ECLI:NL:RBGRO:2010:BN2542

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
15 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670110-10, 18/670250-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ISD-maatregel en recidive van verdachte met een langdurige verslavingsachtergrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 15 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere misdrijven had gepleegd, waaronder poging tot diefstal en bedreiging. De verdachte, die preventief gedetineerd was, had een langdurige afhankelijkheid van heroïne en cocaïne en was gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere ISD-maatregelen en behandelingen, niet in staat was gebleken om zijn verslaving en crimineel gedrag te doorbreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de feiten ten minste driemaal onherroepelijk was veroordeeld voor misdrijven, wat de noodzaak voor een ISD-maatregel onderstreepte. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) zou worden geplaatst, en de rechtbank volgde dit advies. De verdediging voerde aan dat niet aan de voorwaarden voor de ISD-maatregel was voldaan, maar de rechtbank oordeelde dat de eerdere veroordelingen en de huidige feiten wel degelijk relevant waren. De rechtbank legde de maatregel op voor de maximale termijn van twee jaar, met als doel de recidive te verminderen en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De rechtbank benadrukte dat de motivatie van de verdachte voor behandeling niet relevant was voor de oplegging van de maatregel, gezien zijn lange geschiedenis van recidive en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670110-10 en 18/670250-10 (promis)
datum uitspraak: 15 juli 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. C. Eenhoorn
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te Groningen,
thans preventief gedetineerd in P.I. De Marwei, Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2010 in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (op/aan de
[straatnaam] staande) auto (gekentekend [kenteken]) weg te nemen een autoradio
en/of enig(e) ander(e) goed(eren) van verdachtes gading geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte
en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,
met voormeld oogmerk een steen door een ruit van die auto heeft gegooid,
althans een ruit van die auto heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2010 te Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een (een kamer in een
studenten)woning gelegen aan [adres], alwaar verdachte(n) zich buiten weten
of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop,
een bankpas en/of een rekenmachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
3.
hij op of omstreeks 13 maart 2010 te Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een (een kamer in een
studenten)woning gelegen aan [adres], alwaar verdachte(n) zich buiten weten
of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 23 april 2010 te Almelo
[benadeelde 4] en/of een of meer andere medewerkers van P.I. De Karelskamp heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [benadeelde 4] en/of die
medewerker(s) dreigend de woorden toegevoegd: "De celdeur moet open en dan zal
ik het personeel van De Karelskamp pakken omdat ik niets meer te verliezen
heb" en/of "Ik wil TBS hebben en als ik maandag 26 april 2010 geschorst ga
worden loop ik meteen weg uit De Spetse Hoeve en kom met een 9 mm op zak naar
De Karelskamp en ga dan goed mijn best doen om alsnog TBS te krijgen", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangiften en de bekennende verklaringen van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bekennende verklaringen van verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten geen opmerkingen over het bewijs gemaakt.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de feiten 1, 2 en 3 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De bekennende verklaringen door verdachte op de terechtzitting van 1 juli 2010 afgelegd
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 maart 2010, opgenomen in dossier nr. 2010024348 d.d. 16 maart 2010, inhoudende de verklaring van [verdachte] (p. 25/26)
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2010, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] (p. 19/20)
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2010, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde 2] (p. 29 tot en met 31)
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2010, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde 3] (p. 36/37)
Feit 4
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 april 2010, opgenomen in dossier nr. 2010054575 d.d. 8 juni 2010, inhoudende de verklaring van [benadeelde 4] (p.9 en 10)
Op 23 april 2010 omstreeks 10.00 uur bevond ik mij in de isoleerafdeling van P.I. de Karelskamp te Almelo. Ik was daar samen met twee afdelingshoofden en een intern bijstandsteam. [verdachte] was in een isoleercel geplaatst op grond van het verstoren van de orde en veiligheid van de inrichting. Toen ik hem in mijn hoedanigheid als plaatsvervangend vestigingsdirecteur hierover sprak heeft hij ernstige bedreigingen geuit richting twee de afdelingshoofden en het interne bijstandsteam. [verdachte] zei dat hij niet wilde dreigen maar zei wel heel kil en lijzig dat de celdeur op een gegeven moment open moet en dat hij dan het personeel van de Karelskamp zou pakken omdat hij niets meer te verliezen had. [verdachte] refereerde hierbij aan voorvallen tijdens zijn eerdere detenties in Lelystad, Hoogeveen en Ter Apel. [verdachte] gaf aan dat hij komende maandag de 26e april 2010 weg zou lopen uit de behandelkliniek en vervolgens naar de Karelskamp terug zou komen met een 9mm op zak.
[verdachte] gaf hierbij ook heel nadrukkelijk aan dat hij niets te verliezen heeft en dat hij met deze 9 mm in Almelo goed zijn best zou doen om toch die TBS te krijgen. Ik ken [verdachte] ambtshalve uit andere inrichtingen en weet dat hij zeer agressief kan reageren en neem de dreiging naar het personeel zeer serieus.
Een proces-verbaal d.d. 27 mei 2010, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] (p.13 en 14)
Ik ben werkzaam als afdelingshoofd in P.I. de Karelskamp. Op vrijdag 23 april 2010 moest [verdachte] in de isoleercel worden geplaatst. Dit gebeurde in het bijzijn van de leidinggevende van de dag, een ander afdelingshoofd en het interne bijstandsteam. Toen de plaatsvervangend directeur van onze inrichting met [verdachte] in gesprek ging hoorde ik dat [verdachte] ernstige bedreigingen uitte in de richting van ons personeel. [verdachte] vertelde dat hij niet wilde dreigen maar dat de celdeur op een gegeven moment toch weer open moest en dat hij dan het personeel wel zou pakken, omdat hij niets meer te verliezen had. [verdachte] refereerde hiermee aan eerdere detenties, met name zijn detentie in Lelystad, Hoogeveen en Ter Apel. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij aanstaande maandag weg zou lopen uit de door de rechtbank aangewezen kliniek om vervolgens in Almelo te verschijnen met een 9 mm. Ik hoorde dat [verdachte] daarbij zei dat hij toch niks te verliezen had en hij goed zijn best zou doen om TBS opgelegd te krijgen.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 15 maart 2010 in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (op/aan de
[straatnaam] staande) auto (gekentekend [kenteken]) weg te nemen een autoradio
toebehorende aan [benadeelde 1], en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen door middel van braak, met voormeld oogmerk een steen door een ruit van die auto heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 13 maart 2010 te Groningen
tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een kamer in een studentenwoning gelegen aan [adres], alwaar verdachten zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbenden bevonden,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop,
een bankpas en een rekenmachine, toebehorende aan [benadeelde 2],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3.
hij op 13 maart 2010 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een kamer in een
studentenwoning gelegen aan [adres], alwaar verdachten zich buiten weten
of tegen de wil van de rechthebbenden bevonden,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop,
toebehorende aan [benadeelde 3];
4.
hij op 23 april 2010 te Almelo [benadeelde 4] en een of meer andere medewerkers van P.I. De Karelskamp heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk die [benadeelde 4] en/of die medewerker(s) dreigend de woorden toegevoegd: "De celdeur moet open en dan zal ik het personeel van De Karelskamp pakken omdat ik niets meer te verliezen heb" en/of "Ik wil TBS hebben en als ik maandag 26 april 2010 geschorst ga worden loop ik meteen weg uit De Spetse Hoeve en kom met een 9 mm op zak naar
De Karelskamp en ga dan goed mijn best doen om alsnog TBS te krijgen".
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1.
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2.
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
3.
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen.
4.
Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafopleggingen maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) wordt geplaatst.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet aan de voorwaarde als genoemd in 38m, eerste lid, sub 2, Wetboek van Strafvordering (Sv) is voldaan, zodat oplegging van de ISD-maatregel niet mogelijk is. Verdachte is immers op 24 mei 2006 in een inrichting voor stelselmatige daders geplaatst en is na afloop hiervan nog niet driemaal onherroepelijk veroordeeld. Het is evident in strijd met de bedoeling van de wetgever om door te tellen en de eerdere ISD-maatregel en de daaraan voorafgaande onherroepelijke veroordelingen te betrekken bij de vraag of aan genoemde voorwaarde is voldaan. Bovendien is de maatregel in het licht van de bewezen- verklaarde feiten disproportioneel te noemen. Tot slot heeft de raadsman verwezen naar de uitspraak van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 9 november 2009 waarin is geoordeeld dat het opleggen van de ISD-maatregel aan verdachte disproportioneel zou zijn aangezien na de vorige ISD-maatregel pas één veroordeling is gevolgd.
Oordeel van de rechtbank
Motivering maatregel
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen.
De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen, er moet ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, en de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen het advies dat is uitgebracht door A.M.A. Maryanan, reclasseringsmedewerker Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), in de rapportage d.d. 23 juni 2010, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft een langdurige en forse afhankelijkheid van heroïne en cocaïne. Hij is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en borderline trekken. Hij staat wegens de vele drugsgerelateerde delicten op de veelplegerslijst. Betrokkene heeft met behulp van de reclassering reeds verschillende klinische behandeltrajecten gevolgd om van zijn verslaving af te komen en zijn leven te stabiliseren. In 2006 is ten aanzien van betrokkene een ISD-maatregel opgelegd tot 9 juni 2008. Ondanks de aangeboden behandeltrajecten zowel voor, tijdens als na zijn ISD-periode, op vrijwillige wijze of in de vorm van een schorsing met de bijzondere voorwaarde van reclasserings- toezicht, is betrokkene er niet in geslaagd om een behandeltraject tot een goed einde te brengen. Betrokkene valt telkens terug in een drugsgebruik en verwervingscriminaliteit.
Het recidiverisico wordt daarom ingeschat als hoog. Dit komt voornamelijk door het ontbreken van zelfinzicht en zijn impulsief en externaliserend gedrag.
Vanwege het ontbreken van de intrinsieke motivatie en gelet op alle tot nu toe toegepaste vormen van justitiële druk, zal een gewenst hulpaanbod wederom alleen middels het opleggen van de hoogst mogelijke justitiële druk, in de vorm van een ISD- maatregel, kunnen leiden tot het beoogde effect van recidivevermindering.
Mede vanwege de langdurige verslavingsachtergrond, persoonlijkheidsproblematiek en behandelgeschiedenis van betrokkene en zijn kwetsbaarheid en zucht naar middelen lijkt het ons reëel een hulpaanbod te bieden dat vooral gericht zal zijn op zorg en structuur in plaats van behandeling. Daarmee zou de motivatie van betrokkene tot medewerking mogelijk vergroot kunnen worden.
Op grond van het bovenstaande adviseren wij de rechtbank, bij bewezenverklaring, tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD- maatregel. Hiermee sluiten wij aan op het advies vermeld in het Pro Justitia rapport van 23 oktober 2009.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen de conclusies uit het psychologisch onderzoek, ten behoeve van verdachte opgemaakt door A. Tatlicioglu, klinisch psycholoog en verwoord in het aan het dossier toegevoegde Pro Justitia rapport van 23 oktober 2009, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betrokkene heeft vanuit zijn gebrekkige ontwikkeling een constante behoefte aan het gebruik van middelen, waar hij uit zichzelf niet tegen bestand is. Deze behoefte zal blijven leiden tot cravinggedrag en het najagen van middelen om zijn verslaving te bekostigen. De kans op recidive is dan ook levensgroot aanwezig als hij niet behandeld wordt. Deze behandeling kan het best worden uitgevoerd in het kader van een ISD-maatregel, met als speciale aandacht, het afkicken van het gebruik van harddrugs en het komen tot een adequate manier van de dag doorkomen, het vinden van passende huisvesting en het verminderen van zijn geldproblemen.
Hij is er absoluut niet gemotiveerd voor, maar dat hoeft geen beletsel te zijn om het toch met hem te proberen.
A.M.A. Maryanan, voornoemd, is ter terechtzitting van 1 juli 2010 gehoord als getuige-deskundige en heeft onder meer het volgende verklaard:
Gezien de lange behandelgeschiedenis zal na opleggen van de ISD-maatregel mogelijk geen klinische behandeling voor de verslaving volgen. Het meest haalbare is het bieden van structuur en toewerken naar een begeleide woonvorm. Deelname aan de vrije heroïneverstrekking, zoals door betrokkene gewenst, kan op dit moment nog niet plaatsvinden. Daarvoor is eerst enige structuur en een vaste (begeleide) woonplaats nodig. Hieraan kan tijdens het ISD-traject gewerkt worden. Er is een mogelijkheid voor een forensisiche Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) bij de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) in Franeker.
Dit zou voor betrokkene een traject kunnen zijn richting vrije heroïneverstrekking.
De rechtbank neemt de conclusies uit de hierboven aangehaalde rapportages en toelichting ter terechtzitting over en maakt die tot de hare. Gelet op verdachtes strafrechtelijk verleden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat hij wederom strafbare feiten zal begaan. Gelet op een en ander acht de rechtbank oplegging van de maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. Dat verdachte niet gemotiveerd is en heeft aangegeven niet te willen meewerken, staat aan het opleggen van deze maatregel niet in de weg. Uit de hiervoor genoemde rapportages blijkt bovendien dat dit aspect bij het opstellen van het advies is meegewogen.
De rechtbank zal deze maatregel opleggen voor de maximale termijn van twee jaren. Gelet op de inhoud van voornoemde voorlichtingsrapporten is niet te verwachten dat de langdurige problematiek van verdachte kan worden behandeld binnen een kortere tijd dan de maximale duur van de maatregel.
De rechtbank is niet gebleken dat de voorwaarde als genoemd in artikel 38m, eerste lid, sub 2, Sv zo moet worden gelezen dat de eerdere veroordeling tot een ISD-maatregel en de daaraan voorafgaande onherroepelijke veroordelingen thans niet mogen worden betrokken bij de vraag of aan de voorwaarden is voldaan, zoals door de raadsman bepleit. Een zodanige lezing verdraagt zich ook slecht met het primaire doel van de maatregel, het tegengaan van ernstige overlast. De achterliggende gedachte hierbij is immers dat de veelpleger is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten ondanks een strafrechtelijke reactie op eerdere criminaliteit. Dat die strafrechtelijke reactie de ISD-maatregel zelf is geweest maakt dit niet anders.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het opleggen van de ISD-maatregel thans niet disproportioneel is aangezien, in afwijking van de door de raadman aangehaalde uitspraak van deze rechtbank van 9 november 2009, verdachte na de vorige ISD-maatregel inmiddels twee maal onherroepelijk is veroordeeld, wat hem er bovendien niet van heeft weerhouden door te gaan met het plegen van onderhavige strafbare feiten.
Bij het opleggen van de maatregel heeft de rechtbank verder nog rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 45, 47, 57, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast dat verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. K.R. Bosker, voorzitter, P.H.M. Smeets en G. Eelsing, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Horn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2010.
Mr. P.H.M. Smeets was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.