ECLI:NL:RBGRO:2010:BO2119

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
25 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670275-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens meermalen gepleegde oplichting, diefstal en verduistering met diverse vrouwelijke slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 25 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen gepleegde oplichting, diefstal en verduistering. De verdachte, geboren in 1973 en thans preventief gedetineerd, heeft in de periode van 1 mei 2010 tot en met 28 juni 2010 in de gemeente Groningen en elders in Nederland diverse vrouwelijke slachtoffers benaderd. Hij deed dit door zich voor te doen als iemand anders en hen te misleiden met valse verhalen, waardoor hij hen tot de afgifte van geldbedragen en goederen heeft bewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bediende van een valse naam en hoedanigheid, en door middel van listige kunstgrepen en verdichtsels, de slachtoffers heeft weten te overtuigen om hem geld en goederen te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn recidive en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd aan de slachtoffers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op het vertrouwen van zijn slachtoffers, en dat de opgelegde straf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670275-10 (promis)
datum uitspraak: 25 oktober 2010
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. L.S. Wachters
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1973,
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 28 juni 2010 in de
gemeente Groningen en/of/althans (elders) in Nederland
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
- [aangeefster 1]
heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van
enig goed, en/of tot het ter beschikkingstellen van gegevens (pincode), en/of
- [aangever 1]
heeft bewogen tot de afgifte enig goed en/of het leveren van een dienst (te
weten van een geschrift/overeenkomst), en/of
- [aangever 2]
heeft bewogen tot de afgifte van een bril, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid gezegd dat
- hij [valse naam 1] heet, en/of - hij een dochter, genaamd [naam dochter], in
België heeft en/of dat die dochter bij hem in Nederland zou (willen) gaan
wonen, en/of hij fietsen had gekocht/besteld, en/of hij (het) geld zou
terugstorten, en/of hij werkte bij de Arbeidsinspectie, en/of hij zijn
portemonnee en/of bankpas(sen) had verloren en/of hij rekening(en) van/voor
die [aangeefster 1] zou betalen via internetbankieren en/of dat dat niet was
gelukt door internetproblemen/storing bij de ING bank, en/of hij van die
(eerste) 1500 euro die hij van die [aangeefster 1] had gepind, althans
gekregen, voor 300 euro ringen had gekocht en/of een aanbetaling had gedaan
voor de vakantie (naar Malta), en/of
- zijn ex-vrouw, genaamd [naam ex-echtgenote], met haar dochter, genaamd [naam dochter],
woonachtig zijn in België ([adres]), en/of dat hij is
genaamd [valse naam], geboren [geboortedatum], en/of dat in overleg met die
[naam dochter] en zijn ex-vrouw is besloten dat [naam dochter] per 25 juni 2010 bij haar vader in
Groningen, op adres [adres] kan komen wonen, en/of
- dat hij [valse naam 1] heet en/of dinsdag (22 juni 2010) de bril zou komen betalen,
waardoor die [aangeefster 1], [aangever 1] en/of [aangever 2] (telkens) werd(en) bewogen
tot bovenomschreven afgifte(s);
art 326 Wetboek van Strafrecht
2.
(gevoegd parketnr. 650750-10)
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2009 tot en met 6 november 2009
in de gemeente(n) Marum, Tietjerksteradiel, en/of Tynaarlo, in elk geval in
Nederland
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
- [aangeefster 2] (aangifte 2009051071),
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst
en/of tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld
(te weten een (voorlopig) koopcontract (voor woning [adres], en/of een verbouwingsovereenkomst/opdracht (voor die woning)), en/of
- [aangever 3] (aangifte 2009110758),
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed (te weten een geldbedrag van 125
euro), tot het verlenen van een dienst en/of tot het aangaan van een schuld
of het teniet doen van een inschuld
(te weten een verbouwingsopdracht/overeenkomst (voor woning [adres],
een opdracht tot asbestverijdering), en/of
- [aangever 4] en/of cateringbedrijf [bedrijfsnaam] (aangifte
2009111208)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed (te weten etenswaren en/of
drank), en/of, tot het verlenen van een dienst (te weten het leveren van
catering)
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid gezegd, dat hij, verdachte,
- (tegen die [aangeefster 2] en/of [aangever 3]) zijn huis had verkocht, en/of
(mede)eigenaar/vennoot van het schoonmaakbedrijf [benadeelde 2] in Groningen was,
en/of dat de naam [benadeelde 2] van (verdachtes) oma-zijde kwam, en/of samen met
die [aangeefster 2] het huis (waarin/van die [aangeefster 2] woont)(geheel) gaan
kopen, en/of dat dat huis verbouwd moet gaan worden en/of (vervolgens die
[aangever 3]) opdracht gegeven tot die verbouwing, en/of
- (tegen die [aangever 3]) op zijn bedrijf een aggregaat had staan dat vervangen
moest worden door een nieuwe, en/of dat dat aggregaat van een heftruck was
gevallen en niet meer door de arbo keuring kwam en/of dat die [aangever 3] dat
kan kopen voor 125 euro, en/of een asbestverwijderklus, bij de VAM, te
Wijster, voor die [aangever 3] had en/of (vervolgens) die [aangever 3] daartoe
opdracht heeft gegeven, en/of
- (tegen die [aangever 4]) gezegd was genaamd [valse hoedanigheid] en/of [valse naam 3]
en/of dat hij catering wilde hebben voor een CD presentatie en/of
(vervolgens) een (catering)bestelling voor 25 personen heeft gedaan,
waardoor die [aangeefster 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4]/[bedrijfsnaam]
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
art 326 Wetboek van Strafrecht
3.
(gevoegd parketnr. 650750-10)
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2009 tot en met 1 november 2009
te Marum
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een of meer goederen, (te weten een of meer geldbedragen en/of een of meer
porttable dvd spelers), in elk geval (telkens) enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 3] en/of (haar zoon) [naam zoon],
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2009 tot en met 1 november 2009
te Marum
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk een of meer goederen, (te weten een of meer geldbedragen en/of een
of meer porttable dvd spelers), in elk geval (telkens) enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 3] en/of (haar zoon) [naam zoon],
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten bij
die [aangeefster 3] (in/samen) wonend, althans verblijvend, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
4.
(gevoegd parketnr. 650750-10)
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2009 tot en met 24 oktober 2009
te Eelde, gemeente Tynaarlo,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een of meer goederen (te weten een of meer mobiele telefoons (merk Sony en/of
Samsung/HP), een of meer laptops (merk Sony en/of Samsung), een of meer
spelcomputers (merk Nintendo en/of Gameboy), een of meer computerspellen, een
TomTom navigatie en/of een MP-3 speler), in elk geval (telkens) enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 2], in elk geval (telkens)
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2009 tot en met 24 oktober 2009
te Eelde, gemeente Tynaarlo,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk een of meer goederen (te weten een of meer mobiele telefoons (merk
Sony en/of Samsung/HP), een of meer laptops (merk Sony en/of Samsung), een of
meer spelcomputers (merk Nintendo en/of Gameboy), een of meer computerspellen,
een TomTom navigatie en/of een MP-3 speler), in elk geval (telkens) enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 2], in elk geval (telkens)
aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten bij
die [aangeefster 2] (in/samen) wonend, althans verblijvend, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
Geldigheid van de dagvaarding
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde partieel nietig moet worden verklaard omdat de tenlastelegging op dat punt niet voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. Immers blijkt niet duidelijk op welke geldbedragen de tenlastelegging ziet, nu in het dossier sprake is van verschillende bedragen die mogelijk zouden zijn weggenomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de omschrijving in de tenlastelegging wel voldoende feitelijk is omdat verdachte bij de politie heeft verklaard 200 euro te hebben weggenomen. Daaruit blijkt dat hij weet waartegen hij zich moet verdedigen; er is dus geen sprake van nietigheid van de dagvaarding.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging voldoende feitelijk het verwijt omschrijft, zodat verdachte kan weten waartegen hij zich moet verdedigen, hetgeen overigens ook ter zitting is gebleken. De dagvaarding voldoet derhalve aan de eisen van artikel 261 Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verwerpt het verweer.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van oplichting, zoals ten laste gelegd onder 1 en 2, aan diefstal zoals ten laste gelegd onder 3 en aan verduistering zoals onder 4 subsidiair ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft aangegeven dat verdachte van het onder 4 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde integraal dient te worden vrijgesproken omdat telkens tussen het zogenaamde oplichtings[aangever 3] en de daarop volgende afgifte het causaal verband ontbreekt. Hetzelfde geldt voor het onder 2 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw gesteld dat er op het moment van wegneming geen sprake was van het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening. Voor wat betreft het onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat uit het dossier niet kan blijken dat verdachte zich de goederen wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Ook voor feit 4 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit om dezelfde redenen als zij bij feit 3 heeft aangevoerd.
Beoordeling
De rechtbank acht het onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Uit de bewijs[aangever 3]en kan naar het oordeel van de rechtbank niet blijken dat verdachte, op het moment dat de bedoelde goederen in zijn auto werden gedeponeerd, het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had, zodat diefstal niet bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1, 2, 3 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde acht geslagen op de volgende bewijs[aangever 3]en.
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting:
Ik probeer bij mensen binnen te komen via verhalen.
De bril van [aangever 2] is nooit betaald. Ik heb een verhaal opgehangen over mijzelf, dat ik bij de arbeidsinspectie werkte, terwijl dat in werkelijkheid niet zo was. De naam die ik opgaf, [valse naam 1], was ook verzonnen.
Ik heb diverse vrouwen benaderd.
Ik heb aan mw. [aangeefster 1] wel toegezegd dat ik het geld terug zou betalen, maar dat is niet gebeurd. Ik ben niet van plan € 2500,- terug te betalen. Ik heb tegen haar en bij de politie gezegd dat ik de rekeningen voor haar zou betalen, maar ik was dat niet van plan. Dat mijn dochter in België woont heb ik bedacht.
Mw. [aangeefster 1] heeft de heer [aangever 1] verzocht om een contract op te stellen ten behoeve van mij en mijn zoon. Ik heb de heer [aangever 1] eenmaal telefonisch hierover gesproken.
Ik had een relatie met mw. [aangeefster 2] vanaf augustus 2009 tot ongeveer oktober 2009. We hadden samen een auto gekocht op naam van mw. [aangeefster 2]. Het verhaal over mijn vader dat ik haar vertelde klopte niet. Ik had een mobiele telefoon in bruikleen, de andere spullen lagen in de auto. Die heb ik gehouden en verkocht. De opbrengst heb ik zelf gehouden.
Ik heb een roze game boy weggenomen, die achter in de auto lag; later heb ik die verkocht.
Ik heb het met de heer [aangever 3] over een offerte en een verbouwing gehad. Dit deed ik samen met mw. [aangeefster 2].
De drijfveer voor mij was dat zij alles moest betalen. Ik wilde er wel gaan wonen met haar, maar zij moest het betalen.
Ik heb aan de heer [aangever 3] een aggregaat verkocht. Ik heb hem hiermee opgelicht.
Wat ik aan de heer [aangever 4] vertelde over een cd-presentatie was een onzinverhaal.
Uit een envelop waarin het zoontje van mw. [aangeefster 3] geld had gespaard heb ik ongeveer 200 euro weggenomen. Ik heb dat niet terugbetaald. Ik heb geen idee waar de andere spullen zijn; ik ben ze kwijt.
Soms ging het zo dat als ik zag dat het misging, ik snel een nieuwe relatie zocht.
Feit 1:
- een proces-verbaal d.d. 28 juni 2010, opgenomen als blz. 42 e.v. in het dossier met nummer 2010034329 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van aangeefster [aangeefster 1]:
Drie maanden geleden leerde ik via een datingsite [valse naam 1] kennen. Hij vertelde dat hij werkzaam was als medewerker van de arbeidsinspectie. Na drie weken spraken we bij mij thuis af. Hij stelde zich toen voor als [valse naam 1]. De klik tussen ons was heftig en hij nam volledig deel aan het gezinsleven.
In de weken dat hij bij mij verbleef heeft hij de volgende goederen besteld en gekocht: twee fietsen bij [rijwielhandel] en een bril bij de opticien. Hij heeft van mijn huishoudgeld geleefd. Hij heeft ongeveer 1700 euro gebruikt om te leven. Hij vertelde dat hij het terug zou storten in twee keer van elk 1500 euro. Hij heeft dit geld nooit teruggestort.
[valse naam 1] zou ook van zijn bankrekening 1800 euro aan openstaande rekeningen betalen voor mijn vaste lasten zoals belastingdienst, huurwoning enzovoort.
Hij wilde zijn dochter ook alvast inschrijven bij zijn huisarts. Die dochter, [naam dochter], zou in België bij haar moeder, [naam ex-echtgenote], wonen volgens [valse naam 1].
Op 27 juni 2010 had ik een gesprek met mijn werkgever [betrokkene]. Die vertelde dat [valse naam 1] eigenlijk [verdachte] heette en dat er op internet waarschuwingen over hem staan. Ik ben naar huis gegaan en heb hem ermee geconfronteerd. Op die dag heeft hij toen mijn huis verlaten.
- een proces-verbaal d.d. 6 juli 2010, opgenomen als blz. 48 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van mw. [aangeefster 1]:
Hij heeft een bedrag van 750 euro gepind. Ik weet niet wat hij daarmee heeft gedaan. Hij zou 1500 euro terugstorten. Hij zei dat het geld bijna op was. [valse naam 1] vertelde mij dat hij de bril van het geld had gekocht en ringen voor 300 euro. Ik was er niet bij toen hij de ringen besteld zou hebben bij juwelier [naam juwelier]. Ook zei hij dat hij een aanbetaling voor een vakantie naar Malta had gedaan.
Hij zei dat hij wilde meebetalen aan de boodschappen en zo, maar dat is niet gebeurd omdat hij zijn portemonnee was verloren. Hij zou toen twee keer 1500 overschrijven.
Hij zou openstaande rekeningen betalen via internet; hij moest de overschrijving invoeren en zou dan de tan-code krijgen. Hij liep daarvoor naar de andere kamer, omdat hij daar even rust voor wilde krijgen. Ik heb niet gezien dat hij de tan-code kreeg. Na afloop zei hij: “Klaar hoor lieverd alles is betaald. Wat zal je dat een lekker gevoel geven.”
Als ik het zo optel heeft hij mij voor 2550 euro opgelicht: 1800 en 750 euro.
De rekeningen zijn niet betaald; ik krijg nu steeds aanmaningen.
- een proces-verbaal d.d. 1 juli 2010, opgenomen als blz. 58 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van mw. [getuige 1]:
Ik hoorde [valse naam 1] zeggen dat als hij zijn huis had verkocht, met overwaarde, dat hij dan de woning van [aangeefster 1] wilde kopen. Het huis van [aangeefster 1] wilde hij dan verbouwen.
Ik hoorde hem zeggen dat hij geld van zijn rekening naar [aangeefster 1] haar rekening kon overmaken met internetbankieren en dat hij met [aangeefster 1] haar pinpas zijn geld van haar rekening kon halen.
Een week later hoorde ik hem aan mij vragen of ik ook problemen had met internetbankieren van de ING-bank. Hij zei dat zowel bij hem als [aangeefster 1] bij- en afschrijvingen niet te zien waren.
- een proces-verbaal d.d. 5 juli 2010, opgenomen als blz. 62 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [getuige 2]:
Ik weet dat [valse naam 1] bij internetbankieren van de ING-bank geen tan-codes heeft gekregen toen hij zei dat hij de rekeningen van [aangeefster 1] had betaald. Je krijgt een bericht op de telefoon en die code moet je invoeren. De telefoon van hem lag bij ons op tafel. Hij zei: “Zo, het is geregeld.” Maar ik heb hem niet met zijn telefoon gezien. Later zei hij dat er een storing was bij de ING.
Hij zei dat zijn ex-vrouw met hun dochter [naam dochter] in België woonde.
- een proces-verbaal d.d. 9 juli 2010, opgenomen als blz. 71 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [getuige 3]:
Mijn zus [betrokkene] vertelde mij dat [aangeefster 1] haar bankpas met pincode aan [valse naam 1] had gegeven.
- een proces-verbaal d.d. 1 juli 2010, opgenomen als blz. 102 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van aangever [aangever 1]:
Ik ben buschauffeur bij [werkgever] en ook heb ik een bedrijf dat adviseert bij echtscheidingen, incassowerkzaamheden en belastingadviezen. Op 22 juni 2010 werd ik benaderd door [aangeefster 1]. Zij vroeg mij wat ik voor hen kon betekenen als [valse naam 1] zijn dochter uit België wilde halen. Ik zei dat ik gegevens nodig had van zijn ex-vrouw, zijn kind en van hemzelf. Ik zou dan een overeenkomst opmaken. Ik heb telefonisch contact gehad met [valse naam 1] en hij gaf mij per telefoon de benodigde gegevens. Vervolgens heb ik de overeenkomst opgesteld. De overeenkomst zou door [valse naam 1] op 24 juni 2010 afgehaald worden bij mijn kantoor. Hij verscheen niet. Ook niet de volgende dag toen [aangeefster 1] mij sms’te dat hij zou bellen. Op 26 juni 2010 sms’te ze dat zij de overeenkomst af zou halen in de personeelskantine van [werkgever], waar zij werkt. Ik hoorde van [aangeefster 1] dat zij de overeenkomst met [valse naam 1] had opgehaald. Voor de overeenkomst heb ik een factuur opgesteld van ongeveer 40 euro.
- een proces-verbaal d.d. 1 juli 2010, opgenomen als blz. 107 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van aangever [aangever 2]:
Ik doe aangifte namens [benadeelde 1] te Groningen. Op 16 juni 2010 zag ik dat een man in de zaak kwam, samen met [aangeefster 1]. Ik ken [aangeefster 1] als klant van de zaak. Zij komt er al van kindsaf aan en betaalt haar aankopen vaker in termijnen. Ze stelde de man voor als haar vriend. Op die dag hebben dhr. [valse naam 1] en [aangeefster 1] een bril uitgezocht voor dhr. [valse naam 1] ter waarde van 478 euro.
Op 17 juni kwam dhr. [valse naam 1] in de winkel en zei: “Ik kom mijn bril even ophalen; ik kom dinsdag even betalen. Gezien de relatie met zijn vriendin [aangeefster 1] heb ik de bril in goed vertrouwen meegegeven. Op 1 juli 2010 kwam [aangeefster 1] in de winkel en zei dat ze was opgelicht door dhr. [valse naam 1] en dat ik aangifte moest doen.
- een proces-verbaal d.d. 30 juni 2010, opgenomen als blz. 88 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van verdachte:
Ik zei tegen [aangeefster 1] dat ik [naam dochter] bij ons wilde laten wonen maar dit wilde ik niet echt. Ik zei dit om [aangeefster 1] nog meer aan mij te binden.
Feiten 2, 3 en 4:
- een proces-verbaal d.d. 3 november 2009, opgenomen als blz. 76 e.v. in het dossier met nummer 2010052025 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring d.d. 29 oktober 2009 van aangeefster [aangeefster 2]:
Omstreeks half augustus 2009 heb ik [verdachte] leren kennen. Ik geloofde [verdachte] eigenlijk in alles wat hij zei en door zijn geraffineerde toneelspel wist hij mijn vertrouwen te winnen. Hij verklaarde te werken als mede-eigenaar van schoonmaakbedrijf [benadeelde 2] in Groningen. Dit bedrijf was van zijn vader en hij had zich ingekocht. Door het vertrouwen in hem heeft hij mij geheel ingepakt. Hij had toegang tot mijn computer en gebruikte mijn bankpas.
We hadden een voorlopig koopcontract voor het huis waar ik al woonde. Hierin moest mijn ex-partner worden uitgekocht. Tevens is door [verdachte] en mij een mondelinge verbouwingsovereenkomst aangegaan voor ‘ons’ huis. Ik ben er nu achtergekomen dat alles wat [verdachte] heeft gezegd, gelogen is.
Afgelopen zaterdag is hij met mijn auto naar het Universitair Medisch Centrum Groningen vertrokken, zogenaamd omdat zijn vader op sterven lag.
Gedurende het verblijf van [verdachte] bij mij zijn diverse eigendommen van mij en mijn kinderen verdwenen, o.a. prepaid Sony mobiele telefoon, een Samsung mobiele telefoon zonder kaart, twee Gameboys en bijbehorende spelletjes.
Alles is gelogen, alle afspraken waren gefaket, telefoongesprekken en sms-berichten die hij in mijn bijzijn deed waren gefaket.
- een proces-verbaal d.d. 17 november 2009, opgenomen als blz. 69 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring d.d. 6 november 2009 van aangever [aangever 3]:
Op 13 oktober 2009 werd ik verzocht om in de toekomstige woning van [aangeefster 2] en [verdachte] aan de [adres woning] te komen kijken in verband met een voorgenomen verbouwing van die woning. Ze gaven hun wensen te kennen en vroegen mij of ik als aannemer het wilde uitvoeren. Ik zei dat ik ermee aan de slag zou gaan. Ik heb daartoe op 14 oktober 2009 bij een relatie een offerte gevraagd voor twee kunststof kozijnen met openslaande terrasdeuren. Ik kreeg een dag later de offerte die ik aan [verdachte] ter inzage gaf. Op 17 oktober heb ik van [verdachte] de bevestiging gekregen dat de offerte kon worden omgezet in een opdracht, voor een bedrag van 4.855,40 euro. De kozijnen heb ik in de woning geplaatst. De factuur hiervoor is niet voldaan.
Medio september belde mw. [aangeefster 2] dat [verdachte] op zijn bedrijf een aggregaat had staan, dat vervangen werd door een nieuwere. Dat aggregaat moest 125 euro kosten. Ze heeft [verdachte] toen gebeld dat het o.k. was. Toen ik het apparaat zag vond ik de prijs erg laag. Ik had twijfels. Ik zag dat er een schade aan zat. [verdachte] zei het ding van een heftruck was gevallen en door de schade niet meer door de arbo-keuring zou komen. Ik vond het een goed verhaal en ik heb het aggregaat gekocht. Nadat ik over de praktijken van [verdachte] was ingelicht heb ik apparaat bij [benadeelde 2] terug bezorgd.
- een proces-verbaal d.d. 9 november 2009, opgenomen als blz. 47 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van die datum van aangever [aangever 4]:
Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam]. Op 27 oktober 2009 werd ik gebeld door een man die zich voorstelde als ‘[valse hoedanigheid]’. Voor een cd-presentatie wilde hij catering voor 25 personen. Hij noemde zich [valse naam 3]. Ik had met hem afgesproken dat ik de catering zou bezorgen [adres] op 31 oktober 2009 om 16.00 uur.
Via internet vond ik dat er inderdaad een [naam] op dat adres woonde.
De catering bestond uit eten en drinken. Toen ik de spullen weer ophaalde op 2 november zei de vrouw dat de factuur naar het adres van [verdachte] in [plaats] moest. Ik kreeg argwaan en via internet kwam ik er achter dat [verdachte] een bekende oplichter was. Later gaf [verdachte], toen ik hem belde, op dat de nota naar [adres] gestuurd kon worden.
De factuur is niet betaald.
- een proces-verbaal d.d. 3 november 2009, opgenomen als blz. 62 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van die datum van aangever [aangeefster 3]:
Via datingsite Lexa leerde ik [verdachte] uit [plaats] kennen. Hij beloofde mijn kinderen van alles maar kwam die beloften niet na. Omdat mijn zoon [naam zoon] erg aan hem hing heb ik [verdachte] op de verjaardag van mijn zoon toegelaten. Hij beloofde mijn zoon een laptop. [naam zoon] kreeg op zijn verjaardag enveloppen met geld. [naam zoon] vertelde dat hij met [verdachte] zijn verjaardagsgeld had geteld en dat het 225 euro was. We hebben dat gecontroleerd en er bleek toen 170 euro in te zitten.
- een proces-verbaal d.d. 28 mei 2010, opgenomen als blz. 23 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van verdachte:
Ik heb een aggregaat van [benadeelde 2] gestolen en aan [aangever 3] verkocht voor 125 euro.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich bij de in de tenlastelegging genoemde personen anders voorgedaan dan wie hij in werkelijkheid was. Hij heeft zich bediend van een valse naam dan wel valse hoedanigheden en allerlei leugens, waardoor deze personen hem in eerste instantie vertrouwden. Daarvan heeft verdachte, blijkens de diverse aangiftes, al heel snel na een eerste kennismaking misbruik gemaakt door goederen te bestellen en te doen afleveren en diensten te laten verrichten. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaringen van verdachte in samenhang met de aangiftes sprake is van causaal verband tussen de wijze waarop verdachte zich presenteerde en de afgifte van goederen en diensten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 mei 2010 tot en met 28 juni 2010 in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [aangeefster 1] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, en tot het ter beschikkingstellen van gegevens (pincode), en
- [aangever 1]f heeft bewogen tot het leveren van een dienst (te weten van een geschrift/overeenkomst), en
- [aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van een bril,
hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid gezegd dat
- hij [valse naam 1] heet, en - hij een dochter, genaamd [naam dochter], in België heeft en dat die dochter bij hem in Nederland zou (willen) gaan wonen, en hij fietsen had gekocht/besteld, en hij geld zou terugstorten, en hij werkte bij de Arbeidsinspectie, en hij zijn portemonnee en bankpassen had verloren en hij rekeningen van/voor die [aangeefster 1] zou betalen via internetbankieren en dat dat niet was gelukt door internetproblemen/storing bij de ING bank, en hij van die eerste 1500 euro die hij van die [aangeefster 1] had gepind, voor 300 euro ringen had gekocht en een aanbetaling had gedaan voor de vakantie (naar Malta), en
- zijn ex-vrouw, genaamd [naam ex-echtgenote], met haar dochter, genaamd [naam dochter] [valse naam 1], woonachtig zijn in België ([adres in België]), en dat hij is genaamd [valse naam 1] [verdachte] [valse naam 1], geboren 7-11-1972, en dat in overleg met die [naam dochter] en zijn ex-vrouw is besloten dat [naam dochter] per 25 juni 2010 bij haar vader in Groningen, op adres [adres] kan komen wonen, en
- dat hij [valse naam 1] heet en dinsdag (22 juni 2010) de bril zou komen betalen,
waardoor die [aangeefster 1], [aangever 1] en [aangever 2] telkens werden bewogen
tot bovenomschreven afgifte(s);
2.
(gevoegd parketnr. 650750-10)
hij in de periode van 15 augustus 2009 tot en met 6 november 2009 in de gemeenten Marum, Tietjerksteradiel, en Tynaarlo, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [aangeefster 2] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld (te weten een (voorlopig) koopcontract (voor woning [adres woning]), en een verbouwingsovereenkomst/ opdracht (voor die woning)), en
- [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 125 euro) en tot het verlenen van een dienst (te weten een verbouwingsopdracht/overeenkomst (voor woning [adres woning]) en
- [aangever 4] en/of cateringbedrijf [bedrijfsnaam] heeft bewogen tot de afgifte van etenswaren en drank en tot het verlenen van een dienst (te weten het leveren van catering)
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid gezegd, dat hij, verdachte,
- (tegen die [aangeefster 2] en [aangever 3]) zijn huis had verkocht, en (mede)eigenaar/vennoot van het schoonmaakbedrijf [benadeelde 2] in Groningen was, en dat de naam [benadeelde 2] van verdachtes oma-zijde kwam, en samen met die [aangeefster 2] het huis (waarin/van die [aangeefster 2] woont) geheel gaan kopen, en dat dat huis verbouwd moet gaan worden en vervolgens die [aangever 3] opdracht gegeven tot die verbouwing, en
- (tegen die [aangever 3]) op zijn bedrijf een aggregaat had staan dat vervangen moest worden door een nieuw, en dat dat aggregaat van een heftruck was gevallen en niet meer door de arbo keuring kwam en dat die [aangever 3] dat kan kopen voor 125 euro, en
- (tegen die [aangever 4]) gezegd was genaamd [valse hoedanigheid] en [valse hoedanigheid] en dat hij catering wilde hebben voor een CD presentatie en vervolgens een cateringbestelling voor 25 personen heeft gedaan,
waardoor die [aangeefster 2] en [aangever 3] en [aangever 4]/cateringbedrijf Acces catering telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
3.
(gevoegd parketnr. 650750-10)
hij in de periode van 28 oktober 2009 tot en met 1 november 2009 te Marum meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een portable dvd speler, toebehorende aan [aangeefster 3] en/of haar zoon [naam zoon],
4.
hij in de periode van 15 augustus 2009 tot en met 24 oktober 2009 te Eelde, gemeente Tynaarlo, opzettelijk goederen (te weten een mobiele telefoon (merk Samsung/HP), een spelcomputer (merk Nintendo Gameboy) en computerspellen, toebehorende aan [aangeefster 2], welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten bij die [aangeefster 2] (in/samen) wonend, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
De rechtbank acht hetgeen onder 1, 2, 3 primair en 4 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert de volgende strafbare feiten op:
1 en 2 telkens: Oplichting, meermalen gepleegd.
3: Diefstal, meermalen gepleegd.
4 subsidiair: Verduistering.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen schulduitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten te veroordelen tot 15 maanden gevangenisstraf met aftrek. Daarbij heeft zij met name aangevoerd dat de slachtoffers, van met name oplichting, zeer geraakt zijn in hun vertrouwen dat ze in mensen hebben, terwijl juist vertrouwen het smeermiddel is althans zou moeten zijn, in de maatschappij. Verdachte heeft ervoor gekozen niet mee te werken aan een onderzoek door een gedragsdeskundige en hij heeft zich zelfs in de periode van de terbeschikkingstelling met voorwaarden schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is betoogd dat bij bewezenverklaring een vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest passend is.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting, diefstal en verduistering. Deze vermogensdelicten zijn feiten die in ernstige mate het vertrouwen van anderen schenden. Verdachte is eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld en zelfs is de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden daarvoor aan hem opgelegd.
De veelvuldige eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan oplichtingspraktijken.
Kennelijk hebben de straf en de behandeling die verdachte heeft ondergaan geen, althans onvoldoende, vruchten afgeworpen.
Verdachte heeft een vergaande inbreuk gemaakt op het privé-leven van zijn slachtoffers, waarbij hij het vooral telkens heeft voorzien op alleenstaande vrouwen met wie hij een meer of minder intieme relatie aangaat en van daaruit deze vrouwen en anderen oplicht. Zeer kwalijk acht de rechtbank het dat verdachte zich zelfs heeft verlaagd tot diefstal van verjaardagsgeld van een twaalfjarig zoontje van een vrouw met wie hij op voormelde wijze een relatie was aangegaan.
Gelet op de uitgebreide documentatie die verdachte heeft op het gebied van vermogensdelicten, de weigering van verdachte om mee te werken aan rapportage en de wijze waarop verdachte zijn slachtoffers heeft opgelicht en benadeeld zal de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in onvoldoende mate recht doet aan de aard en ernst van het bewezen verklaarde en de persoon van verdachte en zij zal daarom een hogere straf opleggen.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de ad informandum gevoegde verduistering in dienstbetrekking, gepleegd bij schoonmaakbedrijf [benadeelde 2].
Vorderingen van de benadeelde partijen
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster 1], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht, die de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vaststelt op in elk geval, als eenvoudig bepaalbaar deel, € 1.275,-. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafproces.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Feit 2
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever 4], wonende te Oostermeer.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 921,65.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Feit 3
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster 3], wonende te Marum.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht, die de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vaststelt op in elk geval, als eenvoudig bepaalbaar deel, € 300,- De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Dit betreft de posten ‘verjaardaggeld zoon’ en ‘dubbele draagbare dvd-speler’.
Het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafproces.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 310, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 4 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair en 4 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van TWINTIG MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.275,- (zegge duizend tweehonderdvijfenzeventig euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.275,- (zegge duizend tweehonderdvijfenzeventig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster 1], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.275,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 4], wonende te Oostermeer, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 921,65 (zegge: negenhonderdeenentwintig euro en 65 cent).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 921,65 (zegge negenhonderdeenentwintig euro en 65 cent) ten behoeve van de benadeelde partij C.E. [aangever 4], wonende te Oostermeer, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 921,65 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 3], wonende te Marum, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 300,- (zegge: driehonderd euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 300,- (zegge driehonderd euro) ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster 3], wonende te Marum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, P.H.M. Smeets en G. Eelsing, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2010.