ECLI:NL:RBGRO:2010:BO1360
Rechtbank Groningen
- Raadkamer
- G. Eelsing
- P.H.M. Smeets
- L.W. Janssen
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring bezwaarschrift afname DNA
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 20 oktober 2010 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen een bevel tot afname van DNA-materiaal. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor belaging en bedreiging, stelde dat het misdrijf waarvoor hij was veroordeeld niet van betekenis was voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. De raadsman verwees naar een eerder vonnis waarin werd gesteld dat DNA-onderzoek in dit geval geen strafvorderlijk doel diende. De rechtbank oordeelde dat het delict sterk situatief was en dat de veroordeelde niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Bovendien werd opgemerkt dat de veroordeling van te lang geleden was en dat de opname van DNA in de databank een ernstige inbreuk op de privacy van de veroordeelde zou zijn.
De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen. De officier van justitie had eerder aangevoerd dat er geen ruimte was voor uitzonderingen op de wetgeving omtrent DNA-afname, maar erkende dat het tijdsverloop sinds de veroordeling in 2004 tot het bevel in 2010 niet meer rechtvaardig was. De rechtbank benadrukte het belang van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid in de behandeling van veroordeelden, en concludeerde dat het bevel tot DNA-afname niet meer kon worden gegeven na een periode van zes jaar.
De beslissing werd genomen door een meervoudige raadkamer voor strafzaken, waarbij de rechters de argumenten van zowel de veroordeelde als de officier van justitie zorgvuldig afwogen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, waarbij de rechtbank de belangen van de veroordeelde en de rechtsprincipes in acht nam.