ECLI:NL:RBGRO:2010:BM9539

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/070033-02
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de terbeschikkingstelling en overgang naar rechterlijke machtiging

Op 2 juni 2010 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in de zaak betreffende de beëindiging van de terbeschikkingstelling (TBS) van betrokkene, die sinds 21 januari 2004 onder deze maatregel viel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS met een jaar afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de risico's die betrokkene voor de samenleving zou kunnen vormen, door de begeleiding in het kader van een rechterlijke machtiging, zodanig zijn teruggebracht dat verlenging van de TBS niet meer noodzakelijk was. Betrokkene, die verblijft in de Dr. Van der Hoevenkliniek te Utrecht, heeft te maken met cognitieve beperkingen en is kwetsbaar voor controleverlies. De rechtbank heeft geconstateerd dat de deskundigen unaniem adviseren om de TBS te beëindigen en over te gaan tot een rechterlijke machtiging, waarbij betrokkene in een beschermde woonvorm voor ouderen kan worden geplaatst. De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen gevolgd en geconcludeerd dat de benodigde structuur en zorg voor betrokkene gewaarborgd kan worden in een RIBW-instelling, waar hij 24-uursbegeleiding zal ontvangen. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen als voldoende gewaarborgd beschouwd door de voorgestelde zorgstructuur. De beslissing om de TBS niet te verlengen is genomen in het belang van betrokkene en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 18/070033-02
Kenmerk: Rk 10/38 (vordering verlenging terbeschikkingstelling)
datum uitspraak: 2 juni 2010
B E S C H I K K I N G
van de rechtbank Groningen, meervoudige raadkamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Groningen van 15 december 2009, ontvangen ter griffie van de rechtbank op 16 december 2009, strekkende tot verlenging met een jaar van de terbeschikkingstelling van:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in Dr. Van der Hoevenkliniek te Utrecht.
hierna te noemen "betrokkene".
Bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden werd betrokkene ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 21 januari 2004 en is laatstelijk verlengd bij beslissing van het gerechtshof te Arnhem op 1 september 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling d.d. 15 december 2009;
- het strafdossier met het bovenvermelde parketnummer;
- het verlengingsadvies van 20 november 2009, ondertekend door [deskundige 1], psychiater, tevens plaatsvervangend hoofd van de inrichting, en [deskundige 2], gz-psycholoog, tevens hoofd behandeling, beiden verbonden aan de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene;
- de rapportages als bedoeld in artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [deskundige 3], psychiater, en [deskundige 4], psycholoog;
- een geneeskundige verklaring d.d. 28 december 2009 opgesteld door [deskundige 1], directeur behandeling en 1e geneeskundige voor de aanvraag machtiging BOPZ;
- een beschikking van 20 januari 2010 van de rechtbank Utrecht, inhoudende een voorlopige machtiging om het verblijf van betrokkene in de dr. Henri van der Hoeven kliniek te doen voortduren danwel betrokkene in een inrichting als bedoeld in de Wet BOPZ te doen opnemen en te doen verblijven, ingaande 20 januari 2010 tot en met 20 juli 2010;
- een beschikking van 9 april 2010 van de rechtbank Utrecht, inhoudende een voorlopige machtiging om het verblijf van betrokkene in de Van der Hoeven kliniek te Utrecht of in een ander psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren, met ingang van 14 april 2010 tot en met 14 oktober 2010;
- een aanvulling op de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene, gedateerd 19 mei 2010;
- een door de officier van justitie toegezonden arrest (LJN: BG1976) ter onderbouwing van de vangnetconstructie;
- een verslag van het intakegesprek door de SBWU van 25 mei 2010.
De rechtbank heeft ter openbare zitting van 27 januari 2010 de vordering behandeld. Bij beslissing van 10 februari 2010 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend onder gelijktijdige schorsing daarvan. De rechtbank achtte zich, met de op dat moment voorhanden stukken, onvoldoende voorgelicht.
De rechtbank heeft de vordering wederom ter openbare zitting van 14 april 2010 behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om geïnformeerd te worden over het (intake)gesprek dat betrokkene nog moest hebben in de RIBW-voorziening in Nieuwegein en de vangnetconstructie bij een RM-machtiging.
De rechtbank heeft ter openbare zitting van 26 mei 2010 de officier van justitie, betrokkene en diens raadsman mr. J.J. van de Beek, advocaat te Enschede gehoord. Tevens is [deskundige 2] gehoord.
[deskundige 3] is op bij de wet voorgeschreven wijze opgeroepen als getuige-deskundige voor de zittingen van 14 april 2010 en 26 mei 2010 doch op beide zittingen niet verschenen om een verklaring af te leggen.
Beoordeling
Op grond van de hierboven vermelde stukken en de behandeling ter zitting is de rechtbank tot de volgende beoordeling gekomen.
In het voormelde verlengingsadvies van 20 november 2009 wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling te beëindigen.
In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Gezien de leeftijd en de cognitieve beperkingen van betrokkene is een inzichtgevende behandeling niet geïndiceerd. De behandeling zal zich daarom voornamelijk richten op het zoeken naar een passende woonvoorziening, waar naast de juiste zorg voldoende begeleiding en toezicht aanwezig is. Gedacht wordt aan een woonvoorziening met ondersteunende en activerende begeleiding en indien nodig verzorging en verpleging. Totdat er een passende woonvoorziening is gevonden, zal betrokkene in de kliniek verblijven.
Uit persoonlijkheidsonderzoek komt onder andere naar voren dat bij het (seksueel) agressieve gedrag van betrokkene de directe lustbevrediging op de voorgrond staat. Er is sprake van hyperseksualiteit. Betrokkene is kwetsbaar voor controleverlies en derhalve blijvend afhankelijk van externe begeleiding en controle. Van belang hierbij is dat hij medicatietrouw blijft en zich laat sturen door de begeleiders. Dit kan ons inziens echter ook in een ander kader dan dat van de terbeschikkingstelling plaatshebben.
Het risico van gewelddadig gedrag wordt bij intramuraal verblijf als matig ingeschat. De inschatting is dat het hierbij voornamelijk om verbale agressie zal gaan. Het risico van terugval in seksueel gewelddadig gedrag wordt gezien als laag. Zonder het kader van de tbs-maatregel wordt het risico van (seksueel) gewelddadig gedrag als hoog ingeschat. Hierbij is er op korte termijn een risico van seksueel geweld ingeval hij terugkeert naar zijn familie. Ook wordt ingeschat dat hij zonder externe begrenzing terugvalt in het gebruik van niet-seksueel geweld (met name verbale agressie).
Ingeval de terbeschikkingstelling wordt beëindigd en een rechterlijke machtiging wordt verleend zal betrokkene overgaan naar een beschermde, niet justitiële woonvorm voor ouderen. Aanpassing aan een nieuwe omgeving zal hem vermoedelijk veel stress geven, waardoor de kans op verbaal agressief gedrag tijdelijk kan toenemen.
Ten behoeve van het risicomanagement blijft medicatietrouw (antipsychotica en libidoremmende medicatie) de belangrijkste voorwaarde. Tevens is onthouding van alcohol noodzakelijk voor psychiatrische stabiliteit. Een kader met structurerende, ondersteunende en controlerende begeleidingsmogelijkheden zal nog geruime tijd nodig zijn om - uitgaande van het minimale probleembesef - delictgedrag te voorkomen.
De belangrijkste geschetste risicofactoren zijn onverkort geldig. Verwacht wordt niet dat hierin nog een ontwikkeling zal optreden. Alleen verblijf in een voorziening waar zowel zorg als toezicht aanwezig is, kan erin resulteren dat betrokkene niet terugvalt in het plegen van agressieve delicten. Gezien zijn hoge leeftijd en daarmee samenhangende beperkingen is betrokkene op zijn plaats in een voorziening waar de zorg meer toegespitst is op ouderen. Hierdoor ontstaat de gedachte betrokkene middels een rechterlijke machtiging met voorwaarden te resocialiseren.
Wanneer het kader van de terbeschikkingstelling zou komen te vervallen, maar begeleiding doorgang kan vinden in het kader van een rechterlijke machtiging, heeft dit geen consequenties voor het toegepaste risicomanagement, en de risico's die betrokkene voor de samenleving vormt. Wij achten het verantwoord om de terbeschikkingstelling niet te verlengen ingeval een rechterlijke machtiging direct aansluit.
Wij adviseren u de terbeschikkingstelling te beëindigen.
In het voormelde advies d.d. 19 november 2009 als bedoeld in artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [deskundige 3], psychiater, wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling te beëindigen. Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Door behandeling met medicatie is de expressie van de psychotische stoornis NAO veel minder geworden en beheerst veel minder het contact en waarschijnlijk ook het denken van betrokkene. Daarnaast wordt zwakbegaafdheid geclassificeerd. De sterke cognitieve uitval die eerder bij betrokkene werd vastgesteld, moet enerzijds op conto van zijn beperkte begaving en anderzijds op het conto van zijn alcoholmisbruik/alcoholafhankelijkheid worden geschreven. De pathologie bij betrokkene is voor wat het psychotische beeld betreft zeker veranderd door de invloed van de medicatie en coaching. Dit heeft een belangrijk gevolg voor betrokkenes bereidheid om de voor het risicomanagement essentiële libidoremmende medicatie te gaan nemen.
Wanneer men daarbij meetelt dat betrokkenes gevaarlijkheid toch in zoverre conditioneel is geweest dan is er nog een risicofactor die beïnvloedbaar is in gunstige zin. Immers betrokkene zou aan voorwaarden gebonden kunnen worden wanneer hij buiten de kliniek is, om niet in een gezin te wonen, of dat zelfs maar te frequenteren.
Met deze veranderde en te controleren condities ontstaat een gevaarsetting die verdere verpleging in een tbs-kliniek niet noodzakelijk maakt. Geadviseerd wordt om de tbs op te heffen en een machtiging uit de BOPZ hier direct op aan te laten sluiten, waarbij in deze machtiging de voorwaarden worden vastgelegd (zoals het door blijven gebruiken van de medicatie, een verbod om bij de neef in huis te gaan wonen en controle op alcoholgebruik).
In het voormelde rapport d.d. 13 november 2009 als bedoeld in artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [deskundige 4}, psycholoog, wordt geadviseerd betrokkene met een rechterlijke machtiging te plaatsen in een gespecialiseerde zorgvoorziening waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling niet meer noodzakelijk zou zijn. Indien de rechtbank toch tot verlenging van de terbeschikkingstelling overgaat wordt geadviseerd dit te doen voor een jaar. Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Uit de risicotaxatie, door de kliniek verricht (mede) aan de hand van standaardinstrumenten, blijkt dat de kans op een recidivegedrag gering is zolang betrokkene verblijft in een gestructureerde omgeving, waar hij extern wordt begrensd en gecontroleerd. Pas als betrokkene zou terugkeren naar zijn familie, zou er risico van betekenis kunnen ontstaan. Betrokkene is nauwelijks in staat om risico te voorzien en wil terugkeren naar zijn familie. Het is daarom van belang dat betrokkene verblijft in een instelling met gespecialiseerde zorg en dat dit verblijf in een verplichtend kader plaatsvindt. Gezien betrokkenes conditie en leeftijd, de risicotaxatie en het risicomanagement lijkt het zware kader van de tbs niet langer noodzakelijk te zijn om betrokkenes verblijf in een gespecialiseerde zorginstelling veilig te stellen, mits hij daartoe anderszins (met een rechterlijke machtiging) verplicht zou worden.
Het is niet te verwachten dat betrokkene door verdere behandeling in de tbs-kliniek zodanig zal veranderen dat daarmee het delictrisico afneemt.
Als men betrokkene met een rechterlijke machtiging zou kunnen plaatsen in een gespecialiseerde zorgvoorziening, dan zou de maatregel van terbeschikkingstelling niet langer noodzakelijk zijn. Het is te overwegen de maatregel nu reeds op te heffen, maar men zou ook de beslissing daaromtrent kunnen uitstellen tot de kliniek een concrete plaatsingsmogelijkheid in het kader van een RM naar voren brengt. Als uitstel de voorkeur heeft, zou verlenging van de maatregel met een jaar voor de hand liggen.
De rechtbank kan zich met voormelde conclusies en de adviezen verenigen en maakt deze tot de hare.
De getuige-deskundige [deskundige 2] heeft een en ander tijdens de openbare behandeling van 26 mei 2010 bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in:
Als betrokkene geplaatst wordt bij de Stichting Beschermde Woonvormen Utrecht (SBWU) in de Galecop zal via het transmurale team van De Waag, wat een onderdeel is van onze kliniek, de vinger aan de pols gehouden worden. Binnen een rechterlijke machtiging is voor de kliniek veel makkelijker een plaatsing te realiseren in een RIBW dan een plaatsing van iemand met het tbs-stempel. Als de tbs niet verlengd wordt kan de voorlopige rechterlijke machtiging omgezet worden in een definitieve machtiging. Dan wordt betrokkene binnen onze kliniek overgeplaatst naar onze GGZ-afdeling en van daaruit zal hij naar zijn definitieve plaatsing buiten de kliniek, in de Galecop, gaan.
De officier van justitie persisteert bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met een jaar. Hij heeft daartoe gesteld dat het traject dat het beste aansluit bij betrokkene via de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zou moeten gaan. Er is, zo merkt de officier van justitie op, nieuwe wetgeving op komst die bij voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging de time-out terugplaatsing voor een periode van zeven weken in de kliniek mogelijk maakt via een beslissing van de rechter-commissaris.
De raadsman is van mening dat deze zaak zich leent voor beëindiging van de terbeschikkingstelling. De kliniek heeft op de zittingen voldoende duidelijk gemaakt welk traject hen voor ogen staat en betrokkene heeft daar vertrouwen in. De raadsman heeft geen vertrouwen in onzekere toekomstige wetgeving die na de verkiezingen voor hetzelfde geld controversieel verklaard kan worden. Een traject via resocialisatie zal veel te lang gaan duren aangezien betrokkene moeilijk onbegeleid verlof zal kunnen hebben. Het door de kliniek voorgestelde traject op de zorgboerderij past goed bij betrokkene.
De rechtbank overweegt als volgt.
De vraag die in casu aan de orde is, is in hoeverre de maatregel tot terbeschikkingstelling nodig is voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, en dan met name of een als minder ingrijpend aangemerkte maatregel zoals een BOPZ-maatregel ook voldoende waarborgen kan bieden. De beide deskundigen die in het kader van de zogenaamde zesjaarsrapportage hun visie hebben gegeven zijn van oordeel dat betrokkene gezien zijn leeftijd en de cognitieve beperkingen meer thuishoort in een RIBW-instelling. De Galecop van de SBWU heeft zich inmiddels bereid verklaard om betrokkene op te nemen. De getuige-deskundige heeft tijdens de zitting van 26 mei 2010 benadrukt dat toezicht door het intramurale team van De Waag, dat onderdeel is van de Van der Hoeven Stichting, naast een rechterlijke machtiging op grond van de BOPZ voldoende waarborgen biedt. Betrokkene kan in het kader van de voorlopige machtiging, die reeds door de rechtbank Utrecht is afgegeven, op grond van de wet BOPZ verblijven binnen de Van der Hoeven Stichting waar hij thans verblijft, maar dan op de GGZ-afdeling, zodat er geen grote veranderingen zullen optreden in de situatie van betrokkene. Daarna zal hij van daaruit, op het moment dat de afspraken daarover een definitievere vorm hebben gekregen, overgeplaatst kunnen worden naar De Galecop.
In het kader van een rechterlijke machtiging is ruimte voor begrenzing en ondersteuning tegelijk. Betrokkene zal 24-uursbegeleiding krijgen in de RIBW-instelling waar hij gaat verblijven. Gezien de hoge leeftijd en zijn cognitieve beperkingen is betrokkene niet in staat zich te conformeren aan de eisen die het tbs-kader stelt om onbegeleid verlof te krijgen. Ook om die redenen zal hij niet in staat zijn om voorwaarden bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging na te komen.
De rechtbank deelt de opvattingen van voornoemde deskundigen dat de benodigde structuur, middels de 24-uurszorg, voor betrokkene alsmede de benodigde beveiliging van de samenleving afdoende gewaarborgd kan zijn door een opname in een RIBW-instelling. Hierbij heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken dat de getuige-deskundige Bloemers heeft verklaard over de feitelijke uitvoering van de rechterlijke machtiging: dat zij zullen waarborgen dat van deze rechterlijke machtiging tijdig een verlenging wordt aangevraagd en betrokkene bij eventuele problemen door de Van der Hoeven Stichting zal worden teruggenomen op de GGZ-afdeling zolang dat nodig mocht blijken.
De rechtbank is van oordeel dat, nu begeleiding doorgang vindt in het kader van een rechterlijke machtiging op de wijze zoals door de kliniek is aangegeven, de risico's die betrokkene voor de samenleving zou kunnen vormen zodanig zijn teruggebracht, dat het verantwoord moet worden geacht om de terbeschikkingstelling niet te verlengen.
Bij de beslissing van de rechtbank Utrecht van 9 april 2010 is de voorlopige machtiging verleend om het verblijf van betrokkene in de Van der Hoeven kliniek te Utrecht of in een ander psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren met ingang van 14 april 2010 tot en met
14 oktober 2010.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist, nu verblijf en zorg voor betrokkene (aansluitend op het eindigen van de TBS-maatregel) in het kader van een BOPZ-maatregel kan worden voortgezet. De vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling af.
Deze beslissing is aldus gegeven door mr. G. Eelsing, voorzitter, en mrs. F.J. Agema en J.M.M. van Woensel, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2010.