ECLI:NL:RBGRO:2010:BN0674

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108395 / HA ZA 09-229
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Wichers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verdeling van een nalatenschap en de gevolgen van conservatoir deelgenotenbeslag

In deze zaak vorderde de Ontvanger van de Belastingdienst, gevestigd te Groningen, bij de Rechtbank Groningen een verklaring voor recht en een verdeling van de nalatenschap van de overleden vader van de gedaagden. De gedaagden, deelgenoten in de nalatenschap, waren [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2]. De Ontvanger had conservatoir deelgenotenbeslag gelegd op een onroerende zaak die tot de nalatenschap behoorde, in verband met openstaande belastingschulden van [gedaagde in conventie 1]. De rechtbank oordeelde dat de Ontvanger recht had op verdeling van de nalatenschap voor zover nodig voor het verhaal van zijn vordering op [gedaagde in conventie 1]. De rechtbank benoemde mr. H.J. Journée als notaris voor de verdeling en mr. H.G.E. Klatter en mr. F.R. Omta als onzijdige personen om de belangen van de gedaagden te behartigen. De rechtbank wees de vordering van de gedaagden tot opheffing van het beslag af, omdat het beslag niet onrechtmatig was en de belangen van de Ontvanger zwaarder wogen. De rechtbank oordeelde dat de Ontvanger zijn vordering kon verhalen op de onroerende zaak, en dat het conservatoir deelgenotenbeslag niet automatisch overging in executoriaal beslag. De kosten van de procedure werden aan de gedaagden opgelegd, die hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 108395 / HA ZA 09-229
Vonnis van 30 juni 2010
in de zaak van
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/NOORD,
gevestigd te Groningen,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding,
tegen
1. [gedaagde in conventie 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde in conventie 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.H.A. de Jong.
Partijen zullen hierna de Ontvanger en [gedaagden [gedaagde in conventie 1] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 juli 2009
- aktes overlegging producties aan de zijde van [gedaagden in conventie]
- conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van de Ontvanger
- het proces-verbaal van comparitie van 9 september 2009
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
in conventie en in reconventie
2.1. [gedaagden in conventie] zijn deelgenoten in de nalatenschap van hun vader [naam vader] die op 24 november 1993 is overleden. Tot deze nalatenschap behoort onder meer de volgende onroerende zaak:
‘het perceel met bestemming ‘wonen’, pl[adres]eken[postcode] [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie I, nummer 2124, groot 8 are en 80 centiare’
2.2. De Ontvanger heeft voor de vorderingen op [gedaagde in conventie 1] (hierna: [gedaagde in conventie 1]) in verband met verschuldigde omzet-, inkomsten en overdrachtbelasting, op 12 februari 2009 conservatoir deelgenotenbeslag gelegd op de tot de nalatenschap behorende onroerende zaak waartoe [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] (hierna: de broer) gezamenlijk gerechtigd zijn.
In het proces-verbaal van het conservatoir beslag op de onroerende zaak van 12 februari 2009 staat vermeld:
‘Het conservatoir deelgenotenbeslag is door mij, belastingdeurwaarder, gelegd op de volgende onroerende zaak
een perceel met bestemming ‘wonen’, gelegen te [postcode] [woonplaats] aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie I, nummer 2124, groot 8 a en 80 ca’
2.3. Voor de openstaande schuld van [gedaagde in conventie 1] heeft de Ontvanger dwangbevelen uitgevaardigd en betekend.
De Ontvanger heeft op 12 februari 2009 ook executoriaal derdenbeslag gelegd onder de broer ter zake van huidige en toekomstige vorderingen die [gedaagde in conventie 1] op zijn broer heeft respectievelijk zal krijgen. Voorts heeft de Ontvanger op 31 augustus 2009 beslag gelegd op de tegoeden van [gedaagde in conventie 1] bij de SNS- en ING bank.
2.4. Het Openbaar Ministerie is tegen [gedaagde in conventie 1] een strafrechtelijke procedure begonnen, die is geëindigd in nietigverklaring van de dagvaarding. De zaak is vervolgens geseponeerd.
De Ontvanger heeft ten laste van [gedaagde in conventie 1] onder de Staat executoriaal derdenbeslag gelegd op een bedrag van EUR 25.000,00 dat ingevolge een strafrechtelijk beslag berust onder het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie.
3. De vordering in conventie
3.1. De Ontvanger vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
(i) [gedaagden in conventie] te veroordelen tot verdeling van de nalatenschap van [naam vader], waarin [gedaagde in conventie 1] en zijn broer deelgenoten zijn;
(ii) een notaris te benoemen, ten overstaan van wie -tenzij partijen alsnog overeenstemming bereiken omtrent de keuze van de notaris- de werkzaamheden der verdeling zullen plaatsvinden;
(iii) een onzijdig persoon als bedoeld in artikel 3:181 BW te benoemen om [gedaagde in conventie 1] en zijn broer, voor zover zij onwillig zijn, te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling van de gemeenschap;
(iv) te bepalen dat de notaris en de onzijdige persoon hun kosten ten laste kunnen brengen van de gemeenschap;
(v) voor recht te verklaren dat, voor zover de onder punt 3 van het lichaam van de dagvaarding genoemde onroerende zaak aan [gedaagde in conventie 1] wordt toegedeeld, het op 12 februari 2009 op de onroerende zaak gelegde conservatoir deelgenotenbeslag overgaat in executoriaal beslag tot verhaal van de in het beslagverzoekschrift omschreven vordering van de Ontvanger op [gedaagde in conventie 1];
(vi) [gedaagde in conventie 1] en zijn broer hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de kosten van het op 12 februari 2009 ten laste van [gedaagde in conventie 1] en zijn broer op de onroerende zaak gelegde conservatoir deelgenotenbeslag.
3.2. [gedaagden in conventie] hebben verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De vordering in reconventie
4.1. [gedaagden in conventie] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
(i) het conservatoir deelgenotenbeslag op te heffen;
(ii) voor recht te verklaren dat het deelgenotenbeslag dat op 12 februari 2009 is gelegd, onrechtmatig was en de Ontvanger aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade;
(iii) de Ontvanger te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2. De Ontvanger heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. Het geschil en de beoordeling
in conventie
Vordering tot verdeling
5.1. De Ontvanger heeft gesteld dat de som van de opeisbare vorderingen op [gedaagde in conventie 1], op het moment dat hij op 12 februari 2009 conservatoir deelgenotenbeslag heeft gelegd, EUR 217.829, 56 (exclusief invorderingsrente en kosten) bedroeg. Bij het uitbrengen van de dagvaarding was de openstaande schuld van [gedaagde in conventie 1] inmiddels opgelopen tot
EUR 319.160,56. De som van de opeisbare vorderingen bedroeg op 8 september 2009
EUR 345.615,56 (exclusief invorderingsrente en kosten).
De Ontvanger wenst zijn vordering te verhalen op de tot de nalatenschap behorende onroerende zaak en heeft daartoe verdeling van de nalatenschap gevorderd, voor zover nodig is voor het verhaal van zijn vordering op [gedaagde in conventie 1]. Dit op basis van artikel 3:180 jo 3:189 lid 2 BW.
Voorts heeft de Ontvanger in verband met de beoogde verdeling de benoeming van een notaris en een onzijdige persoon gevorderd alsmede dat deze personen hun kosten ten laste kunnen brengen van de gemeenschap.
5.2. [gedaagden in conventie] hebben in de eerste plaats gesteld dat de Ontvanger in plaats van een dagvaardingsprocedure, een verzoekschriftprocedure tot verdeling had moeten entameren. [gedaagden in conventie] hebben verder gesteld dat zij gerede twijfel hebben over de omvang van de vordering van de Ontvanger. Vragen over de wijze waarop in 2005 EUR 150.000,00 is afgeboekt zijn nooit door de Ontvanger beantwoord. Ook is geen antwoord gekomen op bezwaarschriften van [gedaagde in conventie 1]. [gedaagden in conventie] zijn verder voornemens een procedure tegen de Staat aan te spannen wegens gederfde inkomsten omdat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke procedure tegen [gedaagde in conventie 1] is begonnen die is geëindigd in een nietig verklaring van de dagvaarding. Uit de toe te kennen schadevergoeding kan de Ontvanger worden betaald. Verder hebben [gedaagden in conventie] gesteld dat zij graag een overzicht willen van de SNS- en ING bank voor wat betreft de tegoeden van [gedaagde in conventie 1] en zouden zij graag antwoord willen hebben op een brief die aan het Openbaar Ministerie is gestuurd d.d.
20 augustus 2009.
5.3. De rechtbank overweegt als volgt.
5.3.1. Ten aanzien van het verweer van [gedaagden in conventie] dat de Ontvanger een verzoekschriftprocedure had moeten entameren voordat hij op basis van artikel 3:180 BW tot het dagvaarden van [gedaagden in conventie] zou kunnen overgaan, constateert de rechtbank dat dit verweer is gegrond op een onjuiste rechtsopvatting. Ingevolge artikel 3:180 BW kan een schuldeiser die een opeisbare vordering op een deelgenoot heeft verdeling van onder meer een nalatenschap vorderen. Op grond van artikel 3 lid 2 Invorderingswet komt deze bevoegdheid ook toe aan de Ontvanger. De vordering op basis van artikel 3:180 BW dient door het uitbrengen van een dagvaarding te worden ingesteld.
5.3.2. Voor toewijzing van een vordering ex artikel 3:180 BW is vereist dat de vordering van de Ontvanger opeisbaar is. Dat de vordering van de Ontvanger opeisbaar is, is niet in geschil zodat daarvan verder wordt uitgegaan.
5.3.3. Een beperking in de toewijzing van de vordering tot verdeling is gelegen in het feit dat de Ontvanger de verdeling slechts kan vorderen voor zover nodig is voor het verhaal van zijn vordering. Dit brengt mee dat de Ontvanger moet aangeven welke opeisbare vordering hij heeft, zodat de verdeling voor zover nodig kan worden bevolen.
5.3.4. De Ontvanger heeft gemotiveerd gesteld dat de som van de opeisbare vorderingen per 8 september 2009 EUR 345.615,56 (exclusief invorderingsrente en kosten) was, waarbij rekening is gehouden met een betaling van EUR 25.000,00. Op deze EUR 25.000,00 was door de Ontvanger ten laste van [gedaagde in conventie 1] onder de Staat executoriaal derdenbeslag gelegd.
[gedaagden in conventie] hebben de omvang van de vordering vervolgens onvoldoende betwist.
Ten aanzien van de onduidelijkheid die bij [gedaagden in conventie] leeft voor wat betreft de afboeking van EUR 150.000,00 in 2005 merkt de rechtbank op dat [gedaagden in conventie] op geen enkele wijze nader feitelijk hebben onderbouwd wat voor afboeking dit is, waarom deze discutabel zou zijn dan wel dat zij daarover vragen aan de Ontvanger hebben gesteld die onbeantwoord zijn gebleven. [gedaagden in conventie] hebben derhalve onvoldoende gesteld om thans een nader onderzoek te rechtvaardigen naar de vraag of de accountant van [gedaagde in conventie 1] aan de Ontvanger over de afboeking van EUR 150.000,00 vragen heeft gesteld die onbeantwoord zijn gebleven.
Het bewijsaanbod ter zake wordt dan ook gepasseerd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende gemotiveerd is gesteld dat bezwaarschriften zijn ingediend, die niet correct zouden zijn afgehandeld.
Nu ook overigens geen gronden zijn aangegeven waarop geoordeeld kan worden dat de aanslagen onjuist zijn, gaat de rechtbank van de juistheid daarvan uit.
Aan de stelling van [gedaagden in conventie], dat zij graag een overzicht willen hebben van de tegoeden van [gedaagde in conventie 1] bij de SNS- en ING bank alsmede een antwoord van het Openbaar Ministerie op een brief van 20 augustus 2009, gaat de rechtbank verder voorbij. [gedaagden in conventie] hebben op geen enkele wijze aangegeven welke consequenties zij daaraan verbonden willen zien, zodat het de rechtbank niet duidelijk is geworden wat nu de kern van dit verweer is, zo het er al één is.
De claim die [gedaagde in conventie 1] op de Staat meent te hebben is op geen enkele wijze geconcretiseerd, zodat de rechtbank daaraan verder ook voorbij gaat.
5.3.5. Een beperking in de toewijzing van de vordering tot verdeling kan voorts gelegen zijn in artikel 3:178 lid 3 BW.
[gedaagden in conventie] hebben met het oog op artikel 3:178 lid 3 BW gesteld dat hun belangen om niet tot verdeling over te gaan, groter zijn dan de belangen van de Ontvanger om dat wel te doen. [gedaagden in conventie] hebben gesteld dat de Ontvanger ook andere middelen kan aanwenden om tot delging van de belastingschulden te komen terwijl zij niet op voorhand tot een verdeling willen geraken die niet in hun belang is. Er zijn voorts geen papieren bij de notaris op basis waarvan inzicht in de nalatenschap kan worden verkregen. Het huis van de vader dient in de familie te blijven.
5.3.6. De rechtbank zal het beroep van [gedaagden in conventie] op artikel 3:178 lid 3 BW niet honoreren.
Het staat de Ontvanger op basis van artikel 3:276 BW in beginsel vrij om zijn vordering op alle goederen van de schuldenaar te verhalen. Dit betekent dat [gedaagde in conventie 1] met zijn gehele vermogen aansprakelijk is voor zijn belastingschulden. Niet althans onvoldoende is weersproken dat [gedaagde in conventie 1] evenwel nagenoeg geen verhaalsmogelijkheden biedt voor de aanzienlijke belastingschuld. Evenmin is weersproken dat de nalatenschap, waartoe [gedaagde in conventie 1] wel gerechtigd is, al 16 jaar onverdeeld is gebleven en dat er geen aanwijzingen zijn dat [gedaagden in conventie] hier op korte termijn verandering in zullen brengen.
De vordering tot verdeling van artikel 3:180 BW is in de wet opgenomen om een schuldeiser een aantrekkelijker verhaalsmogelijkheid te bieden, dan hij krachtens artikel 3:190 lid 1 BW dan wel artikel 3:191 lid 1 BW heeft. Door [gedaagden in conventie] is ook erkend dat het uitwinnen van het aandeel in de onroerende zaak (krachtens artikel 3:190 lid 1 BW) dan wel in de nalatenschap (krachtens artikel 3:191 lid 1 BW) naar verhouding veel minder opbrengt dan het uitwinnen (van een percentage) van het geheel.
Het belang van de Ontvanger bij het instellen van de vordering tot verdeling is met het bovenstaande gegeven. Dat de Ontvanger naast de uitwinning van het aandeel in de onroerende zaak of het aandeel in de nalatenschap, zich tevens had kunnen verhalen op de tegoeden van [gedaagde in conventie 1] op de bankrekeningen bij de SNS- en ING bank doet aan het belang van de Ontvanger bij het instellen van de vordering tot verdeling geen afbreuk. [gedaagden in conventie] hebben daartoe niet althans onvoldoende weersproken dat de saldi van deze rekeningen verwaarloosbaar zijn in verhouding tot de openstaande schuld.
Dat, zoals ter comparitie naar voren is gebracht, geen papieren bij de notaris voorhanden zijn die duidelijkheid kunnen geven over de nalatenschap wordt door de rechtbank als niet onderbouwd gepasseerd. Aan de door [gedaagden in conventie] aangevoerde immateriële belangen komt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht toe.
De rechtbank tekent hierbij aan dat de vordering tot verdeling niet noodzakelijkerwijze met zich mee brengt dat de woning niet in de familie kan blijven.
5.3.7. De rechtbank overweegt voorts dat voor toewijzing van de vordering tot verdeling niet is vereist dat de schuldeiser aan moet geven op welke wijze de verdeling dient plaats te vinden. Evenmin is vereist dat hij nadere informatie omtrent de nalatenschap in het geding brengt.
5.3.8. De rechtbank zal de vordering van de Ontvanger, [gedaagden in conventie] te bevelen tot verdeling van de nalatenschap over te gaan, toewijzen voor zover nodig is voor het verhaal van de vorderingen van de Ontvanger op [gedaagde in conventie 1] waarvan de som op 8 september 2009 EUR 345.615,56 (exclusief invorderingsrente en kosten) bedroeg.
Gelet op het bepaalde in artikel 677 Rv zal de rechtbank bepalen dat de verdeling zal moeten plaatsvinden ten overstaan van een notaris. In het onderhavige geval zal de rechtbank mr. H.J. Journée, notaris te Veendam daartoe benoemen. Partijen kunnen evenwel binnen veertien dagen na dit vonnis over de te benoemen notaris anders overeenkomen.
De rechtbank overweegt voorts ten aanzien van het verlangen van de Ontvanger over te gaan tot benoeming van een onzijdige persoon, dat voor het honoreren van dit verlangen, niet is vereist dat een ‘niet willen of kunnen meewerken aan de verdeling’ op voorhand moet zijn gebleken. Door aan de verdeling mee te werken kunnen [gedaagden in conventie], voor zover daarbij niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid wordt gehandeld, te allen tijde de onzijdige persoon ter zijde schuiven. De rechtbank zal dan ook tot benoeming van een onzijdige persoon overgaan. Zij acht het evenwel geboden om voor zowel [gedaagde in conventie 1] als zijn broer een onzijdige persoon te benoemen omdat de rechtbank niet uitgesloten acht dat [gedaagden in conventie] onderling bij de verdeling tegenstrijdige belangen (kunnen) hebben.
De rechtbank zal mr. H.G.E. Klatter benoemen tot onzijdig persoon voor [gedaagde in conventie 1] en
mr. F.R. Omta voor zijn broer. Zij zullen [gedaagde in conventie 1] respectievelijk zijn broer vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling van de gemeenschap, voor zover [gedaagde in conventie 1] en/of zijn broer daartoe onwillig zijn. Partijen kunnen evenwel binnen veertien dagen na dit vonnis over de te benoemen onzijdige personen anders overeenkomen.
Voorts zal de rechtbank bepalen dat de notaris en de onzijdige personen hun kosten ten laste kunnen brengen van de gemeenschap.
Verklaring voor recht
5.4. De Ontvanger heeft voorts gevorderd een verklaring voor recht dat, voor zover de onroerende zaak aan [gedaagde in conventie 1] wordt toegedeeld, het op 12 februari 2009 op de onroerende zaak gelegde conservatoir deelgenotenbeslag overgaat in executoriaal beslag tot verhaal van de vordering van de Ontvanger op [gedaagde in conventie 1].
5.5. [gedaagden in conventie] hebben daartegenover gesteld dat het gelegde beslag niet kan overgaan in een executoriaal beslag.
5.6. De rechtbank overweegt als volgt.
5.6.1. Het belang van een schuldeiser bij het leggen van het deelgenotenbeslag in de zin van artikel 733 Rv bestaat hierin, dat hij zijn vordering wil verhalen op de aan zijn schuldenaar-deelgenoot toe te delen goederen. Door het leggen van het deelgenotenbeslag op een goed, kan de schuldeiser waarborgen dat dit goed voor de verdeling behouden blijft. Het beslag dat door de Ontvanger op basis van artikel 733 Rv is gelegd, rust op de onroerende zaak in haar geheel en niet alleen op het aandeel van [gedaagde in conventie 1] erin. De rechtbank verwijst hiervoor ook naar het proces-verbaal van beslaglegging waar het beslagen goed is omschreven.
Ondanks het verband voor de beslagleggende schuldeiser met de verhaalsexecutie, is het conservatoir deelgenotenbeslag echter geen verhaalsbeslag. Artikel 733 Rv is ook geplaatst in de afdeling met opschrift: ‘Van conservatoir beslag tot afgifte van zaken en levering van goederen.’
5.6.2. De Ontvanger heeft gesteld dat hij vanwege de reeds uitgevaardigde dwangbevelen, al een voor tenuitvoerlegging vatbare executoriale titel heeft om zijn vordering op [gedaagde in conventie 1] te innen.
De rechtbank merkt hierbij op dat de Ontvanger op grond van deze executoriale titel het hem toekomende kan incasseren door de goederen van zijn schuldenaar uit te winnen. Deze vorm van tenuitvoerlegging dient te worden ingeleid met een verhaalsbeslag. Een conservatoir verhaalsbeslag gaat in beginsel krachtens artikel 704 lid 1 Rv over in een executoriaal verhaalsbeslag indien de beslaglegger een executoriale titel heeft gekregen. Een afwijkende regeling geldt voor conservatoir beslag tot afgifte of levering waartoe ook het conservatoir deelgenotenbeslag van artikel 733 Rv behoort.
Het conservatoir deelgenotenbeslag van artikel 733 Rv kent in de wet geen geregelde executoriale variant. Krachtens artikel 733 lid 2 Rv komt het deelgenotenbeslag te vervallen wanneer de onroerende zaak aan de broer wordt toegedeeld. Wordt de onroerende zaak aan [gedaagde in conventie 1] toegedeeld, dan blijft het conservatoir deelgenotenbeslag krachtens artikel 733 jo 735 Rv van kracht tot hetzij de onroerende zaak aan [gedaagde in conventie 1] is geleverd hetzij zes maanden zijn verstreken, nadat in de hoofdzaak een beslissing is verkregen die een executoriale titel oplevert en die in kracht van gewijsde is gegaan. In de wet ontbreekt een bepaling die een conservatoir deelgenotenbeslag ex artikel 733 Rv op een goed kan doen overgaan in een executoriaal verhaalsbeslag op datzelfde goed. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht dan ook afwijzen.
5.6.3. De rechtbank tekent bij haar beslissing nog het volgende aan. Het in artikel 3:276 BW neergelegde beginsel van het verhaalsrecht, dat een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar kan verhalen, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, brengt ook met zich mee dat de gevorderde verklaring voor recht niet kan worden toegewezen. Gesteld dat de onroerende zaak aan [gedaagde in conventie 1] wordt ‘toegedeeld’, dan brengt deze toedeling op zichzelf nog geen wijziging in de vermogensrechtelijke verhoudingen met zich mee. Krachtens artikel 3:186 BW is daarvoor een levering vereist, die, nu het gaat om een (aandeel in een) onroerende zaak, dient te geschieden door inschrijving van een notariële akte in de daarvoor bestemde openbare registers. De toedeling zelf heeft slechts obligatoire werking. Wanneer het conservatoir deelgenotenbeslag na de toedeling terstond, dus zonder nadere leveringshandeling, ‘overgaat’ in een executoriaal beslag tot verhaal, brengt deze omzetting met zich mee dat een executoriaal verhaalsbeslag komt te liggen op een onroerende zaak die ten dele (nog) niet aan de schuldenaar toebehoort. Dat is echter in strijd met het in artikel 3:276 BW geformuleerde beginsel, terwijl de wet (of eventueel een overeenkomst) in dit geval niet anders bepaalt.
Het huidige wettelijke systeem kent ook niet een executoriaal beslag bij voorbaat, op een toekomstig te verwerven (aandeel in een) registergoed.
Het Pauliana-beslag van artikel 737 lid 2 Rv biedt bijvoorbeeld ook onvoldoende aanknopingspunten, om thans anders te oordelen.
Na een eventuele ‘toedeling’ van de onroerende zaak aan [gedaagde in conventie 1] heeft hij in zijn vermogen slechts een recht op levering. Dat recht is evenwel een ander goed dan de onroerende zaak waar de Ontvanger blijkens het proces-verbaal van beslaglegging, conservatoir deelgenotenbeslag op heeft gelegd. Wil de Ontvanger zich op de aan [gedaagde in conventie 1] toegedeelde en geleverde onroerende zaak verhalen, dan is daarvoor een nieuw beslag vereist.
Proceskosten
5.7. [gedaagden in conventie] zullen in conventie als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van de Ontvanger, waaronder begrepen de kosten voor het op 12 februari 2009 ten laste van [gedaagden in conventie] gelegde conservatoir deelgenotenbeslag, worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- dagvaardingskosten 14,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief II )
Totaal EUR 1.180,00
in reconventie
Opheffing beslag
5.8. [gedaagden in conventie] vorderen opheffing van het deelgenotenbeslag dat de Ontvanger op 12 februari 2009 heeft gelegd op de onroerende zaak als zijnde onnodig en onrechtmatig. [gedaagden in conventie] hebben daartoe gesteld dat de Ontvanger beoogt te bewerkstelligen dat een verhaalsbeslag op een onderdeel van de nalatenschap wordt geëffectueerd, terwijl niet zeker is dat het onderdeel in het kader van de verdeling van de nalatenschap (onbezwaard) aan [gedaagde in conventie 1] zal worden toegedeeld. Bovendien voorziet de wet er niet in dat het conservatoir deelgenotenbeslag wordt omgezet in een executoriaal verhaalsbeslag. Het door de Ontvanger beoogde resultaat kan niet worden bereikt langs de door hem gekozen weg, mitsdien is het beslag onnodig en vexatoir. Voorts hebben [gedaagden in conventie] gesteld dat het beslag onrechtmatig is voor zover de Ontvanger zich tevens kan verhalen op de door [gedaagde in conventie 1] aangehouden bankrekeningen bij SNS- en ING bank. Verder is de gekozen weg onrechtmatig jegens de broer omdat de Ontvanger niet heeft gekozen voor een minder ingrijpende weg, namelijk het leggen van beslag op de bankrekeningen eventueel in combinatie met executoriaal beslag op het aandeel dat [gedaagde in conventie 1] heeft in de nalatenschap. Ook om die reden is het beslag onnodig en vexatoir.
5.9. De Ontvanger heeft gesteld dat het conservatoir deelgenotenbeslag niet onnodig is gelegd en dat het evenmin onrechtmatig is zodat opheffing van het beslag niet aan de orde is.
5.10. De rechtbank overweegt als volgt.
5.10.1. De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of het conservatoir deelgenotenbeslag dient te worden opgeheven, de wederzijdse belangen van partijen dienen te worden afgewogen. Daarbij ligt het op de weg van [gedaagden in conventie] om in voldoende mate de gronden te stellen op basis waarvan kan worden geoordeeld dat het voortduren van het beslag niet is gerechtvaardigd.
5.10.2. De stelling van [gedaagden in conventie] dat de Ontvanger beoogt te bewerkstelligen dat een verhaalsbeslag op een onderdeel van de nalatenschap wordt geëffectueerd, terwijl niet zeker is dat het onderdeel in het kader van de verdeling van de nalatenschap (onbezwaard) aan [gedaagde in conventie 1] zal worden toegedeeld, waardoor het deelgenotenbeslag onnodig of onrechtmatig zou zijn, wordt door de rechtbank gepasseerd. Dat van tevoren niet vaststaat aan wie de beslagen onroerende zaak wordt toegedeeld, maakt het deelgenotenbeslag in de gegeven omstandigheden nog niet onnodig of onrechtmatig. Evenmin is dat het geval wanneer de beslagen onroerende zaak uiteindelijk niet aan [gedaagde in conventie 1] maar aan de broer wordt toegedeeld. Het conservatoir deelgenotenbeslag kan immers krachtens artikel 733 Rv worden gelegd op alle goederen die in het bijzonder in aanmerking komen om aan de beslaglegger te worden toegedeeld, hetgeen niet wil zeggen dat het goed ook daadwerkelijk aan de schuldenaar moet worden toegedeeld. Dat de onroerende zaak in het bijzonder voor toedeling aan [gedaagde in conventie 1] in aanmerking komt is door de Ontvanger gemotiveerd gesteld. Door [gedaagden in conventie] is ook niet betwist dat [gedaagde in conventie 1] in de Gemeentelijke Basis Administratie staat ingeschreven op het adres van de onroerende zaak en dat de gemeente [woonplaats] de
WOZ-aanslagen, voor zover het het gebruikergedeelte betreft, verzendt naar het zaakadres van [gedaagde in conventie 1], zodat in zoverre het deelgenotenbeslag rechtsgeldig is gelegd.
Dat de wet er niet in voorziet dat conservatoir deelgenotenbeslag wordt omgezet in executoriaal verhaalsbeslag, maakt het beslag in de gegeven omstandigheden ook niet onnodig of onrechtmatig. Als schuldeiser bestaat het belang van de Ontvanger bij het deelgenotenbeslag in het bijzonder hierin dat hij zijn vordering wil verhalen op de aan zijn schuldenaar toe te delen goederen. Voor de Ontvanger als schuldeiser tellen niet zozeer de goederen maar hun geldelijk equivalent. De door de wetgever aan de schuldeiser gegeven mogelijkheid om conservatoir deelgenotenbeslag te leggen, strekt ertoe te waarborgen dat het goed voor de verdeling behouden blijft. De bevoegdheid daartoe komt ook aan de Ontvanger toe. Zie hetgeen hierboven is overwogen in rechtsoverweging 5.3. Ondanks het verband met de verhaalsexecutie is het deelgenotenbeslag een reëel beslag. Dat laat het nut en de strekking van het conservatoir deelgenotenbeslag voor een schuldeiser, mede met het oog op diens beoogde verhaal, onverlet.
5.10.3. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen ook de overige door [gedaagden in conventie] aangevoerde gronden niet tot toewijzing van de vordering leiden.
[gedaagden in conventie] hebben niet althans onvoldoende weersproken dat de saldi van Overdijk op de rekeningen bij de SNS- en ING bank verwaarloosbaar zijn in verhouding tot de openstaande schuld. Dat de Ontvanger zich tevens kan verhalen op deze tegoeden, maakt het deelgenotenbeslag om die reden dan ook nog niet onnodig of onrechtmatig. Verder is de rechtbank bij gebreke aan een nadere toelichting niet duidelijk waarom de gekozen weg jegens de broer onrechtmatig zou zijn, zodat het beslag ook om die reden als onnodig of onrechtmatig zou moeten worden aangemerkt. Nu onvoldoende is gesteld, gaat de rechtbank hieraan verder voorbij.
Ook overigens is niet dan wel onvoldoende gesteld dan wel gebleken dat het deelgenotenbeslag onrechtmatig is dan wel onnodig, in die zin dat [gedaagden in conventie] op onevenredig wijze door de beslaglegging in hun belangen worden getroffen.
5.10.4. De rechtbank zal de vordering tot opheffing van het beslag afwijzen. Het deelgenotenbeslag is niet onrechtmatig of onnodig. In de gegeven omstandigheden
dient het belang van de Ontvanger bij het behoud van de onroerende zaak voor de verdeling, nu [gedaagde in conventie 1] verder nagenoeg geen verhaalsmogelijkheden biedt, te prevaleren boven de gestelde belangen van [gedaagden in conventie]
Verklaring voor recht
5.11. [gedaagden in conventie] vorderen voorts een verklaring voor recht voor recht dat het deelgenotenbeslag dat op 12 februari 2009 is gelegd, onrechtmatig was en de Ontvanger aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade.
5.12. De Ontvanger heeft gesteld dat hij zich op de juiste wijze heeft bediend van de regels inzake het deelgenotenbeslag. Het conservatoir deelgenotenbeslag is niet onrechtmatig. Daarnaast hebben [gedaagden in conventie] geen toelichting gegeven op de door hen geleden schade zodat reeds om die reden de gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen.
5.13. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals in rechtsoverweging 5.10 onder meer is overwogen, rechtvaardigen de door [gedaagden in conventie] aangevoerde gronden niet de conclusie dat het conservatoir deelgenotenbeslag onrechtmatig is. In zoverre kan de verklaring voor recht reeds worden afgewezen. De rechtbank merkt verder op dat [gedaagden in conventie] ter onderbouwing van hun vordering enkel met zoveel woorden hebben gesteld dat zij schade hebben geleden door het door de Ontvanger gelegde conservatoir deelgenotenbeslag. Zij hebben echter nagelaten om ook maar op enige wijze aan te geven waaruit die schade zou (kunnen) bestaan. Voor de vestiging van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is weliswaar voldoende dat enige schade is geleden, maar die schade moet dan wel zijn voorzien van een nadere feitelijke onderbouwing. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is voor wat betreft de schade niet méér nodig dan dat de mogelijkheid van schade als gevolg van de onrechtmatige daad aannemelijk is gemaakt. Nu enige onderbouwing aan de zijde van [gedaagden in conventie] volledig ontbreekt, is daarvan geen sprake. [gedaagden in conventie] zijn aldus ernstig in hun stelplicht tekortgeschoten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat ook om die reden de (gevorderde) verklaring voor recht dient te worden afgewezen.
5.14. [gedaagden in conventie] hebben, zonder nadere toelichting, aangekondigd een verklaring voor recht te zullen vorderen dat de Ontvanger jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld, door [gedaagden in conventie] in rechte te betrekken, zonder dat duidelijk is dat [gedaagde in conventie 1] een erfportie toekomt die overeenstemt met de waarde van de onroerende zaak. Nu [gedaagden in conventie] deze verklaring voor recht niet hebben gevorderd gaat de rechtbank hieraan verder voorbij.
Proceskosten
5.15. [gedaagden in conventie] zullen als de in het ongelijk gestelde partij, in reconventie hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten worden aan de zijde van de Ontvanger door de rechtbank begroot aan de hand van halve punten, nu het verweer in reconventie min of meer uit de onderbouwing van de eigen vordering in conventie voortvloeide.
De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op EUR 452,00 (0,5 x 2 punten × tarief II EUR 452,00) aan salaris advocaat.
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1. veroordeelt [gedaagden in conventie] tot verdeling van de nalatenschap van [naam vader], waarin [gedaagde in conventie 1] en zijn broer deelgenoten zijn, voor zover nodig is voor het verhaal van de vordering van de Ontvanger op [gedaagde in conventie 1];
6.2. benoemt, tenzij partijen binnen veertien dagen na datum uitspraak anders overeenkomen, notaris mr. H.J. Journée, te Veendam ten overstaan van wie de werkzaamheden van de verdeling zullen plaatsvinden;
6.3. benoemt, tenzij partijen binnen veertien dagen na datum uitspraak anders overeenkomen, mr. H.G.E. Klatter, advocaat te Veendam, tot onzijdig persoon om [gedaagde in conventie 1], voor zover hij onwillig is aan de verdeling mee te werken, te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling van de gemeenschap en naar eigen beste inzicht daarbij de belangen van [gedaagde in conventie 1] te behartigen;
6.4. benoemt, tenzij partijen binnen veertien dagen na datum uitspraak anders overeenkomen, mr. F.R. Omta, advocaat te Veendam, tot onzijdig persoon om de broer, voor zover hij onwillig is aan de verdeling mee te werken, te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling van de gemeenschap en naar eigen beste inzicht daarbij de belangen van de broer te behartigen;
6.5. bepaalt dat de notaris en de onzijdige personen hun kosten ten laste kunnen brengen van de gemeenschap;
6.6. veroordeelt [gedaagden in conventie] hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een betaalt, de ander is bevrijd, in de kosten van de procedure, aan de zijde van de Ontvanger begroot op EUR 1.180,00, waaronder begrepen zijn de kosten voor het op 12 februari 2009 ten laste van [gedaagden in conventie] gelegde conservatoir deelgenotenbeslag;
6.7. verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen sub 6.1. en 6.6. en de benoemingen sub 6.2, 6.3 en 6.4 uitvoerbaar bij voorraad;
6.8. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.9. wijst de vorderingen af;
6.10. veroordeelt [gedaagden in conventie] hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een betaalt, de ander is bevrijd, in de kosten van de procedure, aan de zijde van de Ontvanger begroot op EUR 452,00 aan salaris van de advocaat;
6.11. verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling onder 6.10. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wichers en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2010.?