RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670178-10, 18/650267-10, 18/651394-08 (tul) en 18/650055-09 (tul)
(promis)
datum uitspraak: 16 augustus 2010
raadsman: mr. L.S. Slinkman
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en –plaats],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [naam P.I.].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
Parketnummer 18/670178-10
hij op of omstreeks 15 april 2010 te Hoogezand, in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever1], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever1], met kracht, met
een biljartkeu op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 april 2010 te Hoogezand, in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever1]), met kracht, met een biljartkeu op/tegen het hoofd heeft geslagen,,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 15 april 2010 te Hoogezand, in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [aangever1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) met dat opzet,
die [aangever1]
- meermalen, met kracht, heeft geslagen en/of gestompt in het gezicht en/of
elders tegen het lichaam (onder meer terwijl deze [aangever1] op de grond lag)
en/of
- een zogenaamde 'dropkick', althans harde (kickboks)trap, in de rug en/of
meerdere harde trappen (onder meer terwijl deze [aangever1] op de grond lag) in
de zij en/of elders tegen het lichaam heeft gegeven en/of
- heeft geduwd en/of heeft besprongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 april 2010 te Hoogezand, in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te
weten [plaatsdelict] en/of in een voor het publiek toegankelijke plaats
of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de jeugdsoos aan [plaatsdelict],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever1], welk
geweld bestond uit
- het meermalen, met kracht, slaan en/of stompen in het gezicht en/of elders
tegen het lichaam van die [aangever1] (onder meer terwijl deze [aangever1] op de
grond lag) en/of
- het geven van een zogenaamde 'dropkick', althans harde (kickboks)trap in de
rug en/of meerdere harde trappen (onder meer terwijl deze [aangever1] op de grond
lag) in de zij en/of elders tegen het lichaam van die [aangever1] en/of
- het duwen van en/of opspringen tegen die [aangever1];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(in de zaak met parketnummer 18/650515-10)
hij op of omstreeks 23 oktober 2009, in de gemeente Groningen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [aangever 2]), tegen het hoofd heeft
gestompt en/of geslagen, tengevolge waarvan deze ten val kwam, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 18/650267-10
hij op of omstreeks 11 september 2009 te Hoogezand, gemeente
Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans
alleen, aan een persoon (te weten [aangever 3]), opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten
een gebroken neus, een breuk aan de onderrand van de oogkas, een breuk van de
voorwand van de neusbijholte links, een (zware) hersenschudding/-kneuzing, het
verlies van de voortand linksboven), heeft toegebracht, door deze opzettelijk,
na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- een of meerdere kopstoten te geven
- een of meerdere malen met gebalde vuist te slaan tegen het gezicht en/of het
hoofd
- een of meerdere malen te slaan tegen het hoofd, althans het lichaam;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 september 2009 te Hoogezand, gemeente
Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans
alleen, aan een persoon (te weten [aangever 3]), opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten
een gebroken neus, een breuk aan de onderrand van de oogkas, een breuk van de
voorwand van de neusbijholte links, een (zware) hersenschudding/-kneuzing, het
verlies van de voortand linksboven), heeft toegebracht, door deze opzettelijk,
na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- een of meerdere kopstoten te geven
- een of meerdere malen met gebalde vuist te slaan tegen het gezicht en/of het
hoofd
- een of meerdere malen te slaan tegen het hoofd, althans het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 september 2009 te Hoogezand, gemeente
Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, [aangever 3], opzettelijk, na kalm beraad en
rustig overleg, althans opzettelijk
- een of meerdere kopstoten heeft gegeven
- een of meerdere malen met gebalde vuist heeft geslagen tegen het gezicht
en/of het hoofd
- een of meerdere malen tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen,
tengevolge waarvan die [aangever 3] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 301 lid 2 Wetboek van Strafrecht
(gevoegd parketnummer 652016-09)
hij op of omstreeks 13 februari 2009, te Hoogezand, gemeente
Hoogezand-Sappemeer, met een ander of anderen, op een voor het publiek
toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten
het winkelcentrum aan de [adres winkelcentrum], openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [aangever 4] en/of [aangeefster 5], welk geweld bestond uit uit het
gooien van een aansteker tegen die [aangever 4] en/of het beetpakken en/of slaan
en/of stompen en/of schoppen van die [aangever 4] en/of het beetpakken en/of duwen
en/of slaan van die [aangeefster 5];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 februari 2009, te Hoogezand, gemeente
Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [aangever 4]
en/of [aangeefster 5]) heeft beetgepakt en/of geduwd en/of geslagen en/of gestompt
en/of geschopt, waardoor voornoemde [aangever 4] en/of [aangeefster 5] letsel hebben/heeft
bekomen en/of pijn hebben/heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich onder parketnummer 18/670178-10 heeft schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, medeplegen van poging tot zware mishandeling en mishandeling en onder parketnummer 18/650267-10 onder 1 aan medeplegen van zware mishandeling, met dien verstande dat zij voorbedachte raad niet bewezen acht, en onder 2 aan openlijke geweldpleging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat hij zich met betrekking tot de bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten refereert aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde op de dagvaarding met parketnummer 18/650267-10 niet bewezen kan worden dat er sprake is geweest van voorbedachte raad.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Parketnummer 18/670178-10:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Ik was op 15 april 2010 samen met [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. Het klopt dat er ruzie was in de soos en dat de betreffende persoon naar buiten werd gebracht. Ik bemoeide mij ermee en werd naar buiten geleid. Daarbij kwam ik ten val. Ik draaide me om en ik dacht: Nu ga ik jullie pakken. Ik heb een aantal keren goed uitgehaald. Ik heb ook met een keu geslagen.
een proces-verbaal, d.d. 16 april 2010, opgenomen als blz. 115 e.v. in het dossier met nummer 2010035616 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van [aangever 1] , zakelijk weergegeven:
Gisteravond (15 april 2010) had ik dienst in het [jongeren-centrum] aan de [plaatsdelict] in Hoogezand.
Om 20.00 uur kwam een groep jongeren binnen. Eén van de groep liep naar drie jongeren aan de bar. Er werd geslagen door de jongen die later is aangehouden. Ik hield deze jongen vast. Ik liep met hem naar de uitgang. Ik kreeg een harde trap in mijn onderrug (dropkick). De trap deed pijn. Ik heb de jongen gezien die getrapt heeft. Hij had een witte jas aan en had veel pukkels.
Hij gaf mij, terwijl ik op de stoep stond, een klap in mijn gezicht.. Hij sloeg met de rechter vlakke hand en raakte mij op de linker wang. Ik voelde pijn.
De jongen met het rode vest kwam op mij af en duwde mij in de richting van de jongen met de witte jas. Deze begon mij met beide vuisten te slaan. Hij sloeg mij op de borst en zijkant van mijn ribben. Ik weerde de slagen af; de slagen deden pijn.
Ik zag vervolgens de jongen met het rode vest op mij af komen rennen. Hij schopte keihard op mijn linker zijkant. Dat deed enorm pijn. Vervolgens zag ik dat een jongen met een zwarte jas mij hard op de buik trapte. Dit deed ook veel pijn.
De jongen met de witte jas wilde mij steeds aanvallen. Ik zag dat hij een keu vasthield. Hij sloeg mij met de keu op mijn hoofd aan de linkerkant. Ik heb nu een bult.
Ik ben voor onderzoek naar het Universitair Medisch Centrum Groningen gebracht. Mijn kaakspieren waren gekneusd en ik had een bult op mijn hoofd. Ik moest ook braken. Ik heb nu nog pijn in mijn rug en zij.
een proces-verbaal, d.d. 16 april 2010, opgenomen als blz. 126 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Er kwamen gisteravond rond 19.30 uur drie jongens en twee meisjes binnen. Een jongen met een rode jas, één met een witte jas en één met een grijze trui en strepen erin.
Ik zag dat de jongen met de rode jas [aangever1] met de vlakke hand een klap in zijn gezicht gaf. De jongen met de witte jas stond bij [aangever1]. Hij sloeg [aangever1] met beide vuisten in het gezicht. Ik zag dat de jongen met de rode jas [aangever1] een klap in zijn gezicht gaf met de vuist. Ik zag dat [aangever1] buiten op het gras lag en dat de jongen met de witte jas op hem lag en hem sloeg. Ik rende naar buiten en ik zag dat de jongen met de rode jas ook naar buiten rende en dat hij [aangever1] in zijn zij trapte met zijn voet.
Ik zag dat de jongen met de witte jas op [aangever1] sprong en dat [aangever1] weer klappen kreeg. De jongen met de witte jas pakte een keu. Ik keek achterom naar [aangever1] en ik zag dat hij een klap op zijn hoofd kreeg met de keu.
Parketnummer 18/670178-10:
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Op 23 oktober 2009 heb ik iemand op de Werkmanbrug in Groningen neergeslagen.
een proces-verbaal, d.d. 27 oktober 2009, opgenomen als blz. 22 e.v. in het dossier met nummer 2010016664 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van aangever [aangever 2], zakelijk weergegeven:
Op 22 oktober 2009 ben ik met [betrokkene 4] en [betrokkene 5] op de trein naar Groningen gestapt in Winschoten, omstreeks 23.30 uur. In de trein werden we lastig gevallen door drie jongens die in Hoogezand instapten
Om ongeveer 24.00 uur kwamen we in Groningen aan. We wilden naar de Grote Markt. We waren inmiddels bij de museumbrug [de rechtbank begrijpt: de Werkmanbrug]. Opeens waren dezelfde drie jongens als in de trein er weer. Ik zag dat de jongen met de grijze muts naar mij toe kwam en ik zag dat hij met zijn arm in mijn richting sloeg. Ik kreeg een klap tegen mijn hoofd. Hij sloeg tegen mijn rechterzijkant aan. Dit deed veel pijn. Hij sloeg met zijn vuist. Op dat moment ben ik mijn bewustzijn verloren.
Ik ben naar het ziekenhuis gebracht met een ambulance en heb 2 dagen in het Martiniziekenhuis gelegen met een hersenschudding. Ik had een tand door de lip en een bloedneus. Ik heb nu nog dagelijks hoofdpijn.
Parketnummer 18/650267-10:
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde
de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Ik was op 11 september 2009 samen met [medeverdachte] in het winkelcentrum in Hoogezand. Hij ging de [winkel] binnen en ik zag hem [aangever 3] een kopstoot geven en er ook één krijgen. Ik dacht dat hij het niet zou redden en heb me ermee bemoeid. Ik wist dat [medeverdachte] de confrontatie met [aangever 3] zou aangaan. Ik had aardig wat gedronken: Red Bull en whisky. Het was mijn bedoeling [aangever 3] pijn te bezorgen. Ik weet dat ik één stoot heb gegeven. Het kan zijn dat ik hem ook op het achterhoofd heb geslagen, maar ik was zo dronken dat ik het niet meer weet.
een proces-verbaal, d.d. 17 september 2009, opgenomen als blz. 31 e.v. in het dossier met nummer 2009090938 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van aangever [aangever 3], zakelijk weergegeven:
Op 11 september 2009 ben ik met mijn nichtje [betrokkene 6] en haar vriendin [getuige 2] naar het winkelcentrum in Hoogezand gegaan, naar [winkel].
Omstreeks 20.30 uur kwam het ex-vriendje van [betrokkene 6], [medeverdachte] er aan. Hij was met [verdachte].
[medeverdachte] zei ‘hoi’ tegen mij en tegelijk haalde hij naar mij uit. Ik werd niet geraakt en ik pakte hem vast, zodat hij mij niet weer kon slaan. Terwijl ik hem vast had gaf hij mij een kopstoot. Ik zag die aankomen en wendde mijn hoofd naar beneden, waardoor hij mij niet raakte. Ik heb daarna [medeverdachte] een kopstoot gegeven. Op een gegeven drukte ik [medeverdachte] naar de grond en was ik bezig een wurggreep aan te leggen. Toen ik daar mee bezig was voelde ik een harde klap op mijn achterhoofd. Dit moet [verdachte] wel geweest zijn, omdat hij de enige was die bij [medeverdachte] was. Ik werd duizelig en liet [medeverdachte] los. Ik stond op en zag dat [medeverdachte] wegrende. Ik wilde me omdraaien, maar kreeg op dat moment nog een klap. Deze klap kreeg ik precies op het moment dat ik mijn hoofd de andere kant op wendde. Ik kreeg de klap recht in mijn gezicht op mijn neus en oogkas. Hierdoor viel ik op de grond en zag ik dat ik bloed spuugde. Door de klap voelde mijn hele gezicht verdoofd aan. Ik heb door de klap ook veel pijn gehad. Ik voelde dat mijn neus na deze klap scheef op mijn gezicht stond. Ik probeerde te gaan zitten, maar dat lukte niet door de klappen die ik gehad had.
Het volgende wat ik mij weer kan herinneren was in het ziekenhuis bij de spoedeisende hulp van het Universitair Medisch Centrum Groningen in Groningen.
In het ziekenhuis ben ik op 12 september om 10.00 uur geopereerd aan mijn oogkas, neus en tand. Mijn linker voortand aan de bovenkant hebben ze nog geprobeerd te redden maar dat is niet gelukt. De tand is er nu uit.
een proces-verbaal, d.d. 23 september 2009, opgenomen als blz. 40 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [medeverdachte] naar [aangever 3] toe liep en met zijn rechtervuist uithaalde naar het hoofd van [aangever 3]. [medeverdachte] en [aangever 3] begonnen toen te vechten.
Ik zag vervolgens dat [verdachte] naar [aangever 3] toe rende en hem vervolgens met zijn gebalde vuisten op het achterhoofd sloeg. Ik zag dat [aangever 3] keihard op zijn achterhoofd werd geslagen door [verdachte]. Toen ik omkeek zag ik dat [verdachte] naast [aangever 3] stond en ik zag dat [verdachte] met zijn rechter vuist een keiharde klap gaf tegen het aangezicht van [aangever 3]. Als gevolg van die klap viel [aangever 3] achterover en ik zag bloed uit het gezicht van [aangever 3] komen.
een proces-verbaal, d.d. 16 november 2009, opgenomen als blz. 51 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik was op 11 september 2009 samen met een paar vrienden in het winkelcentrum in Hoogezand.
Plotseling zei [medeverdachte] tegen mij: “Daar staat het nieuwe vriendje van [betrokkene 6].” Hij zei verder: ”Ik pak hem nu want als ik in de stad ben pakt hij mij.” Ik keek en zag een mij onbekende jongen staan in de [winkel]. [medeverdachte] ging de winkel in en ik ging met hem mee. [medeverdachte] ging onmiddellijk de confrontatie aan met de jongen. Ik zag dat [medeverdachte] het niet ging redden tegen hem en ik wilde [medeverdachte] helpen. Ik werd tegengehouden door [betrokkene 6]. Ik riep tegen haar: “Laat me los, ik wil me er mee bemoeien.” Ik heb haar opzij gegooid toen ze me niet wilde loslaten. Ik rende toen in de richting van [medeverdachte]. Ik heb de onbekende jongen vervolgens een harde klap gegeven met mijn rechter vuist tegen de rechterkant van zijn gezicht. Ik wilde hem uitschakelen. Ik zag dat hij door zijn knieën ging.
Ik ben een geoefend vechter. Ik heb 2e dan karate. Ik weet dat mijn handen wapens zijn.
een proces-verbaal, d.d. 16 november 2009, opgenomen als blz. 57 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Ik liep de winkel in en ben op [aangever 3] toegelopen. Ik zei: “Jij zou mij pakken in Groningen en nu je in Hoogezand bent pak ik jou.” [aangever 3] zei: “Kom maar op.”
Ik heb [aangever 3] vastgepakt en we zijn gaan vechten. Het was duw en trekwerk. We zijn buiten de winkel terecht gekomen. Buiten kreeg ik een paar kopstoten van [aangever 3] en toen kwam ik los. [aangever 3] wilde mij weer aanvallen. Op dat moment sloeg [verdachte] [aangever 3]. [verdachte] raakte [aangever 3] op zijn slaap of achterhoofd.
Ik gaf [aangever 3] vervolgens een klap op zijn oog met mijn vuist. Ik sloeg opzettelijk en met kracht om hem uit te schakelen. Ik zag dat [verdachte] daarna ook nog een keer sloeg met zijn rechter vuist. Ik zag dat hij hard sloeg en ik zag dat [aangever 3] op zijn kaak werd geraakt en dat hij daarna achterover viel.
een schriftelijk stuk, te weten een medische verklaring d.d. 6 november 2009, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij onderzoek bleek sprake van gebroken neus met scheefstand naar rechts en een breuk van de onderrand van de oogkas en de voorwand van de neusbijholte links, voorts een hersenschudding/-kneuzing.
Operatief werd de neus recht gezet en de andere breuken werden gezet en gestabiliseerd. Tijdens deze operatie bleek ook de voortand linksboven verloren te zijn gegaan.
Parketnummer 18/650267-10:
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde
de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Op 13 februari 2009 was ik betrokken bij een openlijke geweldpleging. Het klopt dat er met een aansteker is gegooid tegen het hoofd van een jongen. Het kan wel zijn dat ik geslagen heb.
een proces-verbaal d.d. 13 februari 2009, opgenomen als blz. 8 e.v. in het dossier met nummer 2009054651 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van aangever [aangever 4], zakelijk weergegeven:
Ik was op 13 februari 2009 met mijn vriendin [aangeefster 5] in het winkelcentrum in Hoogezand. Ik kreeg een aansteker naar mijn hoofd gesmeten. Hij raakte me op mijn achterhoofd. Plotseling stond een Marokkaans/Turks uitziende jongen voor me. Ik zag dat hij mijn vriendin vastpakte.
Blijkbaar stond er op dat moment iemand achter mij want ik werd naar achteren getrokken. Op dat moment voelde ik een klap in mijn gezicht. Het voelde alsof de klap met een vuist werd gegeven. Ik werd ter hoogte van mijn linkeroog geraakt. Vervolgens kreeg ik 2 of 3 klappen met een vuist in mijn gezicht, waardoor ik op de grond viel. Toen ik op de grond lag voelde ik dat ik aantal keren achter elkaar werd geschopt op mijn hoofd en in mijn zij.
Door de klappen heb ik pijn een mijn oog, kin en achterhoofd. Ter hoogte van mijn linker oog heb ik een wondje. Op mijn kin heb ik een bloeduitstorting en achter mijn linkeroor een wond.
een proces-verbaal d.d. 13 februari 2009, opgenomen als blz. 13 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [aangeefster 5], zakelijk weergegeven:
[aangever 4] kreeg een aansteker tegen zijn hoofd. Ik zag dat [aangever 4] door enkele jongens werd vastgepakt en dat hij door één van de jongens twee keer in zijn gezicht werd geslagen. Ik zag dat hij op een gegeven moment op de grond viel. Ik zag dat [aangever 4] terwijl hij op de grond lag meermalen werd geschopt. Ik werd door o.a. de jongen die ons zojuist had aangesproken geslagen met zijn vlakke hand. Hij sloeg meermalen.
een proces-verbaal d.d. 3 juni 2009, opgenomen als blz. 21 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het is mogelijk dat wij de jongen hebben ingesloten. Er werd tegen hem aangeduwd. Op een gegeven moment zag ik dat de jongen kwam te vallen.
Ik weet dat ik erbij was en dat ik een bepaalde rol heb gespeeld in de mishandeling.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte en zijn mededader met betrekking tot het onder parketnummer 18/650267-10 onder 1 tenlastegelegde hebben gehandeld met voorbedachten rade. Van dit onderdeel dient verdachte te worden vrijgesproken
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank overigens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 18/670178-10 onder 1 primair, 2 primair en 3, alsmede het onder parketnummer 18/650267-10 onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/670178-10
1.
hij op 15 april 2010 te Hoogezand, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever1], met kracht, met een biljartkeu op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 15 april 2010 te Hoogezand, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met zijn mededaders met dat opzet, die [aangever1]
- meermalen, met kracht, heeft geslagen en/of gestompt in het gezicht en/of elders tegen het lichaam (onder meer terwijl deze [aangever1] op de grond lag) en/of
- een zogenaamde 'dropkick' in de rug en/of meerdere harde trappen (onder meer terwijl deze [aangever1] op de grond lag) in de zij en/of elders tegen het lichaam heeft gegeven en/of
- heeft geduwd en/of heeft besprongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
(in de zaak met parketnummer 18/650515-10)
hij op 23 oktober 2009, in de gemeente Groningen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever 2]), tegen het hoofd heeft gestompt en geslagen, tengevolge waarvan deze ten val kwam, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Parketnummer: 18/650267-10
1.
hij op 11 september 2009 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon (te weten [aangever 3]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken neus, een breuk aan de onderrand van de oogkas, een breuk van de voorwand van de neusbijholte links, een (zware) hersenschudding/-kneuzing, het verlies van de voortand linksboven), heeft toegebracht, door deze opzettelijk,
- kopstoten te geven
- meerdere malen met gebalde vuist te slaan tegen het gezicht en het hoofd
- meerdere malen te slaan tegen het hoofd;
2.
(gevoegd parketnummer 652016-09)
hij op 13 februari 2009, te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het winkelcentrum aan de [adres winkelcentrum], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 4] en/of [aangeefster 5], welk geweld bestond uit het gooien van een aansteker tegen die [aangever 4] en/of het beetpakken en/of slaan en/of stompen en/of schoppen van die [aangever 4] en/of het beetpakken en/of duwen en/of slaan van die [aangeefster 5];
De rechtbank acht hetgeen onder parketnummer 18/670178-10 onder 1 primair, 2 primair en 3, alsmede het onder parketnummer 18/650267-10 onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer: 18/670178-10
De eendaadse samenloop van:
1 primair: Poging tot zware mishandeling.
en
2 primair: Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Parketnummer: 18/650267-10
1 primair: Medeplegen van zware mishandeling.
2 primair: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen
gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 28 juni 2010, opgemaakt door F. Luteijn, klinisch psycholoog.
De conclusie in dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens die te omschrijven is als incidenteel middelengebruik, terwijl verdachte geen gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft. Hoewel het middelengebruik van grote invloed was op het plegen van het tenlastegelegde had verdachte, wetend van de funeste invloed ervan op hem, de keuze al dan niet middelen te gebruiken. Daarom wordt verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht voor het tenlastegelegde, indien bewezen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde hem volledig kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder parketnummer 18/670178-10 onder 1 primair, 2 primair en 3, alsmede het onder parketnummer 18/650267-10 onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten te veroordelen tot 24 maanden gevangenisstraf met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar. Hieraan dient te worden gekoppeld de bijzondere voorwaarde van toezicht door Reclassering Nederland. De aanwijzingen van de reclassering mogen ook inhouden dat verdachte geen alcoholhoudende drank gebruikt en dat hij zich daarop laat controleren, alsmede dat hij zich zal laten behandelen bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland of soortelijke instelling, dan wel zich klinisch laat behandelen.
Daarbij heeft zij aangevoerd dat verdachte de feiten heeft gepleegd onder invloed van alcohol, terwijl hij wist wat voor effect het gebruik van alcohol op zijn gedrag heeft.
Voorts dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten waarbij voorwaardelijke straffen zijn opgelegd met reclasseringstoezicht, terwijl hij zich aan de hem gegeven aanwijzingen meermalen niet heeft gehouden.
Namens verdachte is betoogd dat de gevorderde straf te hoog is en derhalve gematigd moet worden. Het belang dat verdachte heeft om zich ten goede te gaan ontwikkelen verzet zich tegen een detentie van zo lange duur als door de officier van justitie gevorderd. Verdachte is bereid toezicht van de reclassering te aanvaarden.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die naar voren komt uit voormelde psychologische onderzoeksrapportage en het uittreksel uit de justitiële documentatie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal geweldsdelicten waarbij aan meerdere personen meer of minder ernstig letsel is toegebracht. Daarbij heeft verdachte steeds gehandeld onder invloed van alcohol. Uit het strafdossier blijkt dat de betrokken slachtoffers in enkele gevallen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel voor de thans bewezenverklaarde feiten een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur passend is.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte geven de rechtbank aanleiding anders te straffen dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte weet wat de gevolgen zijn van zijn drankmisbruik en met de omstandigheid dat hulpverlening tot nu steeds is mislukt. Deze omstandigheid is voor de reclassering aanleiding geweest te betwijfelen of een opnieuw op te leggen reclasserings-toezicht nog zinvol is. Verdachte heeft echter ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij is gaan inzien dat hij het zonder hulp en toezicht van de reclassering niet zal gaan redden.
De rechtbank is van oordeel dat de kans op herhaling, gelet op het rapport van de deskundige, zeer groot is, vooral wanneer er geen toezicht van de reclassering zal zijn.
Gelet op de ter zitting door verdachte uitgesproken bereidheid zal de rechtbank de kans bieden zijn leven te beteren en hem een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering. Verdachte zal zich in het kader van dat toezicht moeten houden aan de aanwijzingen van de reclassering, die ook mogen inhouden dat hij een verbod krijgt alcohol te gebruiken en voorts dat hij zich (ambulant) onder behandeling zal stellen.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 2 (parketnummer: 18/650267-10)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster 5], wonende te [woonplaats aangeefster 5].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht, die de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vaststelt op € 59,95. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/651394-08
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank d.d. 28 november 2008 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/652016-09 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, waarvoor nu een veroordeling volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/650055-09
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank d.d. 1 oktober 2009 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/670178-10 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan strafbare feiten, waarvoor nu een veroordeling volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47, 55, 57, 141, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart het onder parketnummer 18/670178-10 onder 1 primair, 2 primair en 3, alsmede het onder parketnummer 18/650267-10 onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart het onder parketnummer 18/670178-10 onder 1 primair, 2 primair en 3, alsmede het onder parketnummer 18/650267-10 onder 1 primair en 2 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN MAANDEN;
beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot acht maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt; draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat:
- aan veroordeelde een verbod tot gebruik van alcohol wordt opgelegd;
- veroordeelde zich daarop zal laten controleren;
- veroordeelde zich bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland, dan wel een soortgelijke, door Reclassering Nederland aan te wijzen instelling, ambulant zal laten behandelen;
- veroordeelde zich voor diagnostiek en, afhankelijk van de uitkomst daarvan, ambulant zal laten behandelen of zich klinisch voor maximaal 9 (negen) maanden ter behandeling zal laten opnemen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 5], wonende te [woonplaats aangeefster 5], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 59,95 (zegge negenenvijftig euro en 95 cent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 59,95 (zegge negenenvijftig euro en 95 cent) ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster 5], wonende te [woonplaats aangeefster 5], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 59,95 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank d.d. 28 november 2008 onder parketnummer 18/651394-08, voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde twee maanden gevangenisstraf.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank d.d. 1 oktober 2009 onder parketnummer 18/650055-09, voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde een maand gevangenisstraf.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en S. Tempel, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2010.