ECLI:NL:RBGRO:2010:BM5196

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670035-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling met een auto als wapen

In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 20 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord, mishandeling en vernieling. De verdachte, geboren in 1975 en woonachtig in Musselkanaal, werd beschuldigd van het opzettelijk aanrijden van [slachtoffer 1] met zijn auto op 28 september 2009, waarbij hij de intentie had om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, aangezien hij de gelegenheid had om zijn gedrag te heroverwegen voordat hij de auto gebruikte als wapen. De rechtbank achtte het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, evenals de feiten 2 en 3, die betrekking hadden op mishandeling en vernieling. De verdachte werd ook beschuldigd van het mishandelen van zijn echtgenote, [slachtoffer 2], op 24 januari 2010, waarbij hij haar in een wurggreep hield en haar pijn deed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten en legde een gevangenisstraf van drie jaar op, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare misdrijven. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte vrijgesproken werd van het onder 5 tenlastegelegde feit. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht van de reclassering en behandeling bij verslavingszorg.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670035-10 + 19/620018-08 (tul) (promis)
datum uitspraak: 20 mei 2010
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. E. van Bommel
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1975,
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 mei 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij,
op of omstreeks 28 september 2009,
te Musselkanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg
met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (auto) achter die [slachtoffer 1]
is aangereden en/of (vervolgens) met dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (auto) tegen die [slachtoffer 1] is aangereden, in elk geval die [slachtoffer 1] heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij,
op of omstreeks 28 september 2009,
te Musselkanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en al dan niet na kalm en rustig overleg
met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (auto) achter die [slachtoffer 1]
is aangereden en/of (vervolgens) met dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (auto) tegen die [slachtoffer 1] is aangereden, in elk geval die [slachtoffer 1] heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(BVHnummer: 2009096851)
art 303 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij,
op of omstreeks 28 september 2009,
te Musselkanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]),
heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(BVHnummer: 2009096851)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij,
op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks
4 december 2009,
te Musselkanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een een keukendeur en/of een
buitendeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(BVHnummer: 2009120136)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij,
op of omstreeks 24 januari 2010,
te Musselkanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]),
in een wurggreep heeft gehouden en/of tegen haar lichaam heeft gestompt en/of
geslagen en/of haar de mond heeft dichtgedrukt/dichtgehouden en/of haar
tegen/in haar gezicht heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(BVHnummer: 2010007614)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij,
op of omstreeks 10 december 2009,
in de gemeente Stadskanaal,
opzettelijk en wederrechtelijk een (portier van) een auto, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
BVHnummer: 2009121887)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 5 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte van het onder 1, 4 en 5 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het eerste feit heeft de raadsvrouw gesteld dat er geen sprake is van voorbedachte raad omdat verdachte in een opwelling heeft gehandeld. Voorts is er geen sprake van opzet, omdat het slachtoffer zigzaggend voor de auto van verdachte rende waardoor hij door de auto werd geraakt. Voor wat betreft het letsel heeft de raadsvrouw gesteld dat daarvan geen ander bewijs is dan de aangifte.
Ten aanzien van de tenlastegelegde mishandeling van zijn echtgenote ontkent verdachte deze. Hij heeft slechts zijn echtgenote bij de arm beetgepakt. Er is geen sprake geweest van slaan.
Voor het onder 5 ten laste gelegde feit is evenmin bewijs aanwezig. De aangifte en mogelijke herkenning en de mededeling van de bewoner van de woning waarvoor aangevers verdachte zouden hebben zien staan is onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs van dit feit te komen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Beoordeling
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
De aangifte van [aangever] in combinatie met de gestelde herkenning van verdachte door aangever en de verklaring van getuige Norder vormen nu verdachte dit feit ontkent, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voor dit feit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de feiten 1, 2, 3 en 4 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting:
Ik heb [slachtoffer 1] in zijn gezicht geslagen toen hij bij mij voor de deur stond. Ik ben met [getuige 1] in de auto gestapt om hem achterna te rijden. De man sprong ineens voor de auto. Het ging allemaal heel snel. Mijn vriend [getuige 1] zat toen niet meer bij mij in de auto, hij was even tevoren uitgestapt.
Op 4 december 2009 was ik even de deur uitgelopen. Toen ik weer naar binnen wilde was de voordeur dicht. Ik heb met mijn voet de deur geforceerd. Ook de keukendeur heb ik ingetrapt.
- een proces-verbaal d.d. 9 oktober 2009, opgenomen op blz. 55 e.v. in het dossier met nummer 2010030762 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 28 september 2009 ben ik aangereden. Ik liep omstreeks 16.00 uur op straat.
Vervolgens werd ik geroepen door een man. Hij stond voor een woning. De man greep mij bij de borst en sloeg mij met zijn vuist tegen mijn mond. Er kwam bloed uit mijn neus en mond en ik voelde pijn aan mijn mond. Ik ben weggerend.
Ik ging even zitten op een steen en zag een auto aan komen rijden met hoge snelheid. De auto stopte naast mij en de bestuurder stapte uit. Dat was dezelfde man die mij eerder had geslagen. Hij kwam met een soort wapenstok in de handen op mij aflopen. In de auto zat nog een man.
Ik ben weggerend en de man stapte weer in de auto. De auto maakte veel lawaai en kwam met hoge snelheid achter mij aan. Ik hoorde gierende banden. Ik keek al rennende achterom en zag dat de auto op mij af kwam rijden. Ik probeerde te voorkomen dat ik aangereden werd en rende zigzaggend over de weg. Ik zag dat de auto ook zigzaggend over de weg reed. De auto kwam steeds dichterbij en ik werd aangereden. Ik viel hard op de grond. De man stapte uit en kwam weer met die zwarte stok in zijn handen op mij af. Ik ben de supermarkt ingelopen. Mijn gezicht, mond, heup en knieën deden pijn.
- een proces-verbaal d.d. 9 februari 2010, opgenomen op blz. 50 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [getuige 1]:
Het gaat over een donkere man die ik toevallig ook ken. De aanrijding was eind vorig jaar. Ik was bij [verdachte] thuis.
Er werd aangebeld. We zijn naar buiten gelopen en daar stond een donkere man. [verdachte] heeft hem aangesproken en vervolgens een vuistslag met kracht in het gezicht gegeven. Ik zag dat de man bloedde. Er werd niet gepraat; er werd direct geslagen. De donkere man is weggelopen en stond aan het eind van de Jan Kortstraat. [verdachte] heeft de auto gepakt en ik ben bij hem ingestapt. Ik kreeg een Maglite in handen en [verdachte] zei dat ik die man een pak op zijn donder moest geven. We zijn gaan rijden. Ik ben halverwege weer uitgestapt op ongeveer 100 meter van de plek waar de donkere man is aangereden. Ik ben uitgestapt in een straat parallel aan de Badstraat. [verdachte] is mij voorbij gereden met een snelheid van ongeveer 40/50 km/u. Hij sloeg rechtsaf richting de Marktstraat. [verdachte] heeft de donkere man aangereden. Hij heeft de donkere man in mijn ogen bewust aangereden. Hij had genoeg andere mogelijkheden: de auto laten staan, er omheen rijden of terug rijden.
Hij was die middag onder invloed van drank en drugs.
[verdachte] heeft deze jongen willens en wetens aangereden. Ik merkte dit aan zijn agressieve rijstijl en houding.
- een proces-verbaal d.d. 3 februari 2010, opgenomen op blz. 31 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van verdachte:
Ik ben in mijn auto gestapt om naar de man te rijden en [getuige 1] stapte bij mij in en ik reed. Ik zei: “Nu moet het afgelopen zijn, hij moet weg.”
Ik raakte hem met de auto. Hij maakte een malle flipper. Ik kon hem niet ontw[aangever] en ik ben vol in de ankers gegaan, met gierende banden.
- een proces-verbaal d.d. 1 mei 2010 nr. PL01PF 2009096851-14, opgemaakt op ambtsbelofte door M. Geerdink, hoofdagent van politie Groningen, Basiseenheid Stadskanaal, inhoudende als relaas van bevindingen van Geerdink voornoemd, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op de videobeelden (bedoeld zijn de videobeelden zoals omschreven in een ander proces-verbaal dat zich in het strafdossier bevindt en betreffen het incident waarbij verdachte met zijn auto aangever [slachtoffer 1] aanreed; toevoeging door de rechtbank) was te zien dat aangever door verdachte in diens personenauto van achteren werd aangereden. Aangever is aangereden door de verdachte en is niet voor de auto van verdachte gesprongen. De bestuurder van de auto had aangever al geruime tijd voor zich rennen en had vaart kunnen verminderen om een aanrijding te voorkomen. Tevens had de bestuurder van de auto de mogelijkheid gehad om de aangever in te halen daar de weg ter plaatse breed genoeg was voor twee personenauto`s om elkaar te passeren.
- een proces-verbaal d.d. 4 december 2009, opgenomen op blz. 74 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [slachtoffer 2]:
Op vrijdag 4 december 2009 waren [verdachte] en zijn vriend [betrokkene] bij mij en de kinderen op bezoek. Wij wonen aan de Badstraat 10 in Musselkanaal.
[verdachte] werd boos en vernielde met een honkbalknuppel de deur tussen de keuken en de hal. Ik heb hem en [betrokkene] de woning uitgestuurd.
Ongeveer 10 minuten later stonden ze weer voor de deur. Ik wilde hem niet binnen hebben. Vervolgens hoorde ik dat de voordeur werd ingetrapt. Ik zag dat [verdachte] door de voordeur naar binnen kwam.
- een proces-verbaal d.d. 25 januari 2010, opgenomen op blz. 85 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 24 januari 2010 tussen 19.00 en 19.30 uur kregen mijn ex-man en ik ruzie om het geluid van de computer. Hij begon met spullen te gooien. Ik wilde met mijn zoontje van 8 jaar via de achterdeur weggaan. Toen wij in de achtertuin waren lukte het [verdachte] zijn arm om mijn nek heen te doen. Hij had me als het ware in een wurggreep. Ik probeerde mij los te maken, maar dat lukte niet. Hij stompte me daarom op mijn rechteroog. Toen ik om hulp wilde roepen hield hij zijn hand voor mijn mond. Uiteindelijk lukte het mij om weg te komen naar een buurvrouw verderop in de Badstraat. Mijn hals doet pijn en voelt beurs ten gevolge van de wurggreep. Onder mijn rechteroog zit een dikke blauwe bult. Dit komt van de stomp die ik van [verdachte] heb gekregen.
- een proces-verbaal d.d. 25 januari 2010, opgenomen op blz. 96 e.v. in het politiedossier, inhoudende het relaas van verbalisant L.N. Wehnes:
Ik nam op 25 januari 2010 een aangifte op van [slachtoffer 2] ter zake van mishandeling. Ik zag dat zij onder haar rechteroog een blauwe plek had met een lichte schram. Deze plek was iets verdikt. Ik zag dat zij op haar linker bovenarm blauwe plekken had zitten. Het leek alsof zij op deze plek was vastgegrepen door een hand. [slachtoffer 2] zei dat dit ook het gevolg van de mishandeling was, waarvan zij aangifte deed.
- een proces-verbaal d.d. 2 februari 2010, opgenomen op blz. 98 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [getuige 2]:
Op 24 januari 2010 omstreeks 20.00 uur kwam [slachtoffer 2], dat is [slachtoffer 2] aan de deur en vertelde dat ze was geslagen door haar ex-man [verdachte].
- een proces-verbaal d.d. 3 februari 2010, opgenomen op blz. 31 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van verdachte:
Op 4 december 2009 wilde ik de woning weer in om bier uit de koelkast te halen en ik kon er met de sleutel niet inkomen, omdat de deur op de knip zat. Ik heb mijn voet tegen de deur gezet en de voordeur open gedrukt.
- een proces-verbaal d.d. 17 februari 2010, opgenomen op blz. 80 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [betrokkene]:
Ik zag op 4 december 2009 dat [verdachte] de honkbalknuppel pakte. Ik zag nog dat [verdachte] en zijn vrouw [slachtoffer 2] elkaar nog bij de keel hebben gegrepen. [verdachte] en ik zijn op een gegeven moment vertrokken uit de woning.
[verdachte] had behoorlijk wat gedronken.
We gingen terug naar de Badstraat 50. Ik zag ineens dat [verdachte] dwars door de voordeur naar binnen ging.
[slachtoffer 2] en [verdachte] kregen weer ruzie. Ik zag dat ze elkaar weer bij de keel grepen.
[slachtoffer 2] vertrok op een gegeven moment naar de buurvrouw, met de kinderen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende aangaande het onder 1 ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft, nadat aangever met hem in conflict was gekomen, aangever in het gezicht gestompt waardoor aangever begon te bloeden. Toen aangever vervolgens wegliep is verdachte achter hem aangelopen, kennelijk om het nogmaals tot een treffen te laten komen. Toen bleek dat verdachte aangever niet kon inhalen heeft verdachte zijn auto gepakt. Getuige [getuige 1] is bij verdachte in de auto gestapt en vervolgens is verdachte, zeggende “nu moet het afgelopen zijn, hij moet weg”, waarmee verdachte het slachtoffer heeft bedoeld, achter aangever aan gereden. Na enige tijd is verdachte gestopt en is getuige [getuige 1] uitgestapt. Vervolgens is verdachte met gierende banden met volgens de getuige [getuige 1] een snelheid van zo’n 40 à 50 km/u, weggereden achter aangever die lopende was, aan. Op enig moment is hij vervolgens met zijn auto tegen aangever aangereden, waardoor deze ten val is gekomen.
Uit deze gang van zaken leidt de rechtbank af dat verdachte met opzet en voorbedachte raad aangever van het leven heeft willen beroven. Verdachte had immers, voordat de aanrijding met het slachtoffer plaatsvond, diverse keren de gelegenheid op zijn schreden terug te keren en na te denken over de mogelijke gevolgen van zijn handelen en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank is van oordeel dat het moment dat verdachte lopend de achtervolging van aangever staakte en overstapte op een gemotoriseerde achtervolging, het moment was waarop verdachte tot bezinning kon komen en had moeten komen. Dat verdachte op het moment dat getuige [getuige 1] uit de auto stapte besloot de achtervolging voort te zetten rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Door met aanzienlijke snelheid, volgens getuige [getuige 1] ongeveer 40 - 50 kilometer per uur, achter een voetganger aan te rijden en deze vervolgens ook metterdaad aan te rijden heeft verdachte van zijn auto een wapen gemaakt, waarmee gemakkelijk de dood kon worden veroorzaakt. De verklaring van verdachte dat hij aangever per ongeluk aangereden heeft omdat hij de aangever niet kon ontw[aangever] is onaannemelijk, gelet op hetgeen verbalisant Geerdink in zijn relaas vermeldt ten aanzien van de mogelijkheden voor verdachte om een aanrijding met aangever te voorkomen. Verdachte had tijdig gas terug kunnen nemen of kunnen remmen of aangever kunnen passeren, maar heeft dit alles niet (tijdig) gedaan.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zoals hierna omschreven.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 overweegt de rechtbank dat deze op grond van voormelde bewijsmiddelen eveneens wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Met betrekking tot feit 4 is de rechtbank van oordeel dat op grond van de aangifte, de constatering van verbalisant Wehnes en de verklaring van getuige [getuige 2] dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daarbij dat de verklaring van de getuige/aangeefster [slachtoffer 2], onder ede ter terechtzitting afgelegd, op bijna alle essentiële onderdelen diametraal staat tegenover de door haar bij de politie gedane aangifte, de verklaring van getuige [getuige 2] en de constatering door verbalisant Wehnes van het door deze bij aangeefster geziene letsel. De rechtbank zal daarom deze verklaring, hoewel onder ede ter terechtzitting afgelegd, als ongeloofwaardig terzijde schuiven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij, op 28 september 2009, te Musselkanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (auto) achter die [slachtoffer 1] is aangereden en vervolgens met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (auto) tegen die [slachtoffer 1] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op 28 september 2009, te Musselkanaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij, op verschillende tijdstippen, op 4 december 2009, te Musselkanaal, opzettelijk en wederrechtelijk een keukendeur en een buitendeur, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft beschadigd;
4.
hij, op 24 januari 2010, te Musselkanaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), in een wurggreep heeft gehouden en tegen haar lichaam heeft gestompt en geslagen en haar de mond heeft dichtgedrukt/dichtgehouden en haar tegen/in haar gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht hetgeen onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert de volgende strafbare feiten op:
1 primair:
Poging tot moord.
2:
Mishandeling.
3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd.
4:
Mishandeling.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen schulduitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 65 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte zich bij de Stichting Exodus zal vestigen en zich zal dienen te onderwerpen aan elektronisch toezicht (GPS), alsmede zich zal moeten laten behandelen bij de Verslavingszorg Noord Nederland en/of de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland. Voorts dient een locatieverbod voor Musselkanaal te worden opgelegd.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de gevorderde vrijheidsstraf zwaar is, mede in aanmerking genomen dat verdachte opgenomen kan worden in het Exodushuis te Groningen. Volgens verdachte gaat het met de relatie van hem en zijn vrouw weer de goede kant op, zodat opname in Exodus niet echt nodig is. Verdachte is echter wel bereid mee te werken.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord, mishandeling en beschadiging van goederen. Verdachte is met zijn auto als moordwapen achter een weerloze voetganger aan gereden. Deze trachtte zich het vege lijf te redden door hardlopend aan de hem achtervolgende auto te ontkomen. Volgens verdachte verkeerde hij in de veronderstelling dat het latere slachtoffer een nieuw fietsje van zijn dochter afhandig wilde maken. Wat van dit laatste ook zij, naar het oordeel van de rechtbank is de reactie daarop door verdachte, bestaande uit de mishandeling en gevolgde aanrijding door verdachte van het slachtoffer, absoluut ontoelaatbaar, buitenproportioneel en verwerpelijk. De lichamelijke en - naar aangenomen moet worden ook - de psychische integriteit van dit slachtoffer zijn hierdoor zwaar geschonden. Ook de mishandeling van zijn vrouw rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte dient de grenzen die zijn echtgenote hem stelt te respecteren in plaats van deze te negeren door de toepassing van geweld.
Het hier omschreven gewelddadig handelen acht de rechtbank dermate ernstig dat zij aan verdachte een aanzienlijk zwaardere straf zal opleggen dan gevorderd, mede ook gelet op het feit dat de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen heeft verklaard.
Bij de bepaling van de duur daarvan houdt de rechtbank er verder rekening mee dat verdachte, bl[aangever]s het uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder wegen mishandeling en poging tot zware mishandeling is veroordeeld.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 28 april 2010.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf moet worden opgelegd van de hierna te melden duur.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 5
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever], wonende te Musselkanaal.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Verdachte is vrijgesproken van het onder 5 tenlastegelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 19.620018-08
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in het arrondissement Assen d.d. 21 maart 2008 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot onder meer 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/670035-10 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan poging tot moord, mishandeling en zaaksbeschadiging, waarvoor nu een veroordeling volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAREN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot een jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten begeleiden door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland of een soortgelijke door de Reclassering Nederland aan te wijzen instelling voor diagnostiek en eventueel behandeling, zolang de behandelaar bij de instelling dat nodig oordeelt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [aangever], wonende te Musselkanaal, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter in het arrondissement Assen d.d. 21 maart 2008 onder parketnummer 19.620018-08, voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde een maand gevangenisstraf.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.M.M. van Woensel, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en P.H.M. Smeets, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2010.