ECLI:NL:RBGRO:2010:BM5192

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670073-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal en geweldpleging door veelpleger met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 20 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1973 in Suriname, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen, waarvan één met geweld. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd in de P.I. HvB Ter Apel. De tenlastelegging omvatte drie feiten van diefstal, waarbij de verdachte op verschillende data in januari en februari 2010 goederen heeft weggenomen uit winkels in Groningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 januari 2010 en 19 februari 2010 goederen heeft gestolen uit respectievelijk de winkels van benadeelden 1 en 2. Bij de diefstal op 16 januari 2010 heeft de verdachte geweld gebruikt tegen een medewerker van de winkel van benadeelde 3, wat leidde tot een poging tot diefstal met geweld. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een ISD-maatregel van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet schuldig kan worden bevonden aan het eerste feit en dat de ISD-maatregel niet opgelegd zou moeten worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2 en 3 en heeft hem vrijgesproken van feit 1. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernstige psychosociale problematiek van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel vereist.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670073-10 + 18/670403-09 (tul) (promis)
datum uitspraak: 20 mei 2010
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. L.S. Wachters
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te Distrikt Suriname (Suriname) in 1973,
wonende te Groningen,
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 mei 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2010 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een winkel van [benadeelde 1] aan De Savornin Lohmanlaan) heeft weggenomen een of meer goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2010 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een winkel van [benadeelde 2]
aan Prunusstraat) heeft weggenomen 7 pakken (kabbanossi)worstjes, 8
(cervelaat)worsten en/of 31 blikjes tonijn, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 februari 2010 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed van zijn gading,
geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [benadeelde 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk 7 pakken
(kabbanossi)worstjes, 8 (cervelaat)worsten en/of 31 blikjes tonijn heeft
gepakt en/of (vervolgens) in zijn tas en/of in/onder zijn jas/kleding heeft
gedaan,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(gevoegd parketnr. 650316-10)
hij op of omstreeks 16 januari 2010 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer
flessen/verpakkingen wasmiddel, shampoo en/of deodorant, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [slachtoffer], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- na door die [slachtoffer] te zijn vastgepakt/aangehouden - die [slachtoffer] heeft (weg)geduwd
en/of zich heeft losgetrokken/gerukt, althans getracht los te rukken/trekken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 januari 2010 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed van zijn gading,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte met voormeld oogmerk een of
meer flessen/verpakkingen wasmiddel, shampoo en/of deodorant heeft gepakt
en/of (vervolgens) in een tas en/of in/onder zijn jas/kleding heeft gedaan,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging
tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- na door die [slachtoffer] te zijn vastgepakt/aangehouden - die [slachtoffer] heeft (weg)geduwd
en/of zich heeft losgetrokken/gerukt, althans getracht los te rukken/trekken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal en diefstal met geweld, zoals respectievelijk onder 2 primair en 3 primair ten laste is gelegd.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen kan worden omdat uit de ter terechtzitting getoonde beelden van de beweerdelijk gepleegde diefstal niet blijkt dat verdachte winkelgoederen uit het winkelmandje in zijn sporttas stopt en vervolgens niet afrekent.
Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte analfabeet is, zijn verklaring niet heeft nagelezen nadat deze was geprint en hij bovendien ontkent het feit te hebben gepleegd. De fotoherkenning is van geen waarde, omdat er sprake was een enkelvoudige fotoconfrontatie en bovendien niet blijkt dat de confrontatie is uitgevoerd door een gecertificeerde opsporingsambtenaar. Op grond daarvan dient verdachte te worden vrijgesproken.
Voor wat betreft het derde feit heeft de raadsvrouw opgemerkt dat door de winkelier aan verdachte de gelegenheid is gegeven alsnog te betalen. Op dat moment was er nog geen sprake van diefstal, namelijk geen oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het volgens aangever gepleegde geweld is geen geweld in de zin van artikel 312 Wetboek van Strafrecht, bedoeld om zich de vlucht mogelijk te maken of om zich van het bezit van het gestolene te verzekeren; verdachte is niet buiten geweest.
Beoordeling
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
De rechtbank heeft naast de schriftelijke aangifte, ter terechtzitting kennis genomen van de beelden die van de ten laste gelegde diefstal zijn gemaakt. Hieruit heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachte heeft gehandeld zoals in de aangifte is vermeld. Tevens heeft verdachte een ontkennende verklaring afgelegd. Derhalve kan niet bewezen worden dat sprake is geweest van diefstal.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de feiten 2 en 3 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
met betrekking tot feit 2:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting:
Ik kom ongeveer 1 of 2 keer per maand bij de [benadeelde 2] om boodschappen te doen. Ik heb altijd een sporttas bij me.
- een proces-verbaal d.d. 23 februari 2010, opgenomen op blz. 30 e.v. in het dossier met nummer 2010017780 d.d. 25 februari 2010 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van aangever [aangever]:
Ik ben bedrijfsleider bij de [benadeelde 2], Prunusstraat 59-61 te Groningen.
Op vrijdag 19 februari 2010 werd ik omstreeks 11.15 uur aangesproken door een klant die verklaarde dat een man steeds goederen in zijn tas stopte. Ik heb de man voorbij de kassa aangesproken. De man wilde niet meewerken. Hij zei dat er niets in zijn tas zat. Ik kon zien dat de tas, gezien de omvang, goed gevuld was. Hij zette zijn tas neer. Ik vroeg of hij mee wilde lopen en toen ging hij er vandoor. Hij liet de tas achter. Daar zaten 7 pakken kabbanossiworstjes, 8 cervelaatworsten en 31 blikken tonijn in. Hierop heb ik de voorraad in de winkel bekeken en deze aantallen kwamen aardig overeen met wat er miste.
- een proces-verbaal d.d. 25 februari 2010, opgenomen op blz. 34 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van getuige [aangever]:
Ik herken de man waarvan u mij een foto laat zien als de persoon die de diefstal heeft gepleegd en die ik daarover buiten de winkel heb aangesproken.
- een proces-verbaal d.d. 25 februari 2010, opgenomen op blz. 34 e.v. in het politiedossier, inhoudende het relaas van verbalisanten A.J.Burgler en M.Schotman:
Aan de getuige Gevers werd een foto getoond van Mohamed Aktar Ghafoerkhan, geboren 5 april 1973 te Suriname.
- een proces-verbaal d.d. 24 februari 2010, opgenomen op blz. 37 e.v. in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [getuige 1]:
Ik ben vervangend bedrijfsleider bij de [benadeelde 2]. Op 19 februari 2010 werkte ik bij de kassa en vertrouwde de man niet die maar 1 zak bolletjes afrekende terwijl zijn tas bol stond. Ik heb hem aan de praat gehouden en mijn collega [aangever] gewaarschuwd. Die heeft de man buiten de winkel aangesproken. Ik herken de man op de foto die u mij toont.
- een proces-verbaal d.d. 24 februari 2010, opgenomen op blz. 37 e.v. in het politiedossier, inhoudende het relaas van verbalisanten A.J.Burgler en M.Schotman:
Aan getuige [getuige 1] werd een foto getoond van [verdachte].
met betrekking tot feit 3:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting:
Bij [benadeelde 3] had ik op 16 januari 2010 een tas vol goederen die ik wilde afrekenen. Ik had geen geld bij me, doordat ik mijn portemonnee was verloren.
- een proces-verbaal d.d. 16 januari 2010, opgenomen op blz. 30 e.v. in het dossier met nummer 2010004947 d.d. 2 maart 2010 (hierna aangeduid als politiedossier), inhoudende een verklaring van aangever [slachtoffer]:
Ik ben eigenaar van [benadeelde 3] aan de Noorderstationsstraat te Groningen. Op 16 januari 2010 om 12.52 uur heb ik een winkeldief aangehouden. De man die u net hebt meegenomen naar het politiebureau kwam bij mij aan de kassa. Hij hield een sporttas onder zijn jas vast. Toen kwamen twee collega’s eraan lopen die zeiden dat hij zijn zakken vol gestolen spullen had. Hij zei “ik moet nog betalen”, maar ook dat hij geen geld bij zich had. Er kwamen 33 goederen uit zijn zakken en sporttas met een waarde van 125 euro. Het gaat om flessen wasmiddel, shampoo en deodorant. Toen zei ik dat ik de politie ging bellen. Hij gaf een duw tegen de toonbank en ging er vandoor, de winkel uit.
Buiten heb ik hem vastgepakt en ik voelde dat hij mij ook vastpakte en dat hij mij een duw gaf waardoor ik achteruit viel tegen een voorbijrijdende bus aan. Het lukte mij om hem vast te blijven houden en al worstelend lukte het met hulp van collega’s hem weer in de zaak te krijgen. Ik ben door hem gekrast op mijn hand en ik heb bij de worsteling mijn linkerhand bezeerd. Ik denk dat deze licht gekneusd is.
- een proces-verbaal van aanhouding door een burger d.d. 16 januari 2010, opgenomen op blz. 7 e.v. in het politiedossier, inhoudende het relaas van Bouwe de Bruin en Kagor Marcus Rorafui, respectievelijk surveillant en hoofdagent van regiopolitie Groningen:
De medewerker van [benadeelde 3], dhr. [slachtoffer], verklaarde:
Ik zag de man die ik op heterdaad heb aangehouden de winkel binnen komen met een blauwe sporttas. Hij stopte daarin een aantal goederen. Hij kwam bij de kassa en vroeg of hij korting kon krijgen. Ik zei dat hij 35% kon krijgen, niet meer, en anders moet je het maar laten staan. Hij zei dat hij het eerst met zijn broer moest bespreken. Hij wilde vervolgens de winkel uitlopen. Op dat moment werd ik aangesproken door collega’s die zeiden: “houd hem tegen, hij heeft spullen in zijn jaszakken en sporttas”.
- een proces-verbaal d.d. 23 maart 2010, los opgenomen in het politiedossier, inhoudende een verklaring van [getuige 2]:
Ik zag dat een getinte man naar het vak met deodorant liep en verschillende stuks in zijn jas aan het stoppen was. Ik zag dat de man hierop naar de kassa liep. Ik zag dat de man de kassa voorbij liep. Ik sprak [slachtoffer] hierover aan. [slachtoffer] sprak de man aan en gaf hem de gelegenheid te betalen. Ik zag dat de man zijn portemonnee pakte, maar hij had geen geld of pinpas bij zich. Ik hoorde de man zeggen dat hij naar de Surinamer Vasam, een eetgelegenheid tegenover de winkel, zou gaan om daar geld van zijn broer te krijgen. Ik zag dat de man naar buiten rende zonder de goederen. [slachtoffer] ging achter hem aan.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de aangiften en de getuigenverklaringen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen die verdachte omtrent de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft afgelegd als ongeloofwaardig terzijde moeten worden gelegd. Onjuist is de stelling dat het geweld zoals in feit 3 omschreven als “wegduwen” en “zich trachten los te rukken” geen geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht zou zijn, omdat verdachte toen al buiten was. Immers is hier sprake van geweld dat op de diefstal is gevolgd. Dat de enkelvoudige fotoconfrontatie niet mee zou mogen werken tot het bewijs, vindt geen steun in het recht.
Het verweer dat door de winkelier aan verdachte gelegenheid is gegeven alsnog te betalen betreft een situatie nadat de diefstal al was voltooid en verdachte had trouwens geen portemonnee en geen geld bij zich.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 19 februari 2010 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel van [benadeelde 2] aan de Prunusstraat heeft weggenomen 7 pakken (kabbanossi)worstjes, 8 (cervelaat)worsten en 31 blikjes tonijn, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
(gevoegd parketnr. 650316-10)
hij op 16 januari 2010 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen flessen/verpakkingen wasmiddel, shampoo en deodorant, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [slachtoffer], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte - na door die [slachtoffer] te zijn vastgepakt/ aangehouden - die [slachtoffer] heeft weggeduwd en zich heeft getracht los te rukken/trekken;
De rechtbank acht hetgeen onder 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert de volgende strafbare feiten op:
2.
Diefstal.
3.
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen schulduitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten te veroordelen tot oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Daarbij heeft hij met name aangevoerd dat verdachte al vaak is veroordeeld voor soortgelijke delicten en er sprake is van ernstige psychosociale problematiek bij verdachte waarvoor een gedwongen behandeling noodzakelijk is.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is betoogd dat verdachte al veel hulpverlening heeft gehad, maar dat niet om die reden de ISD-maatregel moet worden opgelegd. Daarvoor is vereist dat alle dwang- en drangmaatregelen moeten zijn geprobeerd en dat gebleken is dat die niet tot verbetering hebben geleid. Als de rechtbank toch beslist de ISD-maatregel op te leggen dan dient de reeds ondergane voorlopige hechtenis te worden verrekend met de duur van de maatregel.
De raadsvrouw heeft verzocht om bij oplegging van de maatregel te bepalen dat na zes maanden een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen, bij één waarvan sprake is geweest van geweld. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen de inhoud van een ver¬dachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatie¬register waaruit blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen.
De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Voorts eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen het advies dat is uitgebracht door Verslavingszorg Noord Nederland in het voorlichtingsrapport d.d. 26 april 2010, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de afgelopen jaren is er een hulpverleningstraject uitgezet om de resocialisatie van betrokkene te bevorderen en de kans op recidive te verminderen. Er is een maximaal aanbod geweest van ambulante hulpverlening en begeleiding om het traject te doen slagen en zodoende betrokkene de kans te bieden om alles wat hij opgebouwd heeft te behouden. Wij hebben ervaren dat het voor betrokkene niet haalbaar is gebleken zelfstandig te wonen. Er wordt te veel van hem gevergd en de verleiding tot het gebruik van verslavende middelen is in zijn sociale netwerk te groot. Er heeft geen daadwerkelijke gedragsverandering plaatsgevonden.
Een hoge zorgintensiteit en een gemiddeld beveiligingsniveau zijn geïndiceerd. Dominante grondslag is verstandelijke beperking, daarnaast is er sprake van verslavingsproblematiek, thans in gedeeltelijke remissie. Betrokkene zou geïndiceerd kunnen worden voor het forensisch psychiatrische circuit en heeft een gestructureerde klinische omgeving nodig op het niveau van een Forensisch Psychiatrische Afdeling met als differentiatie licht verstandelijke beperking. Betrokkene behoeft een sterk gestructureerde klinische omgeving met benodigde interventies bij verslavings- of gedragsproblematiek binnen een gesloten kliniek. Bij betrokken is sprake van een blijvende kwetsbaarheid, gelet op daarmee samenhangend verhoogd delictrisico.
Onze inschatting is dat betrokkene een langerdurende behandeling niet in een vrijwillig kader zal kunnen afronden. Met de gangbare reclasseringsinstrumenten lijken er thans geen mogelijkheden meer aanwezig om op succesvolle wijze een traject volledig af te ronden. Bovendien zijn reeds alle strafmodaliteiten benut zonder ander resultaat dan opnieuw recidiveren van betrokkene.
Wij komen dan ook tot de conclusie dat betrokkene in het kader van een ISD-maatregel een traject gericht op behandeling en resocialisatie tot een goed gevolg zou kunnen brengen en dat daarmee ook de kans op het bewerkstelligen van een daadwerkelijke gedragsverandering aanwezig is.
Gelet op een en ander acht de rechtbank oplegging van de maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. De rechtbank zal, gezien de nu reeds te verwachten langdurige behandeling van verdachte, niet ingaan op het verzoek van de raadsvrouw tot tussentijdse toetsing en evenmin de voorlopige hechtenis in mindering brengen op de duur van de op te leggen maatregel.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/670403-09
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 14 december 2009 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen indien de rechtbank de ISD-maatregel oplegt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 2 primair en 3 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast dat verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van TWEE JAREN.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank d.d. 14 december 2009 onder parketnummer 18/670403-09.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.M.M. van Woensel, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en P.H.M. Smeets, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2010.