ECLI:NL:RBGRO:2010:BM5234

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
430537 CV EXPL 09-18447
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.R. van Baak-Klijnsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over servicekosten en borg bij beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Groningen is behandeld, hebben eisers Q. en R. een huurovereenkomst gesloten met gedaagde Z. voor een woning in Groningen. De huurders hebben de huur opgezegd per 1 juni 2008 en de sleutels ingeleverd. Bij de beëindiging van de huur ontstond een geschil over de afrekening van de servicekosten en de borg. De huurders vorderden een bedrag van € 2.680,17 van de verhuurder, terwijl de verhuurder een afrekening presenteerde waaruit bleek dat de huurders nog € 1.269,89 moesten betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurders in totaal € 2.375,- aan voorschotten hebben betaald en dat de verhuurder een bedrag van € 1.250,- in rekening bracht voor extra huur, wat door de huurders werd betwist. De kantonrechter heeft de kosten van energieverbruik en woonlasten vastgesteld op € 1.489,- en geconcludeerd dat de verhuurder een bedrag van € 1.636,- aan de huurders moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juli 2008. Tevens is de verhuurder veroordeeld in de proceskosten van de huurders. Dit vonnis is uitgesproken op 28 april 2010 door mr. G.R. van Baak-Klijnsma.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 430537 \ CV EXPL 09-18447
Vonnis d.d. 28 april 2010
inzake
1. Q., wonende te [adres],
2. R., wonende te [adres],
eisers,
gemachtigde LAVG, gerechtsdeurwaarders te Groningen,
tegen
Z.,
wonende te [adres],
gedaagde,
in persoon procederende.
PROCESGANG
Eisers, hierna gezamenlijk te noemen de huurders, hebben op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd gedaagde, hierna te noemen de verhuurder, te veroordelen tot betaling van € 2.680,17 dan wel € 2.576,09 met rente en met zijn veroordeling in de kosten van het geding.
De verhuurder heeft geantwoord met conclusie tot afwijzing van het gevorderde.
Partijen hebben respectievelijk gerepliceerd en gedupliceerd waarna vonnis is bepaald.
OVERWEGINGEN
1. Als gesteld en niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken kan van het volgende worden uitgegaan.
Partijen hebben op 13 juni 2007 een huurovereenkomst gesloten waarbij met ingang van 15 augustus 2007 woonruimte werd gehuurd aan de [adres] te Groningen. Het betrof drie kamers met respectievelijke oppervlaktes van 20 m², 12 m² en 8 m². Entree, overlopen, keuken, badkamer, toilet, tuin en schuur waren voor gezamenlijk gebruik. De maandelijkse huurprijs bedroeg € 500, - vermeerderd met een voorschot ter zake van energieverbruik en overige woonlasten van € 250, -. Conform de huurovereenkomst is een borg van € 1500, - betaald.
Blijkens de huurovereenkomst waren de kamers geheel gestoffeerd en gemeubileerd en de gezamenlijke ruimtes ook volledig ingericht.
De huurders hebben de huur opgezegd per 1 juni 2008. Eind mei 2008 zijn de sleutels ingeleverd. Partijen hebben samen de meterstanden genoteerd en de woning doorgelopen. Afgesproken is toen dat de helft van de borg meteen zou worden terugbetaald en met de andere helft de energiekosten en dergelijke zouden worden verrekend. Eind juni 2008 heeft de verhuurder, na daartoe te zijn verzocht, de helft van de borg terugbetaald.
Bij brief van 31 augustus 2008 heeft de verhuurder meegedeeld dat het nog niet mogelijk was om een eindafrekening te maken. Er moest rekening mee worden gehouden dat er bijbetaald moest worden. Voorts werd meegedeeld dat er schade was geconstateerd bij de deur van de entree naar de keuken.
Bij brief van 29 september 2008 is door de huurders betwist dat er schade was veroorzaakt. Voorts werd verzocht om te komen tot een definitieve afrekening van de energielasten.
Na een aantal sommaties van de huurders en toezeggingen van de verhuurder heeft deze bij brief van 18 maart 2009 een afrekening gezonden waaruit bleek dat de huurders nog een bedrag van € 1.269,89 moesten voldoen.
De huurders hebben tegen de afrekening geprotesteerd en zelf een berekening opgesteld en aan de verhuurder verzonden. Volgens deze berekening hadden zij nog een bedrag van € 2.680,17 tegoed.
2. Het geschil heeft betrekking op de afrekening. De kantonrechter zal de geschilpunten hieronder aan de hand van de stellingen van partijen behandelen.
De voorschotten
3.1 Zoals blijkt uit de huurovereenkomst heeft het voorschot van € 250,- per maand betrekking op "energiegebruik en overige woonlasten". Verdere specificatie wordt niet gegeven. De huurders hebben over de 9 ½ maand dat zij de woonruimte huurden in totaal een bedrag van € 2.375,- aan voorschotten betaald.
3.2 Volgens de verhuurder bedroegen de kosten van gas en elektriciteit € 123,49 per maand. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij een aantal stukken van de energieleverancier Essent in het geding gebracht. Het betreft hier een zogenaamde correctierekening 2007/2008, waarin staat dat een bedrag van € 797,04 te weinig in rekening is gebracht, en daarnaast een aantal specificaties. Niet valt in te zien hoe de verhuurder op basis van deze stukken tot het door hem gestelde bedrag is gekomen.
3.3 De huurders baseren zich op de correctierekening van € 797,04 en stellen dat dit het enige bedrag is dat door de verhuurder aan Essent is betaald. Uitgaande van dat bedrag menen zij slechts € 36,83 per maand verschuldigd te zijn. Ook deze berekening is naar het oordeel van de kantonrechter onjuist. Op de correctierekening staat immers met zoveel woorden vermeld dat het daar genoemde bedrag te weinig is betaald.
3.4 De kantonrechter ziet geen kans om op basis van de stellingen van partijen en de overgelegde stukken een berekening te maken. Teneinde tot een redelijke uitkomst te komen zal zij uitgaan van de gemiddelde kosten van het verbruik zoals die door het Nibud worden gepubliceerd. Voor een vrijstaande woning bedragen volgens het Nibud de kosten van gas € 120,- per maand. Bij een huishouding van drie personen (als zodanig zal de kantonrechter de huurders en de huurder samen voor de berekening beschouwen) komen de kosten van elektriciteit uit op € 64,-. In totaal bedragen de kosten dus € 184,-. De kantonrechter acht het redelijk dat de huurders daarvan tweederde gedeelte, € 123,- betalen.
3.5 Ter zake van water wordt door de verhuurder per maand een bedrag van € 12,78 in rekening gebracht, ter zake van waterschap/verontreinigingsheffing € 14,85 en ter zake van rioolrecht € 6,10. De huurders erkennen blijkens hun berekening de kosten waterschap/verontreinigingsheffing en rioolrecht maar gaan niet in op de kosten die door de verhuurder voor water in rekening zijn gebracht. Hoewel door de verhuurder geen bewijsstukken zijn overgelegd komt het bedrag de kantonrechter niet onredelijk voor zodat zij uit zal gaan van het bedrag van € 12,78 per maand.
3.6 Door de verhuurder zijn nog bedragen in rekening gebracht voor Energiewacht en verzekering maar dit zijn naar het oordeel van de kantonrechter kosten die, behoudens een andersluidende afspraak, moeten worden gedragen door de verhuurder zodat de kantonrechter de betreffende kosten niet zal meenemen in de berekening.
3.7 Evenmin zullen worden meegenomen de kosten voor gebruik van de wasautomaat en droger en het gebruik van de overige inboedel. De huurders hebben een gemeubileerd en volledig ingericht huis gehuurd zodat, nu op dat punt niets specifiek is overeengekomen, de kosten van gebruik van de aanwezige inboedel moeten worden geacht te zijn inbegrepen in de huurprijs. De kantonrechter ziet ook niet in op welke grond de huurders zouden moeten betalen voor tuinonderhoud. Bovendien is de betreffende vordering van de verhuurder kennelijk gebaseerd op een offerte die is uitgebracht ver nadat de huur was geëindigd. Tenslotte ziet de kantonrechter geen grond om bedragen ter zake van kosten voor beheer en administratie toe te kennen, nu daarover niets overeengekomen.
3.8 Gezien het bovenstaande moet worden uitgegaan van € 156,73 (€ 123,- + € 12,78 + € 14,85 + € 6,10) per maand. De totale kosten van energieverbruik en woonlasten moeten daarom worden vastgesteld op € 1.489,-.
Extra huur
4. De verhuurder brengt in zijn afrekening een bedrag van € 1.250,- in rekening voor 20 m² gedurende 5 maanden. Ter onderbouwing beroept hij zich op een brief van 22 maart 2008. De kantonrechter is met de huurders van mening dat in die brief geen huuraanpassing valt te lezen, laat staan dat dit door partijen zou zijn overeengekomen.
Schade
5. De verhuurder brengt een bedrag van € 420,- in rekening voor een reparatie van een gescheurde muur. De huurders betwisten schade te hebben toegebracht. Bovendien heeft volgens hen eind mei 2008 een gezamenlijke inspectie plaatsgevonden waarbij is vastgesteld dat het gehuurde geen gebreken vertoonde. De verhuurder heeft dit niet betwist en bovendien huurders niet in de gelegenheid gesteld de schade, voor zover die al was aangetroffen en voor rekening van de huurders kwam, te herstellen. Dit brengt mee dat het betreffende bedrag niet kan worden doorberekend aan de huurders.
Conclusie
6. De verhuurder dient aan de huurders een bedrag van € 1.636,- (€ 2.375,- betaalde voorschotten + € 750,- restant borg - € 1.489,- de vastgestelde kosten energieverbruik en woonlasten) te betalen. De kantonrechter gaat er van uit dat de afrekening had kunnen plaatsvinden een maand na het einde van de huur zodat vanaf dat moment wettelijke rente moet worden betaald.
7. De verhuurder zal, als grotendeels in het ongelijkgestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt de verhuurder tegen voldoende bewijs van kwijting aan de huurders te betalen een bedrag van € 1.636,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verhuurder in de kosten van deze procedure die tot aan de dag van deze uitspraak aan de zijde van de huurders worden vastgesteld op € 208,- aan griffierecht, € 85,98 aan explootkosten en € 300,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.R. van Baak-Klijnsma, kantonrechter, en op 28 april 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: GvB
coll: dh