ECLI:NL:RBGRO:2010:BN5609

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
112907 / FA RK 09-2207
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgangsregeling in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek van de man om een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het gezin van de vrouw na jarenlange hulpverlening weer tot rust was gekomen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de man veel onrust heeft veroorzaakt bij de vrouw en de kinderen, wat schadelijk zou zijn voor hun geestelijke ontwikkeling. De rechtbank concludeerde dat de kans groot is dat de inspanningen die het gezin heeft gedaan om een stabiel en veilig opvoedingsklimaat te creëren, teniet zouden worden gedaan door de toename van onrust en stress die het verzoek met zich meebracht.

De rechtbank erkende dat er een risico bestaat dat het negatieve beeld dat de kinderen van de man hebben schadelijk kan zijn voor hun verdere ontwikkeling. Echter, de rechtbank vond dat de huidige omstandigheden zodanig waren dat omgang met de man op dit moment meer nadelen dan voordelen zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft ook het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, waarin werd gesteld dat er ruimte is voor contact, maar dat dit zeer zorgvuldig en geleidelijk moet worden opgebouwd.

De rechtbank heeft de vrouw erop gewezen dat de man in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen voor een omgangsregeling, waarbij dan opnieuw een beoordeling zal plaatsvinden. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen en benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat zij weerbaarder worden ten aanzien van een mogelijk contact met de man.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 112907 / FA RK 09-2207
beschikking d.d. 6 juli 2010
in de zaak van:
[M],
wonende te [adres],
verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. H.H. Gerdes,
en
[V],
wonende te [adres],
verweerster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.R.H. Baas.
PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 26 januari 2010 een (tussen)beschikking gegeven.
Op 29 april 2010 is ter griffie van de rechtbank een rapport d.d. 27 april 2010 ontvangen van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) te Groningen.
De rechtbank heeft de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, gehoord ter zitting met gesloten deuren van 24 juni 2010. Voorts is verschenen de advocaat van de man en de heer [naam] namens de Raad. De man is niet ter zitting verschenen.
RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank neemt hier over hetgeen werd overwogen en beslist in de beschikking van 26 januari 2010. Bij deze beschikking is de beslissing met betrekking tot de omgang tussen de man en de minderjarige kinderen [X], geboren op [datum] te [plaats], en [Y}, geboren op [datum]in [plaats], aangehouden, in afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek.
Standpunt van de Raad
De Raad heeft in het rapport geconcludeerd dat er bij alle partijen (enige) ruimte is voor contact tussen de man en de minderjarigen. De Raad acht het echter van groot belang dat het contact zeer zorgvuldig en geleidelijk wordt opgebouwd. De bereidheid van de minderjarige [X] tot contact is erg kwetsbaar en het slagen van het contact hangt dan ook samen met de manier waarop dit wordt vorm gegeven en wordt opgebouwd. Naar de mening van de Raad dient samen met de ouders de aanwezige belemmeringen en mogelijkheden voor omgang nader in kaart te worden gebracht. Daarnaast kan worden onderzocht onder welke voorwaarden naar een omgangsregeling toegewerkt kan worden. De vrouw kan dan ook het vertrouwen in de man voor omgang met zijn kinderen opbouwen. Daarbij kan er aandacht worden besteed aan de communicatie tussen de ouders. De Raad acht een Begeleide Omgangsregeling (BOR) bij Bureau Jeugdzorg daartoe geïndiceerd.
Ter zitting is door de Raad naar voren gebracht, dat ook rekening dient te worden gehouden met de spanningen die het verzoek bij de moeder teweeg brengen en het feit dat moeder het nu niet aankan.
Standpunt van de ouders
De raadsman van de man heeft ter zitting aangegeven dat de man zich kan vinden in het rapport van de Raad. Hij wil in het belang van de kinderen meewerken aan het BOR-traject.
De man is niet ter zitting verschenen omdat hij de uitnodiging is vergeten.
De vrouw stelt dat het verzoek van de man een enorme impact heeft op het gezin. Het gezin heeft het gevoel dat ze een kant uit gedrukt wordt die zij niet op wil. Het ging na jaren weer beter met het gezin maar door deze situatie is het gezin weer in disbalans gebracht. Inmiddels is er ook weer contact met Lentis.
Na kennisname van het rapport vraagt zij zich ook af wat voor man de man eigenlijk is. Zij wist niets van seksueel misbruik. Ook heeft het haar zeer aangegrepen dat de man twijfelt over zijn biologisch vaderschap van [Y}.
De vrouw is gelet op de spanningen die in het gezin zijn ontstaan, van mening dat contact met de man niet in het belang van de kinderen is. De vrouw heeft momenteel lichamelijke klachten waarvoor zij wordt behandeld in het ziekenhuis. Zij kan een contact met de man op dit moment niet aan.
In dat kader vindt zij het feit dat de man de uitnodiging voor de zitting van vandaag is vergeten, niet getuigen van inzet.
Beoordeling
Hoewel het uitgangspunt is dat het in het belang van de minderjarige kinderen is dat er contact is tussen hen en de man, kunnen er omstandigheden zijn die maken dat van dit uitgangspunt dient te worden afgeweken.
Zoals in de beschikking van 26 januari 2010 overwogen is het gezin van de vrouw na jarenlange hulpverlening weer wat tot rust gekomen, waarbij enorme inspanningen zijn verricht om de kinderen rust, stabiliteit en een veilig opvoedingsklimaat te bieden. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat het verzoek van de man en het onderzoek van de Raad tot veel onrust heeft geleid bij de vrouw en de kinderen. Illustratief hiervoor is het feit dat het gezin weer een beroep heeft moeten doen op hulpverlening van Lentis en de toegenomen gezondheidsklachten van de vrouw waarvoor zij thans behandeld wordt in het ziekenhuis. De rechtbank acht de kans groot dat door toename van de onrust en de daarmee gepaard gaande stress, de inspanningen die het gezin in de afgelopen jaren heeft gedaan om te komen tot een stabiel en veilig opvoedingsklimaat, teniet worden gedaan.
Daarbij komt dat uit het onderzoek van de Raad blijkt dat de man door zijn persoonlijke problemen, zijn verleden en zijn (voormalige) verslaving erg kwetsbaar is. Duidelijk is geworden dat een herstel van het contact en het slagen daarvan, ook veel van de draagkracht van de man zal gaan vragen. De rechtbank is er echter onvoldoende van overtuigd geraakt dat de man thans over voldoende draagkracht daartoe beschikt.
In het licht van vorenstaande concludeert de rechtbank dat, hoewel het risico bestaat dat het negatieve beeld dat de minderjarigen van de man hebben schadelijk zal zijn voor hun verdere ontwikkeling, omgang van de man met de minderjarigen thans dermate ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke ontwikkeling van de kinderen dat het verzoek dient te worden afgewezen. De rechtbank heeft daarbij mede betrokken dat het verzoek van de man ook bij [X] veel spanning oproept.
De rechtbank wijst de vrouw ten overvloede op de mogelijkheid dat de man in de toekomst wederom een verzoek kan doen tot vaststelling van een omgangsregeling. Gelet op het hiervoor vermelde uitgangspunt dat er contact is tussen de kinderen en de niet verzorgende ouder, zal dan een nieuwe beoordeling plaatsvinden. De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad dat de vrouw moet trachten om, eventueel met ondersteuning van deskundigen, in het belang van de kinderen weerbaarder te worden ten aanzien van een mogelijk contact met de man.
BESLISSING
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 6 juli 2010 in aanwezigheid van de griffier.
mmv
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.