op 7 oktober 2010, waar beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was ook vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende connexiteit bestaat tussen het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling en het verzoek tot gezagswijziging. Dit is gebaseerd op het feit dat zowel het gezag als de omgangsregeling onderdeel zijn van de zorg- en opvoedingstaken van de ouders. De rechtbank heeft de man ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om gezamenlijk gezag met de vrouw. De vrouw heeft echter betwist dat de huidige omgangsregeling in het belang van het kind zou zijn en heeft aangegeven dat de man de minderjarige steeds vaker te laat terugbrengt.

De rechtbank heeft besloten om de zaak aan te houden en te verwijzen naar een rolzitting op 16 november 2010, waar de vrouw in de gelegenheid wordt gesteld om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft benadrukt dat de communicatie tussen de ouders verbeterd moet worden, eventueel met hulp van professionele derden, om de belangen van het kind te waarborgen. De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van het kind, waarbij de rechtbank de noodzaak van een goede samenwerking tussen de ouders onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 119934 / FA RK 10-1806
beschikking d.d. 26 oktober 2010
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. D.G. Schouwman,
en
verweerder,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.H. Arends.
PROCESVERLOOP
De vrouw heeft op 21 juli 2010 een verzoekschrift ingediend waarin zij verzoekt de omgangsregeling tussen de man en het minderjarige kind van partijen te wijzigen.
De man heeft een verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek ingediend, waarin hij verzoekt een omgang- en vakantieregeling vast te stellen, en tevens te bepalen dat partijen gezamenlijk het gezag over de minderjarige zullen hebben.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 7 oktober 2010. Daarbij zijn verschenen en gehoord: partijen, bijgestaan door hun raadslieden, en de heer R.C.M. Wouters namens de Raad van de Kinderbescherming (de Raad) te Groningen.
De vrouw heeft ter zitting een productie overgelegd.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
• partijen hebben een affectieve relatie gehad;
• uit deze relatie is geboren een thans nog minderjarig kind;
• de man heeft de minderjarige erkend;
• de vrouw heeft het gezag over de minderjarige;
• bij beschikking van 16 juni 2009 heeft de rechtbank een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige vastgesteld inhoudende dat de man gerechtigd is de minderjarige bij zich te ontvangen gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 19.00 uur alsmede gedurende de woensdagmiddag na school tot 19.00 uur. Voorts is bepaald dat de man gerechtigd is tot omgang met de minderjarige gedurende de helft van alle schoolvakanties;
• bij voormelde beschikking is het verzoek van de man om met het gezamenlijk gezag te worden belast afgewezen.
Standpunt van de vrouw
Het is wenselijk dat de weekendregeling wordt uitgebreid in die zin dat [het kind] één keer per veertien dagen bij de man verblijft vanaf vrijdagmiddag na school tot aan maandagochtend voor de school begint, en tevens dat de omgang op de woensdagmiddag komt te vervallen.
Ter onderbouwing van haar stelling voert de vrouw aan dat de man [het kind] steeds vaker te laat terugbrengt. De verhouding tussen partijen is dermate slecht dat elk contact tussen hen tot woordenwisselingen en scheldpartijen leidt. Het is mede in het belang van [het kind] dat het contact tussen partijen tot het minimum beperkt blijft.
Op de woensdagmiddag wil [het kind] graag met haar vriendinnen spelen en zo nu en dan naar een feestje gaan. De man weigert hieraan zijn medewerking te verlenen. Daarbij is het voor [het kind] onrustig om de woensdag ná het weekend dat zij bij de man is geweest, wederom daar heen te gaan. [het kind] is dan erg opstandig, tegendraads en negatief. Ze geeft haar moeder een grote mond en plast regelmatig in haar broek.
De vrouw voert tenslotte aan dat zij ook zo nu en dan op de woensdagmiddag iets met [het kind] wil ondernemen. Door een verruiming van de omgang in de weekenden met een zondagavond heeft de man een toereikende omgang met [het kind].
In de beschikking van 16 juni 2009 heeft de rechtbank bepaald dat de man gerechtigd is tot omgang “gedurende de helft van alle schoolvakanties”. Partijen verschillen van mening over de uitleg van deze zinsnede. Dit heeft geleid tot een vonnis in kort geding d.d. 3 mei 2010 en een arrest van het gerechtshof Leeuwarden d.d. 6 juli 2010.
De verschillende interpretatie van partijen is oorzaak van een voortdurende strijd tussen partijen over een vakantieregeling. De vrouw heeft er belang bij om een wijziging van die vakantieregeling te verzoeken. In verband met de incidenten in het verleden kan de vrouw veel contact met de man psychisch niet aan. Er is te veel gebeurd en de vrouw voelt zich niet sterk genoeg om met de man te communiceren.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 282 Rv dient de man in zijn zelfstandig verzoek om gezamenlijk met de vrouw het gezag te worden belast, niet ontvankelijk te worden verklaard. Mocht de rechtbank de man ontvankelijk verklaren, verzoekt de vrouw dat zij in de gelegenheid wordt gesteld alsnog een verweerschrift in te dienen.
Standpunt van de man
De man heeft de indruk dat de vrouw langzaam maar zeker bezig is om het contact tussen hem en [het kind] te beperken. De vrouw stuurt doelbewust aan op een blijvend verstoorde relatie met als doel de omgangsregeling steeds verder te beperken en/of pogingen van de man om tot gezamenlijk gezag en/of een uitvoeriger omgangsregeling te komen, te pareren.
De man heeft alles geprobeerd om het contact tussen partijen te hestellen maar de vrouw reageert nooit rechtstreeks op pogingen van de man om te overleggen. Door de houding van de vrouw heeft de man uiteindelijk een kort geding procedure tot nakoming van de reguliere omgangsregeling en het vaststellen van een vast vakantieschema moeten starten.
Ook in deze procedure probeert de vrouw omgangsregeling te beperken door de omgang op de woensdagmiddag in te ruilen voor een verlenging van het omgangsweekend met de zondagavond. Er is geen enkele reden waarom er een einde zou moeten komen aan de omgangsregeling op woensdagmiddag. De man betwist dat [het kind] op deze woensdag niet met een vriendinnetje mag spelen of niet naar een feestje zou kunnen.
De man betwist voorts uitdrukkelijk dat de huidige omgangsregeling te onrustig of anderszins niet in het belang van [het kind] zou zijn. [het kind] verblijft graag bij de man en geeft zelf aan dat ze vaker bij de man zou willen zijn.
Met betrekking tot de vakantieregeling stelt de man dat de zinsnede “de helft van alle schoolvakanties” zoals bepaald in de beschikking van 16 juni 2009, moet worden opgevat als de helft van alle schoolvakanties. De door de vrouw voorgestelde regeling leidt daarbij tot een beperking van de omgang tijdens de vakanties omdat de feestdagen die niet in een vakantie vallen bij de vrouw worden doorgebracht.
De man verzoekt samen met de vrouw met het gezag te worden belast. Er is op dit moment geen sprake (meer) van een onaanvaardbaar risico dat [het kind] klem of verloren zou raken tussen haar ouders.
Er is geen enkele reden om er vanuit te gaan dat partijen niet in staat zouden zijn tot overleg. Dat de vrouw niet bereid is tot overleg is iets geheel anders. De vrouw dient zo nodig gedwongen te worden om, eventueel met behulp van professionele derden, de communicatie met de man te verbeteren.
Beoordeling
De man heeft een verweerschrift tevens inhoudende een zelfstandig verzoek tot wijziging van het gezag ingediend. Op grond van artikel 282 Burgerlijke Rechtsvordering mag een verweerschrift een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek. De vrouw betwist dat hiervan sprake is zodat de man in zijn verzoek niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
De rechtbank is van oordeel dat er tussen het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling en het verzoek tot gezagswijziging voldoende connexiteit bestaat. Immers, zowel het hebben van gezag als de invulling van omgangsregeling, zijn onderdeel van de zorg- en opvoedingstaken en zijn mede bepalend voor de wijze waarop hieraan vorm geven wordt.
Gelet op voorgaande overweging zal de rechtbank de man in zijn zelfstandig verzoek om samen met de vrouw met het gezag te worden belast, ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal het subsidiaire verzoek van de vrouw om haar, mocht de man in zijn verzoek ontvankelijk worden verklaard, in de gelegenheid te stellen een verweerschrift in te dienen, toewijzen.
De zaak zal daartoe verwijzen naar de na te melden rolzitting. Na ontvangst van het verweerschrift zal de rechtbank de zaak schriftelijk afdoen, tenzij de rechtbank een zitting noodzakelijk acht.
BESLISSING
houdt iedere beslissing aan;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 16 november 2010, voor het indienen van een verweerschrift door vrouw;
indien noodzakelijk zal de griffier van de rechtbank een nadere zittingsdatum bepalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2010 in aanwezigheid van de griffier.
mmv