ECLI:NL:RBGRO:2010:BM4123

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
7 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/640629-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in een ontuchtzaak met minderjarigen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 7 mei 2010, stond de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie centraal in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat het niet had voldaan aan de verplichting om de minderjarige slachtoffers in de gelegenheid te stellen hun mening over de vervolging kenbaar te maken. De verdediging voerde aan dat de minderjarige niet expliciet had aangegeven dat zij vervolging wenste, terwijl de officier van justitie stelde dat dit impliciet wel het geval was. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er een verzuim was in het hoorrecht, dit niet van dien aard was om de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te beïnvloeden.

De rechtbank beoordeelde vervolgens de bewijsvoering met betrekking tot de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor geweld of bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de handelingen tussen de verdachte en de minderjarige slachtoffers moesten worden gezien als experimenteergedrag tussen leeftijdgenoten, waarbij geen sprake was van dwang of geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar verklaarde het subsidiaire feit van ontuchtige handelingen met een minderjarige onder de twaalf jaar wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling.

De zaak benadrukt de complexiteit van ontuchtzaken met minderjarigen, waarbij de rechten van de slachtoffers en de verplichtingen van het openbaar ministerie zorgvuldig moeten worden afgewogen. De rechtbank hield rekening met de psychologische toestand van de verdachte, die leed aan het Foetaal Alcohol Syndroom en een lichte verstandelijke beperking, wat invloed had op de toerekeningsvatbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/640629-09 (promis)
datum uitspraak: 7 mei 2010
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. L.S. Wachters
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] in 1992,
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 23 april 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij in of omstreeks de zomer van 2008, althans in de periode van 1 april 2008
tot en met 30 september 2008, te [pleegplaats],
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) een meisje, genaamd [betrokkene],
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[betrokkene],
hebbende verdachte die [betrokkene] gedwongen te dulden dat verdachte
een of meer van zijn, verdachtes, vingers en of verdachtes tong in de vagina
van die [betrokkene] duwde/bracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
de slaapkamer, waar die [betrokkene] toen op bed lag, is binnen gegaan,
en/of
die [betrokkene] op haar rug heeft gedraaid en/of gehouden, en/of
de/een deken, waaronder die [betrokkene] lag, naar onderen heeft
gedaan, en/of
de onderbroek, die die [betrokkene] toen droeg, al dan niet
gedeeltelijk naar beneden heeft getrokken, en/of
(zeer) aandringend en vasthoudend (psychische) druk op die [betrokkene]
heeft uitgeoefend, zodat bij die [betrokkene] de vrees werd opgewekt
dat verdachte boos zou worden wanneer zij, die [betrokkene], niet aan
verdachtes wensen zou voldoen,
en/of (aldus) voor die [betrokkene] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
EN/OF
hij in of omstreeks de zomer van 2008, althans in de periode van 1 april 2008
tot en met 30 september 2008, te [pleegplaats],
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens), door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) een meisje, genaamd [betrokkene],
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het betasten van de/een borst(en) en/of de/een
tepel(s) en/of de vagina van die [betrokkene] en/of het likken en/of
zoenen van de vagina van die [betrokkene]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
de slaapkamer, waar die [betrokkene] toen op bed lag, is binnen gegaan,
en/of
die [betrokkene] op haar rug heeft gedraaid en/of gehouden, en/of
de/een deken, waaronder die [betrokkene] lag, naar onderen heeft
gedaan, en/of
de onderbroek, die die [betrokkene] toen droeg, al dan niet
gedeeltelijk naar beneden heeft getrokken, en/of
(zeer) aandringend en vasthoudend (psychische) druk op die [betrokkene]
heeft uitgeoefend, zodat bij die [betrokkene] de vrees werd opgewekt
dat verdachte boos zou worden wanneer zij, die [betrokkene], niet aan
verdachtes wensen zou voldoen;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de zomer van 2008, althans in de periode van 1 april 2008
tot en met 30 september 2008, te [pleegplaats],
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) met een
meisje, genaamd [betrokkene], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog
niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [betrokkene], hebbende
verdachte een of meer van zijn, verdachtes, vingers en/of verdachtes tong in
de vagina van die [betrokkene] geduwd/gebracht;
EN/OF
hij in of omstreeks de zomer van 2008, althans in de periode van 1 april 2008
tot en met 30 september 2008, te [pleegplaats],
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) met een
meisje, genaamd [betrokkene], die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit het betasten van de/een borst(en) en/of de/een
tepel(s) en/of de vagina van die [betrokkene] en/of het likken en/of
zoenen aan/van de vagina van die [betrokkene];
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2007 tot en met 18 oktober 2008,
te [slachtoffer],
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) een meisje, genaamd [slachtoffer], heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden
dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer]
duwde/bracht en/of dat verdachte een of meer van zijn, verdachtes, vingers
en/of verdachtes tong in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht en/of
verdachtes sperma in de mond van die [slachtoffer] bracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- aan die [slachtoffer] heeft medegedeeld dat zij, die [slachtoffer], het
aan niemand mocht vertellen omdat hij, verdachte, dan boos (op haar, die
[slachtoffer]) zou worden, en/of
- die [slachtoffer] dwingend heeft gezegd dat zij, die [slachtoffer] bij
hem, verdachte, moest komen, en/of
- - terwijl die [slachtoffer] hem pijpte - het hoofd van die [slachtoffer]
heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of op en neer heeft gedaan, en/of
- door verdachtes agressieve en/of indringende en/of aanhoudende en/of
manipulerende houding bij die [slachtoffer] de indruk heeft gewekt dat
wanneer zij, die [slachtoffer], niet aan zijn, verdachtes, wensen voldeed,
hij, verdachte, kwaad zou worden,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
EN/OF
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2007 tot en met 18 oktober 2008,
te [pleegplaats],
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) een meisje, genaamd [slachtoffer], heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het laten aftrekken en/of aanraken en/of het
likken van/aan de penis van verdachte door die [slachtoffer] en/of het
laten oplikken van verdachtes sperma door die [slachtoffer] en/of het
aanraken en/of likken van de vagina van die [slachtoffer] en bestaande dat
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- aan die [slachtoffer] heeft medegedeeld dat zij, die [slachtoffer], het
aan niemand mocht vertellen omdat hij, verdachte, dan boos (op haar, die
[slachtoffer]) zou worden, en/of
- die [slachtoffer] dwingend heeft gezegd dat zij, die [slachtoffer], bij
hem, verdachte, moest komen, en/of
- door verdachtes agressieve en/of indringende en/of aanhoudende en/of
manipulerende houding bij die [slachtoffer] de indruk heeft gewekt dat
wanneer zij, die [slachtoffer], niet aan zijn, verdachtes, wensen voldeed,
hij, verdachte, kwaad zou worden,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2007 tot en met 18 oktober 2008,
te [pleegplaats],
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) met een
meisje, genaamd [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog
niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte een of meer van zijn, verdachtes, vingers
en/of verdachtes tong in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en/of hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes, sperma in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
EN/OF
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2007 tot en met 18 oktober 2008,
te [pleegplaats],
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) met een
meisje, genaamd [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit het laten aftrekken en/of aanraken en/of het likken
van/aan de penis van verdachte door die [slachtoffer] en/of het laten
oplikken van verdachtes sperma door die [slachtoffer] en/of het aanraken
en/of likken van de vagina van die [slachtoffer];
art 244 Wetboek van Strafrecht
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het Openbaar Ministerie (OM) ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Op grond van artikel 167a Wetboek van Strafvordering dient het OM de minderjarige van 12 jaar of ouder in de gelegenheid te stellen haar mening over het gepleegde feit en de wens of er strafrechtelijke vervolging van de verdachte dient plaats te vinden kenbaar te maken. Het OM heeft dat in casu niet gedaan en om die reden dient het niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd, dat uit de aangifte / het verhoor van [betrokkene] weliswaar niet expliciet blijkt dat zij de strafrechtelijke vervolging van verdachte wenst, maar dat die wens wel impliciet blijkt uit het verhoor. Uit de uitlating van aangeefster dat zij van een eerder soortgelijk feit aangifte deed waar niets mee is gedaan, blijkt duidelijk dat zij in dit geval wel vervolging wenst. Het OM is dus wel ontvankelijk.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 167a Wetboek van Strafvordering het openbaar ministerie de minderjarige zo mogelijk in de gelegenheid stelt zijn mening over het gepleegde feit kenbaar te maken. Van het gesprek dat met de minderjarige is gevoerd dient een verslag te worden opgemaakt dat aan het strafdossier wordt toegevoegd.
In deze zaak is sprake van een aangifte door de moeder van de minderjarige en van een verslag van een studioverhoor van de minderjarige, waarin zij vertelt over de gebeurtenissen met betrekking tot de verdachte. Hoewel het karakter van het hoorrecht inhoudt dat er sprake is van een inspanningsverplichting van het openbaar ministerie om de minderjarige haar standpunt ten aanzien van de vervolging kenbaar te kunnen laten maken kan uit het proces-verbaal studioverhoor niet blijken hoe het standpunt van betrokkene ten aanzien van de vervolging van verdachte specifiek luidt.
Wèl heeft de minderjarige ten overstaan van de verbalisant uitgebreid de gang van zaken met betrekking tot de handelingen van verdachte beschreven. De rechtbank heeft geconstateerd dat niet expliciet invulling is gegeven aan het hoorrecht van de minderjarige. Gelet op de inhoud van het studioverhoor en de persoon van het slachtoffer, zoals blijkt uit de overige inhoud van het dossier acht de rechtbank voormeld verzuim echter niet van dien aard dat dat consequenties moet hebben voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het betreffende verweer wordt dan ook verworpen.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Voor wat betreft het tenlastegelegde onder 1 subsidiair heeft de officier van justitie gesteld dat sprake is van ontuchtige handelingen, nu aangeefster heeft verklaard dat zij niet gediend was van de aanrakingen en handelingen van verdachte. Het subsidiaire onder 1 kan derhalve bewezen worden verklaard.
Met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie eveneens tot vrijspraak geconcludeerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte seksueel is binnengedrongen. De minderjarige spreekt daar niet over in haar verhoor en alleen verdachte stelt te zijn binnengedrongen. Dit is echter onvoldoende voor bewezenverklaring van binnendringen. Voorts is er geen sprake geweest van dwang of geweld en bedreiging daarmee. Op grond daarvan kan de onder 1 primair tenlastegelegde verkrachting en niet bewezen worden verklaard, zodat vrijspraak moet volgen.
Ook voor de tenlastegelegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid is geen bewijs omdat er geen sprake is geweest van dwang of geweld en ook niet is gebleken dat de minderjarige zich onder druk gezet voelde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is geweest van seksueel binnendringen en het ontuchtig karakter van de tenlastegelegde handelingen ontbreekt. Betrokkenen verschillen slechts in geringe mate in leeftijd en uit het dossier blijkt niet dat de minderjarige het niet wilde en ook blijkt niet duidelijk dat ze het graag wilde.
Ook van het subsidiair tenlastegelegde moet verdachte worden vrijgesproken.
Met betrekking het onder 2 primair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hier wel sprake is geweest van seksueel binnendringen, maar niet van geweld, bedreiging met geweld of van dwang. Om die reden moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat deze handelingen (deels) bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Betreffende het onder 1 primair tenlastegelegde feit is de rechtbank van oordeel dat er voor geweld, bedreiging met geweld en /of andere feitelijkheden onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is. Uit het verhoor van de minderjarige blijkt weliswaar dat zich bij haar enig gevoel van ongemak voordeed en dat zij zich slapende hield in de hoop dat verdachte zou stoppen met zijn handelingen, maar tevens blijkt daaruit dat zij niet (duidelijk) aan verdachte te kennen heeft gegeven dat zij niet was gediend van de door hem gepleegde handelingen, waardoor verdachte niet kon weten dat de minderjarige [slachtoffer1] een en ander niet wilde. Derhalve zal de rechtbank verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde (in beide varianten) vrijspreken.
Aan verdachte is onder 1 subsidiair tenlastegelegd het plegen van ontuchtige handelingen, bestaande uit het met de vingers en de tong seksueel binnendringen van het lichaam, alsmede het betasten van de borsten en het likken (zoenen) van de vagina van de minderjarige. De rechtbank heeft geconstateerd dat er tussen het slachtoffer en verdachte sprake is van een gering leeftijdsverschil. Hetgeen zich tussen verdachte en de minderjarige [slachtoffer1] heeft afgespeeld dient naar het oordeel van de rechtbank gebracht te worden onder de noemer van het experimenteren op seksueel gebied tussen leeftijdgenootjes.
Nu, zoals al eerder is overwogen, niet gebleken is van enige dwang en voor verdachte niet kenbaar was dat [slachtoffer1] niet zou willen, en verdachte bovendien, toen hij na twee keer doorkreeg dat [slachtoffer1] eigenlijk niet gediend was van zijn seksuele toenadering, onmiddellijk daarna is gestopt, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig van het onder 1 subsidiair (beide varianten) tenlastegelegde.
Verdachte zal derhalve daarvan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde overweegt de de rechtbank het volgende.
Aan verdachte is primair verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid ten laste gelegd. Op grond van de verklaringen van het slachtoffer en verdachte kan worden bewezen dat sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam. Voor zowel verkrachting als feitelijke aanranding van de eerbaarheid is nodig dat tevens sprake is van geweld of bedreiging met geweld, dan wel andere feitelijkheden. De rechtbank is van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijs hiervoor kan worden gevonden. De verklaringen van verdachte en het slachtoffer geven daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Het feit dat verdachte mogelijk het hoofd van het slachtoffer heeft vastgepakt en heen en weer heeft bewogen toen hij zijn penis in de mond van het slachtoffer bracht, kan naar het oordeel van de rechtbank niet opgevat worden als geweld of feitelijkheid als bedoeld in de artikelen 242 en 246 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde (beide varianten) vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte, de verklaring van het slachtoffer en de bekennende verklaring van verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde (beide varianten) wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 2 augustus 2007 tot en met 18 oktober 2008, te [pleegplaats], meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens met een meisje, genaamd [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte een vinger en verdachtes tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of zijn, verdachtes, sperma in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
EN
hij in de periode van 2 augustus 2007 tot en met 18 oktober 2008, te [pleegplaats], meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens met een meisje, genaamd [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit aanraken en/of het likken van/aan de penis van verdachte door die [slachtoffer] en/of het laten oplikken van verdachtes sperma door die [slachtoffer] en/of het aanraken en/of likken van de vagina van die [slachtoffer];
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
2 subsidiair:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 27 januari 2010, opgemaakt door K. Chateau, GZ-psycholoog te Groningen.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) en aan een hechtingsstoornis. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk een lichte verstandelijke beperking (‘zwakbegaafd’).
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 3 maanden jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de jeugdreclaasering, ook als dat inhoudt dat hij zich laat behandelen bij Accare of een soortgelijke instelling.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte en diens vader al voor er sprake was van een strafrechtelijk traject hulp hebben gezocht en gevonden en waarbij verdachte reeds een delictgerelateerde training met goed gevolg heeft afgerond. Om die reden is het niet nodig begeleiding in een gedwongen kader op te leggen, zodat ook geen bijzondere voorwaarde aan een voorwaardelijk(e) straf(deel) behoeft te worden opgelegd.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de maatregel Hulp en Steun van de Jeugdreclassering slechts voor maximaal een jaar moet worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer 15 maanden meerdere malen ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje beneden de leeftijd van twaalf jaar. Deze handelingen bestonden mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Door zich hieraan schuldig te maken heeft verdachte de lichamelijke integriteit van dit jonge meisje geschonden. Dat het slachtoffer mogelijk zelf bewust of onbewust zich zodanig heeft gedragen dat zij aan het bewezenverklaarde mogelijk heeft bijgedragen, doet niet aan de ernst van de feiten af. De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde een geheel voorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de maatregel Hulp en Steun, opdat aan verdachte ten behoeve van zijn verdere ontwikkeling begeleiding kan worden gegeven, ook als dat voortzetting van de reeds aangevangen behandeling bij Accare inhoudt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 56, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 primair, 1 subsidiair en onder 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een jeugddetentie voor de duur van TWEE MAANDEN.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Bureau Jeugdzorg (Jeugdreclassering), zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten behandelen bij Accare of een soortgelijke door de Jeugdreclassering aan te wijzen instelling.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Eelsing, kinderrechter, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en S. Tempel, kinderrechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2010.
Mr. Tempel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.