ECLI:NL:RBGRO:2010:BN8737

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
27 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670253-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting en veroordeling voor medeplichtigheid aan brandstichting en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 27 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting en diefstal. De verdachte is vrijgesproken van de brandstichting die in 2008 door zijn zwager is gepleegd, maar is wel veroordeeld voor medeplichtigheid aan brandstichting in 2009 en voor diefstal van een mestvork. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting in 2008, maar dat hij wel medeplichtig was aan de brandstichting in 2009, omdat hij zijn zwager in de gelegenheid had gesteld om de brand te stichten. De verdachte had samen met zijn zwager een leegstaande boerderij bezocht met de bedoeling om te stelen, en de rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de mogelijkheid dat zijn zwager brand zou stichten. De rechtbank legde een werkstraf van 150 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank vond een werkstraf passend.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670253-10 (promis)
datum uitspraak: 27 september 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. S.S. Ilahi
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 september 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 27 november 2009, althans in november 2009,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een boerderij aan de Krommewijk 14,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
in (de schuur van) die boerderij met een aansteker een hoeveelheid plastic
aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die boerderij geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor die boerderij en/of in die boerderij aanwezige goederen, te
weten een of meer (aardappel)kistjes en/of een opgerolde segmentdeur, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
[mededader]
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 27 november 2009, althans in november 2009,
opzettelijk brand heeft gesticht in een boerderij aan de Krommewijk 14,
immers heeft [mededader] toen aldaar opzettelijk in (de schuur
van) die boerderij met een aansteker een hoeveelheid plastic aangestoken, in
elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan die boerderij geheel of gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
die boerderij en/of in die boerderij aanwezige goederen, te weten een of meer
(aardappel)kistjes en/of een opgerolde segmentdeur, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was
welk feit hij, verdachte
daar, althans in Nederland, toen
door op laatstvermelde tijd en plaats die [mededader] in een
door hem bestuurde auto naar of in de nabijheid van die boerderij aan de
Krommewijk 14 te brengen en/of in (de schuur van) die boerderij tegen die
[mededader] te zeggen dat hij aldaar brand moest stichten en/of
die brandbare stoffen aan te wijzen en/of zijn, verdachtes, aansteker aan die
[mededader] te geven, althans ter beschikking te stellen en/of
die [mededader] (vervolgens) in die door hem, verdachte,
bestuurde auto van de plaats des misdrijfs naar elders te vervoeren,
alzo door het verschaffen van gelegenheid en/of (een) middel(en) en(een)
inlichting(en),
opzettelijk heeft uitgelokt;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
[mededader]
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 27 november 2009, althans in november 2009,
opzettelijk brand heeft gesticht in een boerderij aan de Krommewijk 14,
immers heeft [mededader] toen aldaar opzettelijk in (de schuur
van) die boerderij met een aansteker een hoeveelheid plastic aangestoken, in
elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan die boerderij geheel of gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
die boerderij en/of in die boerderij aanwezige goederen, te weten een of meer
(aardappel)kistjes en/of een opgerolde segmentdeur, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf
verdachte daar, althans in Nederland, toen als medeplichtige
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en)
heeft verschaft,
door op laatstvermelde tijd en plaats die [mededader] in een
door hem bestuurde auto naar of in de nabijheid van die boerderij aan de
Krommewijk 14 te brengen en/of in (de schuur van) die boerderij tegen die
[mededader] te zeggen dat hij aldaar brand moest stichten en/of
die brandbare stoffen aan te wijzen en/of zijn, verdachtes, aansteker aan die
[mededader] te geven, althans ter beschikking te stellen en/of
die [mededader] (vervolgens) in die door hem, verdachte,
bestuurde auto van de plaats des misdrijfs naar elders te vervoeren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 27 november 2009, althans in november 2009,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een boerderij aan de Krommewijk 14, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Stichting Woonzorg
Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
en wederrechtelijk in (de schuur van) die boerderij met een aansteker een
hoeveelheid plastic aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die
boerderij geheel of gedeeltelijk is verbrand;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
[mededader]
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 27 november 2009, althans in november 2009,
opzettelijk en wederrechtelijk een boerderij aan de Krommewijk 14, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [aangever feit1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan genoemde [mededader] en/of aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
immers heeft genoemde [mededader] toen aldaar opzettelijk en
wederrechtelijk in (de schuur van) die boerderij met een aansteker een
hoeveelheid plastic aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die
boerderij geheel of gedeeltelijk is verbrand,
welk feit hij, verdachte
daar, althans in Nederland, toen
door op laatstvermelde tijd en plaats die [mededader] in een
door hem bestuurde auto naar of in de nabijheid van die boerderij aan de
Krommewijk 14 te brengen en/of in (de schuur van) die boerderij tegen die
[mededader] te zeggen dat hij aldaar brand moest stichten en/of
die brandbare stoffen aan te wijzen en/of zijn, verdachtes, aansteker aan die
[mededader] te geven, althans ter beschikking te stellen en/of
die [mededader] (vervolgens) in die door hem, verdachte,
bestuurde auto van de plaats des misdrijfs naar elders te vervoeren
alzo door het verschaffen van gelegenheid en/of (een) middel(en) en(een)
inlichting(en),
opzettelijk heeft uitgelokt;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
[mededader]
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 27 november 2009, althans in november 2009,
opzettelijk en wederrechtelijk een boerderij aan de Krommewijk 14, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [aangever feit 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan genoemde [mededader] en/of aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
immers heeft genoemde [mededader] toen aldaar opzettelijk en
wederrechtelijk in (de schuur van) die boerderij met een aansteker een
hoeveelheid plastic aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die
boerderij geheel of gedeeltelijk is verbrand,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf
verdachte daar, althans in Nederland, toen als medeplichtige
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en)
heeft verschaft,
door op laatstvermelde tijd en plaats die [mededader] in een
door hem bestuurde auto naar of in de nabijheid van die boerderij aan de
Krommewijk 14 te brengen en/of in (de schuur van) die boerderij tegen die
[mededader] te zeggen dat hij aldaar brand moest stichten en/of
die brandbare stoffen aan te wijzen en/of zijn, verdachtes, aansteker aan die
[mededader] te geven, althans ter beschikking te stellen en/of
die [mededader] (vervolgens) in die door hem, verdachte,
bestuurde auto van de plaats des misdrijfs naar elders te vervoeren;
2.
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 18 oktober 2008, althans in oktober 2008,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een loods of schuur aan de Zijdstukker-
weg 2,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
in die schuur of loods met een aansteker een hoeveelheid brandbaar materiaal
en/of een hoeveelheid (aardappel)kistjes aangestoken, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge
waarvan die schuur of loods en/of de daarin aanwezige goederen, geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor die schuur of loods en/of de daarin aanwezige goederen, te
weten een hoeveelheid kratten en/of kisten en/of een (grote) hoeveelheid
aardappelen en/of een heftruck, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
[mededader]
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 18 oktober 2008, althans in oktober 2008,
opzettelijk brand heeft gesticht in een loods of schuur aan de Zijdstukker-
weg 2,
immers heeft [mededader] toen aldaar opzettelijk in die schuur
of loods met een aansteker een hoeveelheid brandbaar materiaal en/of een
hoeveelheid (aardappel)kistjes aangestoken, in elk geval opzettelijk (open)
vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
die schuur of loods en/of de daarin aanwezige goederen, geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor die schuur of loods en/of de daarin aanwezige goederen, te weten
een hoeveelheid kratten en/of kisten en/of een (grote) hoeveelheid aardappelen
en/of een heftruck, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
welk feit hij, verdachte
daar, althans in Nederland, toen
door op laatstvermelde tijd en plaats die [mededader] in een
door hem bestuurde auto naar of in de nabijheid van die schuur of loods aan de
Zijdstukkerweg 2 te brengen en/of tegen die [mededader] te
zeggen dat hij aldaar brand moest stichten en/of die aardappelkistjes, althans
(die) brandbare stoffen aan te wijzen en/of die [mededader]
(vervolgens) in die door hem, verdachte, bestuurde auto van de plaats des
misdrijfs naar elders te vervoeren,
alzo door het verschaffen van gelegenheid en/of (een) middel(en) en(een)
inlichting(en),
opzettelijk heeft uitgelokt;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
[mededader]
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 18 oktober 2008, althans in oktober 2008,
opzettelijk brand heeft gesticht in een loods of schuur aan de Zijdstukker-
weg 2,
immers heeft [mededader] toen aldaar opzettelijk in die schuur
of loods met een aansteker een hoeveelheid brandbaar materiaal en/of een
hoeveelheid (aardappel)kistjes aangestoken, in elk geval opzettelijk (open)
vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
die schuur of loods en/of de daarin aanwezige goederen, geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor die schuur of loods en/of de daarin aanwezige goederen, te weten
een hoeveelheid kratten en/of kisten en/of een (grote) hoeveelheid aardappelen
en/of een heftruck, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf
verdachte daar, althans in Nederland, toen als medeplichtige
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en)
heeft verschaft,
door op laatstvermelde tijd en plaats die [mededader] in een
door hem bestuurde auto naar of in de nabijheid van die schuur of loods aan de
Zijdstukkerweg 2 te brengen en/of tegen die [mededader] te
zeggen dat hij aldaar brand moest stichten en/of die aardappelkistjes, althans
(die) brandbare stoffen aan te wijzen en/of die [mededader]
(vervolgens) in die door hem, verdachte, bestuurde auto van de plaats des
misdrijfs naar elders te vervoeren;
3.
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 18 oktober 2008, althans in oktober 2008,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een in of
nabij een schuur of loods aan de Zijdstukkerweg 2 aanwezige mestvork of schep,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever feit 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat voor het onder 2 ten laste gelegde feit onvoldoende bewijs is om tot enige betrokkenheid bij de brandstichting te komen. De officier van justitie vordert daarom dat verdachte van dit feit geheel dient te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hetgeen onder 1 en 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met betrekking tot feit 1 is er onvoldoende bewijs om tot medeplegen te komen, maar de officier van justitie acht voldoende bewijs aanwezig voor medeplichtigheid aan de brandstichting aangezien verdachte er, gezien de keren dat verdachte en zijn medeverdachte in het verleden op stap zijn geweest, verdachte er vanuit kon gaan dat de mogelijkheid bestond dat zijn medeverdachte brand zou stichten als ze samen op pad gingen. De diefstal van de mestvork heeft verdachte bij de politie bekend en kan dus bewezen worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak met betrekking tot feit 2. Medeverdachte [mededader] is daar alleen verantwoordelijk voor geweest. Verdachte is niet in de schuur geweest en kon niet weten wat zijn zwager in die schuur van plan was.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat verdachte niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor het handelen van [mededader], aangezien de mannen beide met een hele andere bedoeling naar die leegstaande boerderij zijn gegaan. Uit de twee eerdere branden die in het dossier genoemd worden, namelijk het in brand steken van takken en een bult stro, kon verdachte niet op voorhand weten dat de kans bestond dat [mededader] brand zou gaan stichten in de leegstaande boerderij. Met betrekking tot de brandstichting kan verdachte niets verweten worden en pleit de raadsvrouw eveneens voor vrijspraak.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsvrouw erop gewezen dat verdachte weliswaar bij de politie heeft bekend dat hij een mestvork heeft weggenomen, maar die verklaring heeft hij ter zitting weer ingetrokken. Bovendien is van de diefstal geen aangifte gedaan, zodat de raadsvrouw op die gronden voor vrijspraak pleit.
Beoordeling
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij deze brandstichting onvoldoende wetenschap had omtrent het handelen van zijn medeverdachte om van tevoren te kunnen inschatten dat hij brand zou stichten in die schuur toen zij samen op pad gingen met het doel om diefstal te plegen. Bij dit feit kan dan ook niet bewezen worden dat zij bewust en nauw hebben samengewerkt om in de schuur brand te stichten. De rechtbank is eveneens van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor het uitlokken en het medeplichtig zijn aan deze brand. Verdachte zal van dit feit geheel worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 4 december 2010, opgenomen in de pagina’s 61-65 van dossier nr. 2009117471-1 d.d. 29 maart 2010, inhoudende de aangifte van [aangever feit 1], zakelijk weergegeven
Ik doe aangifte wegens brandstichting op vrijdag 27 november 2009 tussen 00.26 en 03.50 uur van een boerderij aan de Krommewijk 14 te Stadskanaal. De boerderij behoort in eigendom toe aan [aangever feit 1].
De verklaring door verdachte ter zitting afgelegd, zakelijk weergegeven
Ik wist dat aan de Krommewijk een boerderij stond die afgebroken zou worden. Ik ben er met [mededader] naartoe gegaan om er een wc en spiegel uit te halen die ik kon gebruiken. We zijn er met mijn bus naartoe gereden. We gingen naar binnen. Ik was met de wc bezig en [mededader] was weggelopen. Ineens hoorde ik een knal en ben ik naar buiten gelopen. Ik heb bij de bus op [mededader] gewacht Het klopt dat ik toch vier keer met hem ben meegegaan.
Een proces-verbaal d.d. 16 maart 2010, opgenomen in de pagina’s 99-102 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven
Bij de auto zei [mededader] dat hij een stuk plastic in brand had gestoken op de dorsdeel. Ik hoorde [mededader] zeggen dat we een rondje moesten rijden. Toen ik bij de boerderij terugkwam zag ik dat de vlammen boven het dak uitkwamen.
Een proces-verbaal d.d. 17 maart 2010, opgenomen in de pagina’s 103-105 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven
Ongeveer een jaar geleden zat ik met [mededader] [mededader] en mijn buurman [buurman] te vissen voor mijn woning. [mededader] ging plassen en is een paar minuten weggeweest. [mededader] kwam terug en ging weer verder vissen. Even later stond een bult takken in brand.
We zijn ook een keer gezamenlijk naar Drouwenerzand geweest. Op de terugweg moet [mededader] plassen. Hij heeft toen een strobult in de brand gestoken.
Ongeveer een jaar geleden, volgens mij was het zomer 2009, zat ik met [mededader] [mededader] en mijn buurman [buurman 2] te vissen voor mijn woning. Op een gegeven moment is [mededader] weggegaan en zei dat hij moest plassen. [mededader] is ongeveer een paar minuten weggeweest. Op een gegeven moment hoorde ik dat [mededader] zei: “Kijk er is brand.”Ik zag dat er een bult takken in de brand stond, op een stuk grond naast mijn woning. Ik zag dat het een behoorlijke brand was. Ik had ter hoogte van dat vuur mijn eigen brandhout liggen. Het vuur was achter op de tuin. Het kon geen kwaad daar. (…)We zijn een keer gezamenlijk weggeweest naar Drouwenerzand. Toen we weer terug gingen moest ik onderweg van hem stoppen, omdat hij moest plassen. [mededader] heeft toen een strobult in de brand gestoken. Die strobult stond aan de kant van de weg, een weg binnendoor naar Drouwenermond.
Een proces-verbaal d.d. 18 maart 2010, opgenomen in de pagina’s 110-111 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven
[mededader] heeft mij meerdere keren beloofd geen branden meer te stichten. Hij hield zich niet aan die afspraak. Hij heeft mij wel eens verteld brandstichten mooi te vinden.
Een proces-verbaal d.d.18 maart 2010, opgenomen in de pagina’s 115-116 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [mededader], zakelijk weergegeven
Als ik samen met [verdachte] op stap ga, dan gaan we meestal op zoek naar lege woningen. We gaan dan op zoek naar spullen die [verdachte] wel kan gebruiken. We waren met de bus van [verdachte]. De boerderij in Stadskanaal is door mij met een aansteker in brand gestoken. Ik heb plastic in de brand gestoken.
Een proces-verbaal d.d. 8 december 2009 , opgenomen in de pagina’s 124-137 van voornoemd dossier, inhoudende een proces-verbaal van technisch onderzoek naar de brand
Op 27 november 2009 heb ik een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een brand in een leegstaande boerderij in Stadskanaal. De schuur was nagenoeg leeg. In het achterste gedeelte lagen een aantal aardappelkistjes, en nabij de achtermuur van de woning lag een opgerolde segmentdeur. Uit het door mij ingestelde onderzoek concludeer ik dat in de schuur met zekerheid twee afzonderlijke brandhaarden waren geweest en een derde brandhaard is niet aannemelijk. Door het veroorzaken van deze brand was er gevaar voor goederen te duchten geweest.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde.
Een proces-verbaal d.d. 17 maart 2010, opgenomen in de pagina’s 103-106 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte
Ik ben met [mededader] in een schuur geweest. Dat is volgens mij al een jaar geleden. Ik had tegen [mededader] gezegd dat als er een mooie hooivork zou staan, hij die voor mij mee moest nemen.
Een proces-verbaal d.d. 17 maart 2010, opgenomen in de pagina’s 107-109 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte
Ik wilde onder andere een mestvork op die rommelmarkten verkopen.
Een proces-verbaal d.d.18 maart 2010, opgenomen in de pagina’s 120-123 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [mededader]
Ik heb gezien dat [verdachte] een schep uit die schuur heeft meegenomen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel van voor het medeplegen en het uitlokken aan brandstichting onvoldoende bewijs aanwezig is. Verdachte zal van het primair en subsidiair onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte is, zoals hiervoor is overwogen, vrijgesproken van enige betrokkenheid bij de brand die in 2008 door zijn zwager, [mededader], is gesticht (het onder 2 ten laste gelegde feit).
De rechtbank is van oordeel dat uit het feit dat zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben verklaard dat ze vaker op pad gingen op zoek naar spullen die ze konden gebruiken een patroon en de gezamenlijke opzet op diefstal van goederen valt af te leiden.
In 2008 is verdachte op pad geweest met zijn medeverdachte om diefstal te plegen waarbij zijn medeverdachte brand heeft gesticht in een schuur aan de Zijdstukkerweg in Stadskanaal. Vervolgens heeft verdachte zijn medeverdachte in 2009 wederom meegenomen om diefstal te plegen, nu in een leegstaande boerderij. Inmiddels was het verdachte bekend dat de mogelijkheid bestond dat zijn medeverdachte niet alleen in de achtertuin takkenbossen en bulten stro, maar ook als zij op pad waren om te stelen, brand sticht. Op grond van de gezamenlijke opzet op de diefstal komt de rechtbank tot medeplichtigheid aan brandstichting aangezien verdachte zijn medeverdachte, die inmiddels bij hem bekend stond als pleger van brandstichting, mee heeft genomen in een boerderij om diefstal te plegen. Op grond van jurisprudentie hoeft verdachte voor de medeplichtigheid niet de opzet op de brandstichting te hebben, maar is de opzet op de diefstal voldoende. Hiermee heeft verdachte zijn medeverdachte in de gelegenheid gesteld om in de leegstaande boerderij, waar zij samen naartoe zijn gegaan om goederen te stelen, in brand te steken en heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn medeverdachte dat ook daadwerkelijk zou doen.
Feit 3
Zowel verdachte als zijn mededader hebben verklaard dat zij regelmatig op pad gingen om goederen te stelen. Beiden hebben bij de politie verklaard dat een mestvork is weggenomen. Er is van deze diefstal weliswaar geen aangifte gedaan. De rechtbank gaat ervan uit dat het missen van de mestvork na de brand door de eigenaar van de schuur over het hoofd gezien kan zijn en er om die reden geen aangifte van diefstal is gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden en houdt verdachte daarbij dus aan de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd over de diefstal van de mestvork.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. meer subsidiair
[mededader] in de gemeente Stadskanaal op 27 november 2009 opzettelijk brand heeft gesticht in een boerderij aan de Krommewijk 14, immers heeft [mededader] toen aldaar opzettelijk in de schuur van die boerderij met een aansteker een hoeveelheid plastic aangestoken, ten gevolge waarvan die boerderij is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die boerderij en in die boerderij aanwezige goederen, te weten
aardappelkistjes en een opgerolde segmentdeur te duchten was,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte daar toen als medeplichtige opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door op laatstvermelde tijd en plaats die [mededader] in een door hem bestuurde auto naar die boerderij aan de Krommewijk 14 te brengen en die [mededader] vervolgens in die door hem, verdachte,
bestuurde auto van de plaats des misdrijfs naar elders te vervoeren;
3.
hij in de gemeente Stadskanaal op 18 oktober 2008 met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een in of nabij een schuur aan de Zijdstukkerweg 2 aanwezige mestvork geheel toebehorende aan [aangever feit 3].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 2 meer subsidiair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 meer subsidiair medeplichtigheid aan opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3 diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 meer subsidiair en feit 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de aard en ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak ten aanzien van alle drie de tenlastegelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is met zijn zwager en medeverdachte op stap gegaan wetende dat de mogelijkheid erin zat dat deze brand zou stichten. Hij heeft dus bewust de kans aanvaard dat dit kon gebeuren. De rechtbank rekent dit verdachte aan, temeer nu is gebleken dat zijn zwager verminderd toerekeningsvatbaar is voor zijn handelen.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van twee strafbare feiten. Met name de brandstichting is een ernstig feit. De schade aan de boerderij zelf en de zich daarin bevindende spullen was fors. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn zwager in de gelegenheid heeft gesteld om in die lege boerderij brand te stichten. Met het stelen van de mestvork heeft verdachte zich een voorwerp toegeëigend waarvan hij niet de eigenaar was.
Uit het uittreksel van het justitieel documentatie register blijkt onder meer dat verdachte een keer eerder met justitie in aanraking is geweest voor diefstal, maar nog nooit voor brandstichting.
In het voorlichtingsrapport d.d. 2 september 2010 concludeert de reclassering dat verdachte graag wil veranderen en daar hulp voor wil aanvaarden. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt voor de eerste gesprekken met een psycholoog. De kans op recidive wordt als laag ingeschat. Het inzetten van gedragsinterventies is daarom niet noodzakelijk. De gezondheid van verdachte kan een werkstraf doen bemoeilijken.
Gebruikelijk worden voor brandstichting vrijheidsstraffen opgelegd en ook de betrokkenheid bij de bewezenverklaarde brandstichting rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een vrijheidsstraf. De rechtbank acht het van belang dat met de op te leggen straf de ernst van het gepleegde delict tot uitdrukking wordt gebracht. Op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank echter van oordeel dat een werkstraf van aanzienlijke duur toch passend en geboden is.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in haar eis om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van na te melden duur om herhaling van soortgelijke strafbare feiten in de toekomst te voorkomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 157 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 150 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.M.M. vanWoensel, voorzitter, F.J. Agema en
L.W. Janssen, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2010.