ECLI:NL:RBGRO:2010:BN3767
Rechtbank Groningen
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-afname in verband met poging tot doodslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 11 augustus 2010 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen een bevel tot afname van DNA-materiaal. De veroordeelde, geboren in 1943 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag, waarbij hij met zijn auto een ander had aangereden. De raadsman van de veroordeelde stelde dat het misdrijf, gezien de omstandigheden waaronder het was gepleegd, niet van betekenis kon zijn voor de opsporing en vervolging van toekomstige strafbare feiten. Hij verwees naar de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, waarin wordt gesteld dat DNA-afname niet altijd noodzakelijk is, vooral niet bij verkeersmisdrijven.
De rechtbank overwoog dat de poging tot doodslag sterk situatief was en dat de veroordeelde, als first offender en op leeftijd, een lage kans op herhaling had. De rechtbank concludeerde dat het afnemen van DNA in dit geval een ernstige inbreuk op de privacy van de veroordeelde zou zijn en dat het geen strafvorderlijk doel diende. De officier van justitie had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift, maar de rechtbank oordeelde anders.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier D. van der Ploeg en werd openbaar uitgesproken op de datum van uitspraak.