ECLI:NL:RBGRO:2010:BN5609
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om omgangsregeling in het belang van de kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek van de man om een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het gezin van de vrouw na jarenlange hulpverlening weer tot rust was gekomen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de man veel onrust heeft veroorzaakt bij de vrouw en de kinderen, wat schadelijk zou zijn voor hun geestelijke ontwikkeling. De rechtbank concludeerde dat de kans groot is dat de inspanningen die het gezin heeft gedaan om een stabiel en veilig opvoedingsklimaat te creëren, teniet zouden worden gedaan door de toename van onrust en stress die het verzoek met zich meebracht.
De rechtbank erkende dat er een risico bestaat dat het negatieve beeld dat de kinderen van de man hebben schadelijk kan zijn voor hun verdere ontwikkeling. Echter, de rechtbank vond dat de huidige omstandigheden zodanig waren dat omgang met de man op dit moment meer nadelen dan voordelen zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft ook het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, waarin werd gesteld dat er ruimte is voor contact, maar dat dit zeer zorgvuldig en geleidelijk moet worden opgebouwd.
De rechtbank heeft de vrouw erop gewezen dat de man in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen voor een omgangsregeling, waarbij dan opnieuw een beoordeling zal plaatsvinden. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen en benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat zij weerbaarder worden ten aanzien van een mogelijk contact met de man.