ECLI:NL:RBGRO:2010:BN6288

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
120644/HA RK 10-314
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens lange duur van de procedure en vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft verzoeker op 2 augustus 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.L. Vucsán, rechter in de bestuurssector van de Rechtbank Groningen, in het geschil met zaaknummer AWB 08/880 WWB G. Verzoeker stelt dat de lange duur van de procedure en het feit dat de wederpartij in de gelegenheid is gesteld om nadere stukken in te brengen, leiden tot een schending van zijn recht op een eerlijke behandeling zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Verzoeker betoogt dat mr. Vucsán niet onpartijdig is, omdat hij in eerdere procedures in het ongelijk is gesteld en dat dit een indicatie is van vooringenomenheid.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek op 31 augustus 2010 ter zitting behandeld, waarbij mr. Vucsán aanwezig was, maar verzoeker niet. De rechtbank overweegt dat de lange duur van de procedure en het feit dat de wederpartij stukken heeft kunnen indienen, niet automatisch leiden tot de conclusie dat er sprake is van partijdigheid of schijn van vooringenomenheid. De rechtbank wijst erop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen.

De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Vucsán jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Het beroep van verzoeker op schending van de leidraad voor onpartijdigheid wordt verworpen. De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 september 2010.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer: 120644 / HA RK 10-314
Datum beslissing: 1 september 2010
Beslissing op het schriftelijke verzoek van [verzoeker], wonende aan de [adres], [woonplaats] (hierna: verzoeker) tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van mr. R.L. Vucsán.
1. Procesverloop
1.1. Bij brief van 2 augustus 2010 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van mr. R.L. Vucsán, rechter in de bestuurssector van deze rechtbank, in het geschil met zaaknummer AWB 08/880 WWB G, waarbij verzoeker als partij is betrokken.
1.2. Mr. Vucsán heeft bij brief van 23 augustus 2010 medegedeeld niet in de wraking te berusten.
1.3. Op 31 augustus 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting behandeld. Mr. Vucsán is ter zitting verschenen. Verzoeker is, zoals hij bij brief van 30 augustus 2010 reeds aan de rechtbank had bericht, niet ter zitting verschenen.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek aangevoerd dat door mr. Vucsán aanbeveling 8 van de leidraad voor onpartijdigheid niet wordt nageleefd, nu door hem reeds een zeer groot aantal zaken van verzoeker zijn behandeld waarbij hij verzoeker in bijna geen enkele procedure gelijk heeft gegeven. Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat door de lange duur van de procedure de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) wordt overschreden. Tevens is in de genoemde procedure verweerder alsnog in de gelegenheid gesteld stukken in te brengen, hetgeen eens te meer leidt tot een onevenredige bevoordeling van verweerder.
3. Het standpunt van mr. Vucsán
3.1. Mr. Vucsán heeft aangevoerd dat het verzoek tot wraking niet toegewezen dient te worden. Dat verzoeker in eerdere procedures in het ongelijk is gesteld, is inherent aan het voeren van procedures en is geen grond voor wraking. De lengte van de duur van een procedure dan wel het in de gelegenheid stellen van de gemeente Groningen om alsnog stukken in te brengen is dit evenmin, waarbij van belang is dat het verzoek van de rechtbank aan de gemeente om stukken in te dienen in lijn is met de toepasselijke procedureregels.
4. Beoordeling
4.1. De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek de toepasselijke norm is gegeven in artikel 8:15 Awb en artikel 6 EVRM, in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. 4.2. In artikel 8:15 Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 Awb/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3. Het feit dat verweerder in de genoemde procedure in de gelegenheid is gesteld (nadere) stukken in te brengen en de duur van deze procedure tot op heden, leiden niet tot de conclusie dat er sprake is van partijdigheid of (schijn) van vooringenomenheid aan de kant van de gewraakte rechter. De overige stellingen van verzoeker dat de gewraakte rechter meerdere zaken van verzoeker heeft behandeld waarbij verzoeker naar diens oordeel bijna geen enkele keer in het gelijk is gesteld en dat de redelijke termijn in de lopende procedure zou zijn overschreden, leiden, zoals de rechtbank ook in eerdere beslissingen op door verzoeker ingediende wrakingsverzoeken heeft overwogen, evenmin tot dit oordeel. Het door verzoeker gedane beroep op schending van artikel 8 van de leidraad voor onpartijdigheid van de rechter wordt derhalve verworpen.
4.4. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, wordt het verzoek tot wraking afgewezen.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst het verzoek af,
5.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (met zaaknummer AWB 08/880 WWB G) wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking,
5.3. beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
mr. Vucsán en het College van Burgemeester en Wethouders Groningen, Dienst SOZAWE, afdeling Juridische Zaken.
Aldus gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, M. Griffioen en T.F. Bruinenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010.
chb