ECLI:NL:RBGRO:2010:BN8739

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
27 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670123-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting in Stadskanaal met werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 27 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee brandstichtingen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], heeft opzettelijk brand gesticht in een boerderij aan de Krommewijk 14 in Stadskanaal op 27 november 2009 en in een loods aan de Zijdstukkerweg 2 op 18 oktober 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen of alleen, met een aansteker brand heeft gesticht, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de betrokken panden en goederen. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, maar de verdediging heeft betoogd dat de verdachte onder druk stond van een medeverdachte en niet in staat was om zelfstandig tot brandstichting te komen. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht op basis van psychologische rapportages. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een sociale vaardigheidstraining. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet eenvoudig van aard was en onvoldoende gespecificeerd.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670123-10 (promis)
datum uitspraak: 27 september 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. H.B. Boogaart
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 september 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 27 november 2009, althans in november 2009,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een boerderij aan de Krommewijk 14,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
in (de schuur van) die boerderij met een aansteker een hoeveelheid plastic
aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die boerderij geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor die boerderij en/of in die boerderij aanwezige goederen, te
weten een of meer (aardappel)kistjes en/of een opgerolde segmentdeur, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 27 november 2009, althans in november 2009,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een boerderij aan de Krommewijk 14, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Stichting Woonzorg
Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
en wederrechtelijk in (de schuur van) die boerderij met een aansteker een
hoeveelheid plastic heeft aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die
boerderij geheel of gedeeltelijk is verbrand;
2.
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 18 oktober 2008, althans in oktober 2008,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een loods of schuur aan de Zijdstukker-
weg 2,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
in die schuur of loods met een aansteker een hoeveelheid brandbaar materiaal
en/of een hoeveelheid (aardappel)kistjes aangestoken, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge
waarvan die schuur of loods en/of de daarin aanwezige goederen, geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor die schuur of loods en/of de daarin aanwezige goederen, te
weten een hoeveelheid kratten en/of kisten en/of een (grote) hoeveelheid
aardappelen en/of een heftruck, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de inhoud van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting van 13 september 2010 gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde. De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde medeplegen niet bewezen aangezien daarvoor onvoldoende bewijs aanwezig is. Bij het onder 2 ten laste gelegde acht de officier van justitie eveneens onvoldoende bewijs aanwezig voor het medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de beide tenlastegelegde brandstichtingen bewezen kunnen worden verklaard en dat deze zijn uitgelokt door de medeverdachte. Hij heeft daartoe gewezen op het rapport van psycholoog Fransen waarin is gesteld dat verdachte enorm beïnvloedbaar is en dat verdachte, zeker bij zijn medeverdachte, enorm onder druk heeft gestaan. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op het feit dat verdachte niet het profiel van een pyromaan heeft en niet uit zichzelf tot brandstichting zou kunnen komen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
De verklaring door verdachte ter zitting afgelegd, zakelijk weergegeven
Ik heb in de boerderij in Stadskanaal plastic in brand gestoken met een aansteker.
Een proces-verbaal d.d. 4 december 2009, opgenomen in de pagina's 64-65 van dossier nr. 2009117471-1 d.d. 29 maart 2010, inhoudende de aangifte van [aangever feit 1], zakelijk weergegeven
Ik doe namens [slachtoffer] te [plaats] aangifte van brandstichting op vrijdag 27 november 2009 tussen 00.26 en 03.50 uur van een boerderij aan de Krommewijk 14 te Stadskanaal. De boerderij behoort in eigendom toe aan [slachtoffer].
Een proces-verbaal d.d.17 maart 2010, opgenomen in de pagina's 103-106 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], zakelijk weergegeven
Toen [verdachte] dus bij de auto kwam zei hij tegen mij dat we weg moesten gaan. [verdachte] vertelde mij dat hij een stuk plastic in de brand had gestoken. [verdachte] vertelde mij dat hij dit gedaan had op de dorsdeel.
Een proces-verbaal d.d. 8 december 2009, opgenomen in de pagina's 124-137 van voornoemd dossier, inhoudende een proces-verbaal van technisch onderzoek naar de brand, zakelijk weergegeven
Op 27 november 2009 heb ik een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een brand in een leegstaande boerderij in Stadskanaal. De schuur was nagenoeg leeg. In het achterste gedeelte lagen een aantal aardappelkistjes, en nabij de achtermuur van de woning lag een opgerolde segmentdeur. Uit het door mij ingestelde onderzoek concludeer ik dat in de schuur met zekerheid twee afzonderlijke brandhaarden waren geweest en een derde brandhaard is niet aannemelijk. Door het veroorzaken van deze brand was er gevaar voor goederen te duchten geweest.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
De verklaring door verdachte ter zitting afgelegd, zakelijk weergegeven
Vorig jaar heb ik in een schuur in Stadskanaal aardappelkistjes in brand gestoken met een aansteker. [medeverdachte] was daarbij; die stond gewoon achter mij.
Een proces-verbaal d.d. 23 maart 2010, opgenomen in de pagina's 143-145 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever feit 2], zakelijk weergegeven
Op zaterdag 18 oktober 2008 werd op de Zijdstukkerweg te Stadskanaal brand gesticht in een aardappelschuur. De schuur is volledig afgebrand.
Een schriftelijk stuk gedateerd 2008, opgenomen op pagina 146 van voornoemd proces-verbaal, inhoudende een akte van taxatie, zakelijk weergegeven
De vaststelling van de schade aan de roerende zaken ten gevolge van de brand op 18 oktober 2008 is aan de aardappelen, de inventaris (kratten en kisten) en een heftruck.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de gemeente Stadskanaal op 27 november 2009 opzettelijk brand heeft gesticht in een boerderij aan de Krommewijk 14, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in de schuur van die boerderij met een aansteker een hoeveelheid plastic aangestoken ten gevolge waarvan die boerderij is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die boerderij en in die boerderij aanwezige goederen, te weten aardappelkistjes en een opgerolde segmentdeur te duchten was;
2.
hij in de gemeente Stadskanaal op 18 oktober 2008 opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur aan de Zijdstukkerweg 2, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die schuur met een aansteker een hoeveelheid aardappelkistjes aangestoken, ten gevolge waarvan die schuur en de daarin aanwezige goederen zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en de daarin aanwezige goederen, te weten een hoeveelheid kratten en kisten en een grote hoeveelheid aardappelen en een heftruck te duchten was.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2 opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op een trajectconsult rapport van psychiater J.M. Westenhoek d.d. 16 april 2010 en op een psychologische onderzoeksrapportage d.d. 21 juni 2010, opgemaakt door P.J. Fransen, gz- psycholoog. De conclusie in laatstgenoemd rapport luidt ondermeer dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, dit ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde het geval was en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren met reclasseringstoezicht gedurende de proeftijd. De officier van justitie heeft daarbij met name rekening gehouden met de conclusie van psycholoog Fransen dat een gevangenisstraf niet geëigend is bij deze verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor oplegging van de geëiste maximale werkstraf, maar daarvan een gedeelte voorwaardelijk en daaraan het reclasseringstoezicht te verbinden. De raadsman merkt hierbij nog op dat één van psycholoog Fransen conclusies is dat verdachte detentieongeschikt is. Om die reden zou een voorwaardelijke gevangenisstraf niet geïndiceerd zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van twee ernstige feiten, waarbij de schade aan de schuur en de boerderij zelf en de zich daarin bevindende spullen fors was. Verdachte heeft daarmee ernstige schade berokkend aan de eigenaren daarvan.
Uit het uittreksel van het justitieel documentatie register blijkt onder meer dat verdachte weliswaar een keer eerder met justitie in aanraking is geweest, maar nog nooit voor een feit als waarvan hij nu wordt verdacht. De rechtbank rekent het verdachte echter wel aan dat het eerst gepleegde feit binnen de proeftijd van het eerder opgelegde vonnis is gepleegd.
De rechtbank volgt psychiater Fransen in zijn oordeel dat de gepleegde feiten in verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden. Hij heeft daartoe geconcludeerd aangezien verdachte over het algemeen relatief hoog scoort op vaardigheden en laag op het gebied van communicatie en inter-persoonlijke relaties. Dit kan er op wijzen dat betrokkene sociaal vaardig oogt, maar dat de manier waarop hij zijn contacten vorm geeft past bij een lager ontwikkelingsniveau. Hij kan dus gemakkelijk worden overschat. Door zijn licht verstandelijke handicap is betrokkene niet in staat de consequenties van zijn gedrag te overzien. Betrokkene heeft een laag sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau en is subassertief. Betrokkene wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Gebruikelijk worden voor dit soort feiten vrijheidsstraffen opgelegd en ook de door verdachte gepleegde feiten rechtvaardigen de oplegging van een vrijheidsstraf. De rechtbank acht het van belang dat met de op te leggen straf de ernst van het gepleegde delict tot uitdrukking wordt gebracht. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name de verminderde toerekeningsvatbaarheid en zijn detentieongeschiktheid, is de rechtbank echter van oordeel dat een werkstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
Daarnaast zal de rechtbank de officier van justitie volgen in haar eis om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van na te melden duur. De rechtbank zal dit doen, ondanks het feit dat uit het psychologische rapport naar voren is gekomen dat verdachte detentieongeschikt is. De reden hiervoor is dat verdachte ter zitting met nadruk naar voren heeft gebracht dat de vijf dagen die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht een zodanige indruk op hem hebben gemaakt dat hij nooit weer in een cel terecht wil komen. De rechtbank vertrouwt er om die reden op dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte een flinke stok achter de deur zullen zijn. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat reclasseringstoezicht nodig is om controle op de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. Deze bijzondere voorwaarden mogen ook inhouden dat veroordeelde het onderzoek bij de AFPN zal afronden en de begeleiding die daarna geadviseerd wordt zal volgen en bovendien een sociale vaardigheidstraining bij Humanitas zal volgen of een soortgelijke instelling.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], gevestigd te [plaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot een hoogte van € 6211,- exclusief BTW dan wel € 7392,- inclusief BTW met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de hoofdelijksheidsclausule.
De officier van justitie acht de post van het plaatsen van hekken en de extra kosten voor de sloop van de boerderij niet voor toewijzing vatbaar, aangezien de benadeelde partij in de aangifte al had aangegeven dat de boerderij gesloopt zou worden om nieuwbouw mogelijk te maken. Of deze benadeelde partij de mogelijkheid heeft van aftrek van BTW is niet helder geworden. Op dat punt refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet eenvoudig van aard is. Er zijn kosten niet nadrukkelijk gespecificeerd en het zou beter zijn als in een civiele procedure werd uitgezocht welk bedrag toegewezen kan worden voor een boerderij die toch al gesloopt zou worden. Met betrekking tot het verlies van restwaarde merkt de raadsman op dat niet is aangetoond dat er voor de brand restwaarde was.
Subsidiair is de raadsman van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de kosten die zijn opgevoerd onvoldoende zijn gespecificeerd.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij niet van zodanig eenvoudige aard, dat deze zich leent voor behandeling in dit strafproces. Ondanks de bewijsstukken die bij de vordering zijn gevoegd zijn de kosten onvoldoende gespecificeerd om een bedrag toe te kunnen wijzen voor het verschil tussen slopen van de boerderij met en zonder de brand. Om die reden is de vordering niet eenvoudig van aard.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden;
- de veroordeelde het onderzoek bij de AFPN zal afronden en de begeleiding die daarna geadviseerd wordt zal volgen;
- de veroordeelde een sociale vaardigheidstraining bij Humanitas of een soortgelijke instelling zal volgen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], gevestigd te [plaats]vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.M.M. van Woensel, voorzitter, F.J. Agema en L.W. Janssen, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2010.