RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/651393-09 (promis)
datum uitspraak: 7 juni 2010
raadsman: mr. O.G. Schuur
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam.verdachte],
geboren te [geboorteplaats.verdachte] op [geboortedatum.verdachte],
wonende aan [adres.verdachte], [woonplaats.verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
7 september 2009, 4 maart 2010 en 25 mei 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 23 december 2005, althans in of omstreeks de periode van 10
december 2005 tot een met 24 december 2005,
te [woonplaats 1], gemeente Eemsmond,
met [aangeefster], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende
verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond van die [aangeefster] geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes, penis door die [aangeefster]
in haar mond laten nemen en/of duwen en/of brengen en/of zijn tong in de mond
van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht.
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
invoegen na het ten laste gelegde feit:
hij,
op of omstreeks 23 december 2005, althans in of omstreeks de periode van 10 december 2005 tot en met 24 december 2005,
te [woonplaats 1], gemeente Eemsmond,
met [aangeefster] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het zoenen van die [aangeefster] en/of het strelen en/of betasten van de borsten van die [aangeefster] en/of met zijn, verdachtes, handen tussen de benen van die [aangeefster] heeft gezeten.
Deze vordering is door de rechtbank op de terechtzitting van 4 maart 2010, gehoord verdachte en de raadsman, toegewezen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de aangifte en de nadere verklaringen van [aangeefster] en de verklaringen van verdachte, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat verdachte zijn penis in de vagina van [aangeefster] heeft gebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens betoogd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat verdachte zijn penis in de vagina van [aangeefster] heeft gebracht. De cumulatief ten laste gelegde feiten leveren een eendaadse samenloop op in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 16 oktober 2008, opgenomen op pagina 19-27 van dossier nr. PL01ME/08-009854 d.d. 18 maart 2009, inhoudende de aangifte van [aangeefster], zakelijk weergegeven
Ik ben geboren op 25 februari 1990. Ik doe aangifte tegen [verdachte]. Toen ik hem leerde kennen, was hij rector van het [naam middelbare school] te [woonplaats 1]. Ik was daar leerling.
Ik kreeg e-mailcontact met hem. Na mijn eerste jaar op die school ging [verdachte] met pensioen. Het e-mailcontact ging echter door, van 2002 tot december 2005. Het laatste jaar werden de e-mails steeds intiemer. Hij schreef mij in een mailtje dat hij naar een muziekavond van de school ging. Hij vroeg of ik ook ging. De muziekavond was op de donderdag voor de kerstvakantie in 2005. U zegt dat het op 22 december 2005 was. Dat zou kunnen kloppen.
Ik ging naar de muziekavond. [verdachte] was daar ook. Ik liep met [verdachte] naar de lerarenkamer. Er was daar niemand. Ik zag dat [verdachte] de deur dicht deed. [verdachte] ging dichtbij mij staan. Voor ik het goed en wel doorhad, had hij zijn tong in mijn mond gestopt en ging hij tongzoenen. Het hield gauw op, maar ik was totaal in shock, verbijsterd. Ik voelde grote angst, ik was nog nooit zo bang geweest. Ik stond te trillen op mijn benen. Ik kon niet meer nadenken. Ik kon niet handelen, niet schreeuwen. Hierna zijn we naar een lokaal gegaan. Het was het lokaal dat het verst van de lerarenkamer was gelegen, lokaal [nummer]. Het was donker. Ik zag en voelde dat [verdachte] achter mij ging staan en dat mij mijn bovenkleding uitdeed. Ik hoorde dat hij zei dat hij mijn bh leuk vond. Ik voelde dat hij met zijn handen vanaf mijn achterkant mijn borsten aanraakte en er een beetje in kneep, over mijn bh. Vervolgens deed hij mijn bh uit en raakte mijn borsten weer aan.
Op een gegeven moment lag ik op de grond. Ik droeg toen nog mijn schoenen, broek en onderbroek. Ik merkte dat [verdachte] over mij heen ging zitten. Hij zat met zijn knieën op de grond aan weerszijden van mijn lichaam. Ik zag dat hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek haalde. Ondertussen merkte ik dat hij zijn broek en schoenen uitdeed. Ik merkte dat hij mijn schoenen los maakte en mijn broek uitdeed tot onder mijn knieën. [verdachte] ging weer ter hoogte van mijn borst zitten. Hierna duwde hij zijn piemel in mijn mond. Hij bewoog hem heen en weer in mijn mond, net zo lang tot hij een stijve kreeg. Ik bedoel hiermee een erectie.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 januari 2009, opgenomen op pagina 42-58 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven
Ik heb [aangeefster] in 2002 leren kennen tijdens een schoolreisje. We kregen regelmatig
e-mailcontact. Ik raakte verliefd op [aangeefster].
Er was een muziekavond in de school. We spraken af dat we elkaar zouden ontmoeten op de muziekavond. Op de muziekavond, het zal een vrijdagavond voor de kerstvakantie in 2005 zijn geweest, ontmoetten we elkaar en zijn we samen naar de lerarenkamer gelopen. We waren daar helemaal alleen. Ik heb toen met [aangeefster] gezoend. We zijn daarna doorgelopen naar een lokaal waar niemand zou komen. Het was lokaal [nummer]. Daar zoende en betastte ik haar. Ik zat onder haar kleding aan haar borsten. Ik werd helemaal opgewonden. We zijn achter in het lokaal op de grond gaan liggen. Op een gegeven moment trokken we onze kleding uit. Ik heb haar buik gestreeld. Ik zat met mijn handen tussen haar benen. [Aangeefster] heeft mijn penis in haar mond gehad.
De rechtbank acht, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op of omstreeks 23 december 2005, te [woonplaats 1], gemeente Eemsmond, met [aangeefster], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster] gebracht en zijn tong in de mond van die [aangeefster] geduwd;
hij op of omstreeks 23 december 2005, te [woonplaats 1], gemeente Eemsmond, met [aangeefster] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het zoenen van die [aangeefster] en het strelen en betasten van de borsten van die [aangeefster] en met zijn, verdachtes, handen tussen de benen van die [aangeefster] heeft gezeten.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een eendaadse samenloop, zodat hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard het volgende strafbare feit oplevert:
de eendaadse samenloop van
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De officier van justitie houdt bij het bepalen van de straf rekening met de aard en de ernst van het feit, alsmede het feit dat aangeefster in een moeilijke periode in haar leven verkeerde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor oplegging van een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman wijst in dat verband mede op de aanvullende GGZ rapportage van [aangeefster], waaruit naar voren komt dat er sprake is van projectie bij aangeefster, zodat ten aanzien van de omstandigheden waaronder het feit is begaan dient te worden uitgegaan van de lezing van verdachte.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzittingen en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 2 september 2009, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 juli 2009, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in 2002 de toen twaalfjarige [aangeefster] leren kennen. Verdachte was destijds rector van de middelbare school waarvan aangeefster leerlinge was. In de jaren daarna, toen verdachte inmiddels met pensioen was, ontstond er e-mailcontact tussen verdachte en aangeefster. Dit contact intensiveerde in de jaren daarop, waarbij verdachte en aangeefster elkaar regelmatig intimiteiten toevertrouwden. Er ontstond een vriendschap, die door verdachte, naar zijn zeggen, werd ervaren als een gelijkwaardige relatie. Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte als “opa” zag. Eind 2005 werd verdachte, die toen 66 jaar oud was, naar eigen zeggen “roekeloos” verliefd op de toen vijftienjarige aangeefster. In die periode heeft hij aangeefster op een muziekavond van de school ontmoet in het schoolgebouw. Hij is met haar naar een leeg lokaal gegaan en heeft daar ontuchtige handelingen met haar gepleegd, welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van aangeefster.
De rechtbank ziet in de GGZ rapportage over [aangeefster] een bevestiging dat aangeefster zich in een moeilijke periode van haar leven bevond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit ook invloed gehad op haar beleving van de feiten. Naar het oordeel van de rechtbank bevestigt het bovengenoemde rapport het beeld dat de rechtbank reeds uit het dossier van aangeefster heeft verkregen. De rechtbank houdt hier bij het bepalen van de straf rekening mee.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aldus handelend een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd. Verdachte heeft – kennelijk ter bevrediging van zijn eigen seksuele lusten – inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje. Dergelijke feiten zijn strafbaar gesteld ter bescherming van minderjarigen tegen personen die – in ieder geval op seksueel gebied – veel volwassener zijn dan zij. In de onderhavige zaak is sprake van een leeftijdsverschil van meer dan vijftig jaar tussen verdachte en aangeefster. Van een gelijkwaardige relatie, zoals door verdachte omschreven, kan dan ook geen sprake zijn geweest. Verdachte had dit moeten beseffen, zeker gezien zijn professionele ervaring als leraar en rector van een middelbare school. De rechtbank neemt het verdachte voorts kwalijk dat aan het strafbare feit een langdurige periode van steeds intiemer e-mailcontact is voorafgegaan, waarvan verdachte naar eigen zeggen wel degelijk heeft beseft dat het “te ver” ging. Niettemin heeft hij het contact voortgezet en zijn eigen lustgevoelens de overhand laten krijgen. Verdachte heeft talrijke momenten waarop hij op zijn schreden had kunnen terugkeren voorbij laten gaan. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster in hem als vriend en als oud-leraar mocht stellen.
Daar staat tegenover dat verdachte zowel ter terechtzitting als in brieven die hij aan aangeefster en haar ouders heeft gestuurd berouw heeft getoond over zijn handelen. Verdachte heeft verklaard dat hij inziet dat zijn handelen fout was, dat hij zich er diep voor schaamt en dat hij elke dag verschrikkelijk veel spijt heeft dat hij aangeefster verdriet en pijn heeft gedaan. Verdachte heeft er blijk van gegeven inzicht te hebben in de – ingrijpende – gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank heeft gelet op het reclasseringsrapport, waarin naar voren komt dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en oprecht overkomt in zijn zorgen over de gevolgen van zijn handelen voor aangeefster. De kans op recidive wordt door de Reclassering ingeschat als zeer gering. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat de tegen verdachte ingestelde vervolging voor hem grote gevolgen heeft gehad. Verdachte woont in een kleine gemeenschap en geniet daar enige bekendheid. De publiciteit die er rondom verdachtes vervolging is geweest, heeft grote invloed gehad op zijn privéleven. Verdachte heeft verklaard dit ook als straf te ervaren.
Voorts heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf in aanmerking genomen dat het strafbare feit relatief lang geleden is gepleegd en dat verdachte sindsdien geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het ter terechtzitting vastgestelde vormverzuim. Het Openbaar Ministerie heeft niet, zoals artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering vereist, zo spoedig mogelijk vervolging ingesteld tegen verdachte. Daardoor is mogelijk ontlastend bewijsmateriaal verloren gegaan. Verdachte is derhalve in zijn belangen geschaad, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank moet leiden tot strafvermindering.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf van de maximale duur. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om de ernst van het strafbare feit te onderstrepen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster], wonende te [woonplaats 2 aangeefster], met een vordering van € 2025,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende feit. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Verdachte noch de raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en gelet op de invloed daarvan op het persoonlijk leven van het slachtoffer, zoals mede blijkt uit de door haar ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring, komt het gevorderde bedrag van € 2000,- aan immateriële schade de rechtbank niet onredelijk voor. Ook de gevorderde materiële schade komt naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing in aanmerking, nu verdachte deze schade niet heeft betwist. De rechtbank zal de vordering derhalve geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht. De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag;
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster], wonende te [woonplaats 2 aangeefster], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2025,- (zegge: tweeduizendvijfentwintig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt de veroordeelde voorts tot het betalen van de wettelijke rente van de vordering vanaf de eerste dag van het schadeveroorzakende feit die wordt bepaald op 23 december 2005.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2025,- (zegge: tweeduizendvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2005, ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster], wonende te [woonplaats 2 aangeefster], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien de veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. E.M.J. Brink, voorzitter, mrs. F. Sijens en K.R. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2010.