ECLI:NL:RBGRO:2010:BN3766

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/640997-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen omzetting van de Gedragbeïnvloedende maatregel in jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 4 augustus 2010 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een Gedragbeïnvloedende maatregel in jeugddetentie. De maatregel was eerder opgelegd voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat vervangende jeugddetentie zou worden toegepast indien de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden hield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 22 mei 2010 onherroepelijk was geworden. De officier van justitie heeft op 17 juni 2010 de maatregel omgezet in jeugddetentie, omdat de veroordeelde zich niet aan de aanwijzingen en voorschriften van Bureau Jeugdzorg hield. Tijdens de zitting op 28 juli 2010 is het bezwaarschrift behandeld, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. R.F.M. Mullaart, de moeder van de veroordeelde, de officier van justitie, mw. D. Smith, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de brief van Bureau Jeugdzorg van 16 juni 2010 betrokken, waarin werd aangegeven dat de veroordeelde niet voldeed aan de voorwaarden van de maatregel. De rechtbank concludeert dat de officier van justitie op juiste gronden de beslissing tot omzetting van de maatregel in jeugddetentie heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet ambtshalve bevoegd is om de maatregel een andere invulling te geven, omdat de wetgeving vereist dat dit alleen kan op vordering van het openbaar ministerie, wat in dit geval niet is gebeurd. De rechtbank heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard, waarmee de omzetting van de maatregel in jeugddetentie is bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 18/640997-09
Rk.nr. 10/417
Beslissing op bezwaarschrift tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie
Beschikking van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken op het bezwaarschrift als bedoeld in artikel 22g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat is ingediend door de veroordeelde, genaamd:
[Veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats en -datum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in Het Poortje Jeugdinrichtingen te Veenhuizen.
PROCEDURE
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 7 mei 2010 werd aan veroordeelde opgelegd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van zes maanden, met bevel dat vervangende jeugddetentie voor de duur van 6 maanden zal worden toegepast als veroordeelde de in de maatregel opgenomen voorwaarden niet (voldoende) nakomt.
Voormeld vonnis is op 22 mei 2010 onherroepelijk geworden.
De officier van justitie heeft bij beslissing van 17 juni 2010 de maatregel omgezet in vervangende jeugddetentie.
Op 30 juni 2010 heeft de veroordeelde ter griffie van de rechtbank een bezwaarschrift ingediend tegen de omzetting.
Op 21 en 28 juli 2010 heeft de rechtbank het bezwaarschrift ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Veroordeelde en diens raadsman, mr. R.F.M. Mullaart, de moeder van veroordeelde, de officier van justitie, mw. D. Smith namens de Raad voor de Kinderbescherming en mw. M. Voorintholt van Bureau Jeugdzorg zijn op het bezwaarschrift gehoord.
BEOORDELING
Door de officier van justitie is de uitvoering van de maatregel omgezet in jeugddetentie. De aanleiding hiervoor was dat veroordeelde zich niet hield aan de aanwijzingen en voorschriften die hem in het kader van de maatregel werden gegeven. Een en ander is uitvoerig toegelicht door Bureau Jeugdzorg in de brief d.d. 16 juni 2010.
Hieruit blijkt dat veroordeelde sinds de start van de maatregel zich onvoldoende aan gemaakte afspraken heeft gehouden, terwijl er bovendien grote twijfels blijven bestaan bij de motivatie van veroordeelde om zijn leven anders vorm te geven en hierbij open te staan voor hulpverlening..
Ter zitting van 28 juli 2010 heeft de raadsman het bezwaarschrift nader toegelicht.
Veroordeelde geeft aan dat het klopt dat hij veel aanwijzingen en voorschriften van Bureau Jeugdzorg niet heeft opgevolgd. Hij zou nu graag mee willen doen aan het project in Frankrijk, maar hij wil zich daar op dit moment niet langer dan de nog resterende tijd van de vervangende jeugddetentie voor vastleggen.
De raadsman heeft bepleit het voorstel van Bureau Jeugdzorg te volgen, zodat veroordeelde op korte termijn, zo mogelijk op 2 augustus 2010, naar Frankrijk kan om deel te nemen aan het project Au Boulot, voor de duur van de nog resterende vervangende jeugddetentie.
De officier van justitie heeft zich daartegen verzet en heeft daarbij aangevoerd dat zij niet overtuigd is van de motivatie van veroordeelde, vooral gelet op diens verklaring ter zitting dat hij niet mee zal werken aan een verblijf van zes maanden in Frankrijk als de rechtbank dit zou bepalen, als alternatief voor de nog openstaande jeugddetentie.
Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming hebben aangegeven veroordeelde nog een laatste kans te willen geven door hem in het project Au Boulot te plaatsen, hoewel beiden niet ten volle overtuigd zijn van de motivatie van veroordeelde. Ook hebben ze aangegeven dat een verblijf van minder dan 6 maanden in dit project mogelijk niet tot de gewenste gedragsverandering zal leiden.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van hetgeen ter zitting is behandeld en besproken, het volgende.
Op grond van de brief van Bureau Jeugdzorg d.d. 16 juni 2010 heeft de officier van justitie de maatregel omgezet in jeugddetentie. Deze brief houdt onder meer in dat “[veroordeelde] geen werkplek meer heeft, hij niet meer bij zijn opa en oma kan blijven wonen, hij positief scoort op middelengebruik (alcohol, hard en soft drugs) en zich niet aan gemaakte tijdsafspraken houdt”. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie op juiste gronden de beslissing tot omzetting van de maatregel in jeugddetentie heeft genomen.
Gelet op het bepaalde in artikel 77wc lid 4 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is artikel 77p Sr van overeenkomstige toepassing in geval van tenuitvoerlegging van vervangende jeugddetentie. In het derde lid van artikel 77p Sr is bepaald dat de rechter de beslissing van het openbaar ministerie kan wijzigen. Deze bevoegdheid gaat naar het oordeel van de rechtbank echter niet zover dat de opgelegde straf of maatregel kan worden gewijzigd. De rechtbank leidt dit af uit het feit dat de wetgever er kennelijk voor heeft gekozen artikel 77p Sr van overeenkomstige toepassing te verklaren en niet artikel 77cc Sr, op grond waarvan wijziging van gestelde bijzondere voorwaarden mogelijk is.
De rechter kan op grond van het bepaalde in artikel 77wb lid 1 Sr beslissen dat de maatregel een andere invulling krijgt. Deze wijziging kan alleen plaatsvinden op vordering van het openbaar ministerie. Een dergelijke vordering is door de officier van justitie niet gedaan.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat zij niet ambtshalve bevoegd is de maatregel een andere invulling te geven.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond verklaren.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beschikking is aldus gegeven door mrs. L.C. Bosch, kinderrechter-voorzitter, M.J.B. Holsink en G. Eelsing, kinderrechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2010.