RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 445583 CV/EXPL 10-3857
Vonnis d.d. 15 september 2010
de besloten vennootschap Qwint B.V.,
statutair gevestigd te Apeldoorn, kantoorhoudende te Hengelo,
eiseres, hierna Qwint te noemen,
gemachtigde: mr. A.D. Brouwers-Wozniak, advocaat te Den Haag,
R.,
wonende te [adres],
gedaagde, hierna R. te noemen,
gemachtigde: mr. W.L.J.Winden, advocaat te Tilburg.
Qwint heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd om R. te veroordelen tot betaling van € 531,49, vermeerderd met rente en proceskosten. R. heeft de vordering bestreden en tevens een eis in reconventie ingesteld. Daarop heeft Qwint gerepliceerd in conventie en geantwoord in reconventie. Vervolgens heeft R. gedupliceerd in conventie en gerepliceerd in reconventie. Daarna heeft Qwint nog gedupliceerd in reconventie. Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.
1.1. Op 1 november 2007 is met ingang van 1 januari 2008 tussen partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd tot stand gekomen met betrekking tot de levering van elektriciteit tegen een vast tarief. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van drie jaren.
1.2. Bij brief van 30 mei 2008 heeft Qwint de overeenkomst per 1 juli 2008 opgezegd gebruikmakend van artikel 21.2 van de algemene voorwaarden (2007) en met inachtneming van een opzegtermijn van dertig dagen. Daarnaast is in de brief aan R. de keus gelaten om een nieuw leveringscontract met Qwint te sluiten tegen hogere tarieven dan wel om kosteloos een andere energieleverancier te kiezen. In de brief vermeldt Qwint als reden voor de opzegging de explosief gestegen energieprijzen in de afgelopen periode.
1.3. Bij brief van 17 juni 2008 heeft R. de overeenkomst ontbonden, omdat hij uit de opzeggingsbrief afleidt dat Qwint in de nakoming van de overeenkomst zal te kort schieten en daardoor in verzuim verkeert. Daarbij heeft hij Qwint aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van de tekortkoming lijdt en nog zal lijden. De schade is door hem gesteld op het prijsverschil tussen het met Qwint overeengekomen tarief en het tarief dat de nieuwe leverancier hanteert, te rekenen tot de oorspronkelijke einddatum van de overeenkomst met Qwint. De gemachtigde van R. heeft de voorlopige schade bij brief van 9 september 2008 geschat op een bedrag van € 1.015,00 en Qwint voorgesteld dit bedrag, ter voorkoming van een gerechtelijke procedure, aan R. te betalen.
1.4. Qwint heeft daarop schriftelijk aan R. laten weten dat zij niet op het voorstel zal ingaan, omdat zij gerechtigd was de overeenkomst op te zeggen en R. daarom geen recht heeft op schadevergoeding.
1.5. R. heeft per 1 juli 2008 elektriciteit van een andere energieleverancier afgenomen.
1.6. Qwint heeft bij eindafrekening d.d. 14 juli 2008 een bedrag van € 418,68 bij R. in rekening gebracht betreffende de energiekosten voor de periode tot en met juni 2008. R. heeft deze eindafrekening ontvangen, maar onbetaald gelaten.
2. Het standpunt van Qwint
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
2.1. Zij stelt op grond van de levering van elektriciteit in de periode tot 1 juli 2008, de datum van opzegging, aanspraak te kunnen maken op de eindafrekening van 14 juli 2008. Nu hij met de betaling hiervan in verzuim is, is R. tevens rente verschuldigd.
2.2. Verder stelt Qwint ingevolge artikel 6:96, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek aanspraak te kunnen maken op een vergoeding voor de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten zijn immers een gevolg van de wanbetaling van R.
2.3. Qwint betwist dat R. een beroep op verrekening toekomt, omdat zij - kort gezegd - gerechtigd was de overeenkomst schadeloos tussentijds op te zeggen. Qwint heeft hiervoor diverse gronden aangevoerd.
2.4. Voor zover van belang zal de kantonrechter hierna in de beoordeling nader op de stellingen van Qwint ingaan.
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
3.1. Hoewel hij bij conclusie van antwoord naast zijn beroep op verrekening stelt dat de vordering niet is onderbouwd, beroept hij zich bij dupliek enkel nog op verrekening. Hij wil het op grond van de eindafrekening verschuldigde bedrag verrekenen met de door hem geleden schade als gevolg van de opzegging door Qwint. De door R. geleden schade bedraagt minimaal € 1.015,00. Qwint was niet gerechtigd de overeenkomst tussentijds op te zeggen. Door desondanks tot opzegging over te gaan is sprake van een tekortkoming van Qwint in de nakoming van de overeenkomst die is aangegaan voor de bepaalde duur van drie jaar.
3.2. Voor zover in conventie niet zal worden verrekend, stelt hij in reconventie aanspraak te kunnen maken op de schade die hij als gevolg van de beëindiging van de overeenkomst heeft geleden. Naast de schadevergoeding stelt R. ook aanspraak te kunnen maken op vergoeding van de door hem gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.
3.3. Voor zover van belang zal hierna in de beoordeling nader op de standpunten van R. worden ingegaan.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Nadat Qwint bij conclusie van antwoord een afschrift van de eindafrekening van 14 juli 2008 heeft overgelegd, heeft R. deze niet langer betwist. Om die reden zal de kantonrechter uitgaan van de juistheid van deze afrekening en is R. deze in beginsel aan Qwint verschuldigd.
4.2. De vordering van Qwint ter zake van bedoelde eindafrekening gaat slechts teniet in het geval het door R. gevoerde verweer dat ziet op verrekening van de vordering met zijn gestelde schadevordering slaagt. De kantonrechter is echter van oordeel dat dit verweer moet falen omdat de gegrondheid daarvan, gelet op de betwisting door Qwint, niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering van Qwint, zo volgt uit voorgaande rechtsoverweging, overigens toewijsbaar is.
4.3. De vordering van Qwint betreffende de eindafrekening van 14 juli 2008 zal dus worden toegewezen. De meegevorderde rente zal eveneens worden toegewezen, aangezien moet worden vastgesteld dat R. met de betaling van de eindafrekening in verzuim is.
4.4. De kantonrechter acht in dit geval geen grond aanwezig om de vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten toe te wijzen. Al voordat Qwint haar vordering uit handen heeft gegeven is haar door R. immers al duidelijk gemaakt dat hij de eindafrekening niet zal voldoen. In die situatie had Qwint de mogelijkheid om terstond tot dagvaarding van R. over te gaan. De gemaakte buitengerechtelijke incassokosten moeten daarom als nodeloos worden aangemerkt. Overigens is ook niet gebleken dat de gemachtigde van Qwint buitengerechtelijke incassowerkzaamheden van een dusdanige omvang heeft verricht dat de hoogte van het ter zake gevorderde bedrag gerechtvaardigd is.
4.5. R. zal tot slot als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4.6. De kern van het geschil betreft de vraag of Qwint de overeenkomst die tussen partijen voor bepaalde tijd en tegen een vast tarief is afgesloten al dan niet voortijdig heeft mogen opzeggen. De kantonrechter zal hierna - voor zover voor de beoordeling van belang - ingaan op de door partijen over en weer gestelde standpunten.
4.7. Qwint heeft zich primair op het standpunt gesteld dat zij de hier aan de orde zijnde overeenkomst heeft mogen opzeggen op grond van artikel 6.1 van de algemene voorwaarden van Ideco Energieadvies B.V. (Ideco). In dit artikel is bepaald dat partijen gerechtigd zijn de overeenkomst op te zeggen met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand. Qwint stelt dat deze voorwaarden in de overeenkomst met R. van toepassing zijn verklaard, dat Qwint dezelfde opzegtermijn als Ideco in haar voorwaarden hanteert en dat zij met Ideco is overeengekomen dat dezelfde voorwaarden van toepassing zijn.
4.8. In reactie hierop heeft R. gesteld dat hij buiten de afspraken staat tussen Qwint en Ideco. Voor zover de gestelde algemene voorwaarden al van toepassing zijn, beroept R. zich op vernietiging daarvan. Hij stelt namelijk dat de voorwaarden hem niet ter hand zijn gesteld.
4.9. De kantonrechter constateert dat waar Qwint zich in haar opzeggingsbrief nog beroept op artikel 21.2 van haar algemene voorwaarden (2007) - waarvan de Geschillen Commissie Energie en Water nadien heeft beslist dat deze slechts ziet op overeenkomsten voor onbepaalde tijd - , zij zich thans beroept op artikel 6.1 van de algemene voorwaarden van Ideco (2005). Hoewel één en ander al duidt op een tegenstrijdigheid, constateert de kantonrechter verder dat de toepassing van deze laatste voorwaarden - anders dan Qwint stelt - niet blijkt uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Daarin wordt immers verwezen naar de algemene leveringsvoorwaarden van Ideco. De door Qwint als productie 15 overgelegde algemene voorwaarden van Ideco (2005) zien ook niet op het soort overeenkomst als hier aan de orde, maar op overeenkomsten betreffende de advisering over beslissingen die verband houden met energiekosten. Voor zover Qwint in dit verband overigens afspraken heeft gemaakt met Ideco, kunnen deze R. niet regarderen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Qwint zich niet op deze voorwaarden en de daarin opgenomen opzeggingsbepaling kan beroepen om tot beëindiging van de overeenkomst te komen. Gezien dit oordeel hoeft de vraag of de voorwaarden aan R. ter hand zijn gesteld geen bespreking meer.
Gewichtige redenen als bedoeld in artikel 7:408 BW
4.10 Subsidiair voert Qwint als verweer dat sprake is van een overeenkomst van opdracht die Qwint op grond van artikel 7:408 BW wegens gewichtige redenen schadeloos tussentijds mocht opzeggen. De gewichtige redenen bestonden uit de extreme marktomstandigheden bestaande uit explosief stijgende energieprijzen die tot een faillissement en liquidatie van Qwint zouden hebben geleid indien Qwint geen maatregelen zou hebben getroffen.
4.11 R. betwist dat sprake is van een overeenkomst van opdracht.
4.12 De kantonrechter is met R. van oordeel dat de overeenkomst tot levering van elektriciteit, dat in juridische zin moet worden aangemerkt als roerende zaak, is te beschouwen als een (in dit geval consumenten)koop. Dit betekent dat Qwint zich voor de opzegging evenmin op gewichtige redenen als bedoeld in artikel 7:408 BW kan beroepen.
Onvoorziene omstandigheden
4.13 Meer subsidiair voert Qwint aan dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden - de extreme marktomstandigheden die hebben geleid tot explosief hoge energieprijzen - die naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst van Qwint niet verwacht mocht worden.
4.14 R. stelt kort gezegd - voor zover al sprake is van een slechte financiële situatie bij Qwint - dat eventuele onvoorziene omstandigheden voor rekening van Qwint behoren te komen.
4.15 In beginsel behoort een klant er bij een overeenkomst waarvan de duur vooraf is vastgelegd op te kunnen vertrouwen dat de overeenkomst wordt uitgevoerd gedurende die bepaalde tijd. Voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid evenwel tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden kan hier in uitzonderlijke situaties van worden afgeweken.
4.16 De kantonrechter overweegt dat het voor de energiemarkt kenmerkend is dat deze veelvuldig aan (heftige) prijsschommelingen onderhevig is. Door in een dergelijke markt overeenkomsten voor langere tijd tegen een vast tarief af te sluiten roept Qwint het risico over zichzelf af om tegen een niet rendabele prijs elektriciteit te leveren. Dat dit risico zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook een omstandigheid die krachtens de aard van de overeenkomst en de markt waarbinnen deze is afgesloten voor rekening van Qwint behoort te komen.
4.17 De stelling van Qwint dat zij op aandringen van de Energiekamer een oplossing moest zoeken om een faillissement te voorkomen maakt het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter niet anders. Niet gesteld is immers dat de Energiekamer op deze specifieke oplossing heeft aangedrongen. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat dit een keus van Qwint zelf is geweest. Voorts valt niet in te zien waarom de klanten van Qwint bij het in werking treden van de SLR-procedure niet binnen dertig dagen tegen gangbare tarieven voor een nieuwe energieleverancier zouden kunnen kiezen, zoals Qwint stelt. Ook nu is R. immers in staat gebleken om op korte termijn een andere leverancier te regelen zonder dat dat extreem hoge tarieven voor hem heeft meegebracht. Zonder nader toelichting, die ontbreekt, is dan ook niet duidelijk wat het verschil is voor de klant tussen de situatie die zou zijn ingetreden als gevolg van de SLR-procedure en de situatie die zich nu na opzegging heeft voorgedaan.
4.18 Op grond van voorgaande rechtsoverwegingen komt de kantonrechter tot het oordeel dat Qwint de overeenkomst gelet op de aard en de markt waarin deze is afgesloten niet kan beëindigen als gevolg van de door haar gestelde omstandigheden. Dat Qwint dit wel heeft gedaan moet dan ook worden aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Qwint is in beginsel dan ook schadeplichtig jegens R.
4.19. R. heeft de door hem geleden schade begroot op een bedrag van € 945,00. Dit is het prijsverschil tussen het met Qwint overeengekomen tarief en het tarief dat de nieuwe leverancier hanteert, te rekenen tot de oorspronkelijke einddatum van de overeenkomst met Qwint. Daarnaast stelt R. in dit verband aanspraak te kunnen maken op € 70,00 aan adviseurkosten die hij heeft moeten maken om een aansluiting bij een andere leverancier te realiseren.
4.20. Qwint betwist de door R. gestelde schade, omdat zij - kort gezegd - meent dat R. na de opzegging een goedkoper contract had kunnen afsluiten.
4.21. De kantonrechter stelt voorop dat het R. na de opzegging vrijstond om zelf een andere energieleverancier te kiezen. Bij die keus hoeft niet enkel de prijs bepalend te zijn, maar kunnen ook zaken als bijvoorbeeld service en betrouwbaarheid een rol spelen. In dit licht acht de kantonrechter de keus die R. heeft gemaakt en het tarief dat hij nu verschuldigd is niet onredelijk. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Qwint ook onvoldoende gemotiveerd gesteld dat van een onredelijke prijs sprake is. Zo valt uit de door haar in dit verband overgelegde overzichten waarop verschillende aanbieders staan vermeld niet af te leiden dat de door deze aanbieders gehanteerde tarieven in hoge mate afwijken van het tarief dat R. thans aan Oxxio heeft te betalen. Bovendien blijkt daaruit evenmin op welk moment deze tarieven door hen zijn aangeboden en of dit dus samenviel met het moment waarop R. een andere leverancier nodig had. Ook blijkt niet of dit tarief onder dezelfde voorwaarden als van de huidige leverancier van R. is aangeboden. Aangezien R. was genoodzaakt per juli 2008 een andere leverancier te kiezen is de gestelde instorting van de olieprijsmarkt in oktober 2008 en de daling van de energieprijs als gevolg daarvan hier verder niet van belang.
4.22. Eén en ander brengt de kantonrechter tot de conclusie dat de vordering voor wat betreft de door R. als gevolg van de opzegging geleden en concreet gemaakte schade volledig zal worden toegewezen.
4.23. Qwint heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering die ziet op de adviseurkosten, zodat deze als onbetwist eveneens zal worden toegewezen.
4.24. De vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, omdat naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende is gebleken van werkzaamheden anders dan ter voorbereiding en instructie van deze procedure.
4.25. Qwint zal ten slotte als de in het ongelijk gesteld partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
- veroordeelt R. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Qwint te betalen een bedrag van € 456,49, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 418,68 vanaf 11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt R. tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van Qwint tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 73,89 aan griffierecht, € 158,00 aan explootkosten en € 120,00 voor salaris van de gemachtigde;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt Qwint om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan R. te betalen een bedrag van € 1.015,00;
- veroordeelt Qwint tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van R. tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 200,00 voor salaris van de gemachtigde;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 15 september 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.