ECLI:NL:RBGRO:2010:BM3535

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
29 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/630619-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 29 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het dragen van een verboden wapen. De feiten vonden plaats op 7 oktober 2009, toen de verdachte samen met een medeverdachte een Audi TT heeft gestolen van de aangeefster, waarbij geweld werd gebruikt. De aangeefster werd door de verdachte geslagen en bedreigd met de woorden 'Geef me je sleutels'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de diefstal werd voorafgegaan door een observatie van de Audi TT bij een tankstation, waar de verdachte en zijn medeverdachte aanwezig waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, getuigen en de beveiligingsbeelden als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal te onderbouwen. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het telen van hennepplanten en het dragen van een dolk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan alle tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van een aantal inbeslaggenomen wapens gelast en de teruggave van een TomTom aan de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630619-09 & 18/654358-08 (TUL) promis
datum uitspraak: 29 maart 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. L.A.A. Ongenae
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam.verdachte],
geboren te [geboorteplaats.verdachte] op [geboortedatum.verdachte],
wonende aan [adres.verdachte], [woonplaats.verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 oktober 2009 in de gemeente Groningen op of aan de
openbare weg de [plaats], althans op of aan de openbare weg, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een sleutelbos en/of een
personenauto, merk Audi, type TT, [kenteken], in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
die [aangeefster] meermalen heeft/hebben gestompt/geslagen in het gezicht,
waardoor/waarbij die [aangeefster] ten val is gekomen, en/of
die [aangeefster] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden heeft/hebben
toegevoegd: "Geef me je sleutels", althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 02 december 2009 te [plaats], gemeente Reiderland,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad [adres] een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 127, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 02 december 2009 te Groningen een dolk of mes, zijnde een
voorwerp als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft
gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Bewijsvraag
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert dit op de beveiligingsbeelden van het [naam] pompstation, de aangiftes/verhoren van [aangeefster] (met onder meer de herkenning van verdachte door aangeefster op de beveiligingsbeelden), de processen-verbaal van bevindingen, de verklaring van [getuige 2], het onderzoek naar de mobiele telefoons (waaruit blijkt dat er na het delict veelvuldig contact is geweest tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]), de verklaring van [getuige 1], de anonieme tips naar aanleiding van Opsporing verzocht en de aangetroffen TomTom One bij verdachte.
De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert dit op de processen-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte.
Tot slot acht de officier van justitie feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte, met dien verstande dat het aanwezig hebben van de dolk in een dashboard kastje in de auto wordt gezien als dragen.
Standpunt verdediging
De raadsman voert aan dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman stelt dat het merkwaardig is dat aangeefster de verdachte niet herkent, terwijl zij een relatie met verdachtes vader heeft gehad en verdachte destijds ook wel eens heeft ontmoet en hem ten tijde van het delict heeft kunnen observeren. Ook het door aangeefster opgegeven signalement komt niet overeen met verdachte. Ten aanzien van de camerabeelden bij het [naam] pompstation kan niet met zekerheid worden gesteld dat het de rode Honda Civic is geweest die even later in dezelfde richting rijdt als de Audi. Tevens draagt dit niets bij aan het bewijs dat verdachte daarmee enige tijd later betrokken is geweest bij de overval. Het signalement van de dader, dat getuige heeft opgegeven komt niet overeen met dat van aangeefster. De rode Honda Civic is niet waargenomen op het plaatsdelict. De verdachte heeft een verklaring afgelegd over het verkrijgen van de TomTom One. Daarnaast zijn noch de sleutelbos noch de Audi TT bij verdachte aangetroffen.
Tot slot zoekt de raadsman aansluiting bij het pleidooi van de raadsman van medeverdachte [medeverdachte] omtrent de onrechtmatigheid van de verkregen videobeelden (artikel 126nd Wetboek van Strafvordering), hetgeen kort gezegd tot bewijsuitsluiting zal moeten leiden.
Het onder 2 en 3 tenlastegelegde wordt door verdachte erkend. De raadsman voert daarbij aan dat verdachte geen geldelijk gewin heeft gehad met de kwekerij en dat de dolk een tamelijk onschuldig mes betrof.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Feit 1
A)
De verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 15 maart 2010, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 7 oktober 2009 rond 00:45 uur bij het [naam] pompstation ben geweest met [medeverdachte] in zijn rode Honda Civic. Volgens mij zijn we daarna linksaf geslagen richting de stad, misschien daarna de andere kant op naar het huis van [medeverdachte].
B)
Een proces-verbaal van bevindingen nummer 2009099612-3 d.d. 7 oktober 2009, opgenomen op pagina 43 tot en met 45 van dossier nummer 2009099612 d.d. 1 februari 2010 verder te noemen “het dossier”, inhoudende:
Wij stonden omstreeks 00:55 uur bij de [naam] [adres pompstation]. Wij zagen een zilverkleurige Audi TT. Bij pomp 8 zagen wij een Honda Civic. Circa 15 minuten later hoorden wij via de mobilofoon dat er aan de [plaats] een vrouw was beroofd van een zilverkleurige Audi TT met [kenteken].
Aangezien wij bij het tankstation [naam een zilverkleurige Audi TT hadden zien staan zijn wij daar heen gereden. Hierop hebben wij de camerabeelden opgevraagd aan de pompbediende. Op de camerabeelden zagen wij dat de Audi TT, die wij daar eerder hadden zien staan, voorzien was van het [kenteken].
C)
Een proces-verbaal van bevindingen (melding 112) nummer 2009099612-47 d.d. 6 januari 2010, opgenomen op pagina 40 tot en met 42 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
Op woensdag 7 oktober 2009 om 1:07 uur kwam er een 112 melding binnen.
D)
Een proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlagen) nummer 2009099612-49 d.d. 7 januari 2010, opgenomen op pagina 46 tot en met 52 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
00:49:40 Bestuurder loopt uit de shop, bijrijder loopt om auto heen richting bijrijderportier. Hierbij kijken bestuurder als wel de bijrijder seconden lang naar de Audi TT.
00:51:55 Honda slaat linksaf op [adres pompstation] (zie foto 8 en 9).
00:55:41 Audi slaat rechtsaf op de [adres pompstation] (zie foto 10)
00:55:57 Rode Honda Civic rijdt op de [adres pompstation] in dezelfde richting als de Audi TT (zie foto 11).
E)
Een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] wonende aan de [plaats] nummer 2009099612-1 d.d. 7 oktober 2009, opgenomen op pagina 91 tot en met 99 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld van mijn Audi TT coupe, kleur grijs, [kenteken]. Ik heb vervolgens op het terrein van de [naam]-pomp geparkeerd. Toen ik aan kwam rijden zag ik een opvallende politiewagen. Deze reed weg toen ik mijn auto parkeerde.
Ik stap in mijn auto en ben weggereden. Ik heb tijdens deze rit geen opvallende dingen gezien. Ik kan mij niet herinneren dat iemand achter mij aanreed. Uiteindelijk kwam ik in de [plaats] aan. Ik heb mijn auto precies tegenover mijn woning geparkeerd, aan de linkerkant van de weg. Toen ik de auto geparkeerd had stapte ik uit. Ik heb mijn handtas en een plastic tas met daarop [merk] uit de auto gezet. Vervolgens boog ik mij voorover in de auto om ‘rakker’ te roepen. Toen voelde ik dat ik werd getikt op mijn schouder. Ik hoorde een man zeggen:”geef me sleutels”. Hij zei dit op een manier dat ik dacht dat dit een vriend van mij was die een grapje met mij uithaalde. Ik keek om en zag op hele korte afstand van mij een man staan. Ik kende deze man niet. Ik kan de man als volgt omschrijven:
blank; Nederlandse man; 180/185 cm; gemillimeterd donkerblond haar; 25/30 jaar oud; sportschool type; breed postuur; hij had geen rond gezicht, maar een soort van lang gezicht; geen sieraden gezien; volgens mij had hij een t-shirt aan, het was een lichte kleur; broek en schoenen kan ik niet herinneren; ik heb geen accent gehoord. Hij sprak ABN.
Ik hoorde de man nog een keer zeggen: ‘geef me de sleutels’. Ik zag en voelde dat hij mij een klap gaf. Hij gaf mij een vuistslag tegen mijn kin aan. Hij sloeg mij met zijn rechtervuist. Toen hoorde ik hem weer zeggen: ‘geef me je sleutels bitch’. Daarna gaf hij weer een paar klappen. Ik viel vervolgens op de grond. Met dat ik op de grond viel vielen de sleutels uit mijn handen. Ik gaf ze daarbij nog een extra slinger zodat ze verder weg vielen. Ik wilde ook tijd winnen zodat mijn vriend wakker zou worden. Vervolgens heb ik bijzonder hard gegild. Ik schreeuwde help me, help me.
Ik zal u vertellen wat allemaal is weggenomen: een sleutelbos met daaraan autosleutels, Audi TT [kenteken]. TomTom in het vakje links van het stuur.
F)
Een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] nummer 2009099612-5 d.d. 12 oktober 2009, opgenomen op pagina 102 tot en met 103 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
Op uw verzoek heb ik de beelden van de beveiligingscamera gezien. Van de [naam]-pomp.
Ik zie dat de tweede persoon bij de Honda Civic dan rond de auto loopt. Op dat moment herken ik deze man als zijnde mijn aanvaller welke mijn auto heeft gestolen en welke mij heeft geslagen. Ik weet 100 procent zeker dat dit de dader is van de diefstal van mijn auto.
G)
Een proces-verbaal van [getuige 2] nummer 2009099612-7 d.d. 26 november 2009, opgenomen op pagina 154 tot en met 156 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
Ik ben getuige geweest van deze diefstal. Ik weet nog dat het in de nacht van dinsdag op woensdag was. Toen ik dat aan het doen was hoorde ik een klap en gegil. Dit geluid kwam van buiten, voor op straat. Ik keek uit het raam en zag een mevrouw op de grond vallen. Tegenover deze vrouw zag ik een man staan. Deze auto stond op de hoek van de [plaats]. Ik zag dat de man in de auto stapte en hard wegscheurde.
De man kan ik als volgt omschrijven: blank, blond wat lang haar. Ik heb deze persoon in een flits gezien en het is al enige tijd geleden.
De vrouw welke op de grond lag begon heel hard te huilen en te krijsen.
H)
Een proces-verbaal van bevindingen, nummer 2009099612-54 d.d. 15 januari 2010, opgenomen op pagina 56 tot en met 57 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
Op 1 december 2009 werd verdachte in zijn auto aangehouden. Aldaar zijn de volgende goederen aangetroffen. Tomtom One. Uit onderzoek bleek ondermeer als thuisbestemming [plaats] 36 te zijn geprogrammeerd.
I)
Een proces-verbaal van kennisgeving inbeslagname [verdachte], nummer 2009099612-21 d.d. 4 december 2009, opgenomen op pagina 17 tot en met 21 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
Navigatiesysteem TomTom One kleur grijs, voorwerpnummer 01043000-2009099612-80815.
J)
Een proces-verbaal van onderzoek Regiopolitie Drenthe, Noordelijke Recherche Eenheid, nummer 2009099612 d.d. 14 december 2009, opgenomen op pagina 120 en 121 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
De thuislocatie was [plaats] te Groningen.
K)
Een proces-verbaal van [getuige 1] nummer 2009099612-6 d.d. 19 november 2009, opgenomen op pagina 142 tot en met 144 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
Ik ben in het bezit van een rode Honda Civic [kenteken]. Deze auto heb ik op 16 oktober 2009 gekocht. Dit was naar aanleiding van een advertentie op marktplaats. [telefoonnummer]. Ik kreeg toen een [medeverdachte] aan de telefoon.
Toen ik de beelden op Opsporing Verzocht zag, herkende ik de man op de tv beelden direct als [medeverdachte]. Toen ik na de proefrit de sleutelbos in mijn hand had, zag ik een geklapte sleutel aan de bos zitten. Ik vroeg aan [medeverdachte] of die er ook bij hoorde. Hij zei toen dat die sleutel van een Audi TT was. Hij vroeg mij later ook nog of ik iemand wist voor een Audi TT motor. Ik zei dat ik niemand wist. Hij zei dat hij die wilde verkopen.
L)
Een proces-verbaal van [getuige 3] nummer 2009099612-41 d.d. 15 december 2009, opgenomen op pagina 165 tot en met 167 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
U vertelt mij dat de zoon van [vader verdachte] heeft verklaard dat hij een Tomtom, welke u uit zijn auto heeft gehaald, van mij heeft gekocht. Ik weet hier niets van. Ik zie de Tomtom hier op het bureau liggen, maar ik kan u zeggen dat ik deze nooit in mijn bezit heb gehad.
M)
Een schriftelijk bescheid, te weten een printlijst van de mobiele telefoon van [verdachte] met betrekking tot de periode 1 oktober 2009 tot en met 17 oktober 2009, inhoudende:
Inkomend gesprek met [medeverdachte] op 7 oktober 2009 om 1:09:06 uur [stadswijk].
Uitgaand gesprek met [medeverdachte] op 7 oktober 2009 om 1:38:05 uur [stadswijk].
Inkomend gesprek met [medeverdachte] op 7 oktober 2009 om 1:41:54 uur [stadswijk].
Feit 2
A)
De verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 15 maart 2010, zakelijk weergegeven:
Ik heb die kwekerij gehad. Ik heb er één keer van geoogst.
B)
Een proces-verbaal van bevindingen nummer 2009122274-2 d.d. 13 januari 2010, opgenomen op pagina 173 tot en met 174 van dossier nummer 2009099612 d.d. 1 februari 2010 verder te noemen “het dossier”, inhoudende:
Op 2 december 2009 betraden wij de woning aan de [adres] te [plaats]. Door verdachte was een sleutel van de woning beschikbaar gesteld. Wij zagen dat er in de woonkamer twee tenten waren opgesteld. In deze tenten zagen wij respectievelijk 22 en 16 hennepplantstekjes in pot. In de slaapkamer zagen wij dat deze vol stond met 89 hennepplanten in pot.
Feit 3
A)
De verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 15 maart 2010, zakelijk weergegeven:
Ik had die dolk om een blaar mee door te prikken, vandaar dat ik hem nog in mijn auto had liggen.
B)
Een proces-verbaal van bevindingen (met fotoblad) nummer 2009099612 d.d. 7 december 2009, opgenomen op pagina 205 tot en met 207 van dossier nummer 2009099612 d.d. 1 februari 2010 verder te noemen “het dossier”, inhoudende:
voorwerp 1:
Het inbeslaggenomen blanke wapen is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV, onder 1 van de Wet Wapen en Munitie. Het dragen van een dergelijk wapen is strafbaar gesteld in artikel 27 lid 1 in verband met artikel 54 van de Wet Wapens en munitie.
C)
Een proces-verbaal van bevindingen, nummer 20090996612-54 d.d. 15 januari 2010, opgenomen op pagina 56 tot en met 57 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
Op 1 december 2009 werd verdachte in zijn auto aangehouden. Aldaar zijn de volgende goederen aangetroffen. Er werd een mes aangetroffen.
D)
Een proces-verbaal van kennisgeving inbeslagname [verdachte], nummer 2009099612-21 d.d. 4 december 2009, opgenomen op pagina 17 tot en met 21 van het onder B genoemde dossier, inhoudende:
Mes Stainless Pakistan, aangetroffen in dashboard met stootplaats, 2 snijde. Voorwerpnummer 01043000-2009099612-80835.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten en onder verwijzing naar de genoemde bewijsmiddelen het volgende.
Bewijsmotivering
Ten aanzien van het door de verdediging gestelde vormverzuim met betrekking tot de toepassing van artikel 126nd Wetboek van Strafvordering overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op het tijdstip (1:07 uur) van de melding van de diefstal van een zilverkleurige Audi TT bij de meldkamer in relatie tot het gegeven dat de desbetreffende verbalisanten even daarvoor in de omgeving van de plaatsdelict (omstreeks 00:55 uur) een zelfde type auto hadden zien staan bij tankstation [naam], was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een redelijke verdenking. Mede gelet op de ernst van het feit, te weten een diefstal van een auto met geweld gedurende de nacht, alsmede dat er sprake was van een heterdaad situatie, hebben deze verbalisanten de camerabeelden opgevraagd bij de dienstdoende pompbediende.
Naar het oordeel van de rechtbank is het voorschrift, gesteld in artikel 126nd Wetboek van Strafvordering, ook met betrekking tot de in het artikel geboden noodvoorziening in lid 4, geschonden. De rechtbank acht dit verzuim kwalijk.
Voor de beoordeling van de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor voor de verdachte is veroorzaakt, overweegt de rechtbank dat het onderliggende belang van het bepaalde in artikel 126nd Wetboek van Strafvordering is de bescherming van de privacy van de burger. In dit geval was de melding van de diefstal en het daaruit voortvloeiende handelen van de verbalisanten gekoppeld aan een zilverkleurige Audi TT. Op dat moment was er nog geen sprake van een concrete verdachte en/of een rode Honda Civic. Naar het oordeel van de rechtbank is er in dat opzicht dan ook geen sprake van een geschonden belang van verdachte op het moment van het verkrijgen van de camerabeelden door verbalisanten.
Op het moment dat verdachte is aangemerkt als verdachte was al door de officier van justitie beslist dat en hoe gebruik gemaakt kon worden van de camerabeelden. Aldus is het gebruik van de beelden geautoriseerd door de autoriteit die ook de bevoegdheid had de verstrekking van de beelden te vorderen.
Gelet op het belang dat artikel 126nd Wetboek van Strafvordering dient en de eerdergenoemde omstandigheden waaronder het verzuim is begaan, kan niet worden gesteld dat verdachte in zijn belang is getroffen (dat de overtreden norm beoogt te beschermen) nu hij ten tijde van die schending niet als verdachte werd aangemerkt of op enigerlei andere wijze op dat moment aan de melding werd gekoppeld.
Al met al volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat het hiervoor genoemde verzuim inzake vorderen van gegevens heeft plaatsgevonden.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op 7 oktober 2009 is vervoerd in een rode Honda Civic met als bestuurder [medeverdachte]. Dat verdachte met deze auto omstreeks 00:50 uur bij het [naam] pompstation stond en aldaar de Audi TT observeerde. Vervolgens reden verdachte en medeverdachte in de rode Honda weg, waarbij zij links afsloegen. De Audi TT verliet het pompstation een paar minuten later en sloeg rechts af, waarop 16 seconden later de rode Honda achter dit voertuig is aangereden.
Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat zij bij aankomst op de [plaats] nog maar net uit de auto is gestapt op het moment dat zij op haar schouders wordt getikt en wordt aangesproken, waarna de diefstal met geweld volgt. Voorts verklaart aangeefster dat zij verdachte op de videobeelden herkent als zijnde de man die haar heeft aangevallen en beroofd.
Gelet op de korte tijdspanne tussen het vertrek van het benzinestation 00:55 uur en de melding van de diefstal om 1:07 uur lijdt het naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel dat verdachte degene is geweest die autosleutels en de Audi TT van aangeefster heeft gestolen. Immers volgt uit de bewijsmiddelen dat de Audi kort na vertrek van het tankstation wordt gevolgd door de rode Honda Civic en dat de aangeefster nog bij haar auto stond op het moment dat zij door verdachte werd beroofd.
De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging door dat bij verdachte een bij die diefstal weggenomen navigatieapparaat is aangetroffen en verdachte en medeverdachte meermalen telefonisch contact met elkaar hebben, vlak na het tijdstip van de diefstal en in de buurt van de plaatsdelict en medeverdachte later in het bezit blijkt van een sleutel van een Audi TT en een motorblok van een Audi TT te koop aanbiedt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het opzettelijke bezit van de hennepplanten bekend. Tot slot oordeelt de rechtbank dat verdachte een verboden dolk heeft gedragen. In tegenstelling tot de raadsman oordeelt de rechtbank dat het geen alledaags mes betreft en dat er sprake is van dragen nu de dolk in het dashboardkastje werd vervoerd.
Bewezenverklaring
Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 7 oktober 2009 in de gemeente Groningen op de openbare weg de [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutelbos en een personenauto, merk Audi, type TT, [kenteken] toebehorende aan [aangeefster], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte die [aangeefster] meermalen heeft gestompt/geslagen in het gezicht, waardoor/waarbij die [aangeefster] ten val is gekomen, en
die [aangeefster] meermalen, dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geef me je sleutels”.
2.
hij op 2 december 2009 te [plaats], gemeente Reiderland, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, in de woning [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 127, hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.
hij omstreeks 2 december 2009 te Groningen een dolk of mes, zijnde een
voorwerp als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft
gedragen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
- Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd op de openbare weg;
Feit 2:
- Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3:
- Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Ten aanzien van het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden zoals gesteld in het reclasseringsrapport te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar strafeis rekening gehouden met de ernst van het feit, de justitiële documentatie van verdachte, alsmede het ad informandum gevoegde feit.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op het bovenstaande, voor de feiten 2 en 3 kan worden volstaan met een werkstraf van 40 uren subsidiair te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Het ad informandum gevoegde feit kan worden meegenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de reclasseringsrapportage en het onderzoek op de terechtzitting, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich, samen met de medeverdachte, schuldig gemaakt aan ernstige diefstal met geweld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer nu het gestolen goed een auto betrof en het feit in nachtelijke uren is gepleegd en verdachte de handelende persoon is geweest.
Dergelijke berovingen brengen doorgaans gevoelens van maatschappelijke onrust en onveiligheid teweeg, zeker nu er een getuige is geweest die het voorval heeft gezien en het delict onder de aandacht van de landelijke (opsporings)media is gebracht.
Daarnaast heeft verdachte in zijn woning hennep geteeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat de voornoemde drugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat dergelijke handel lucratief kan zijn. Tot slot heeft verdachte een verboden wapen, voor direct gebruik gereed, bij zich gedragen.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf (van na te noemen duur) passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, alsmede de reclasseringsrapportage d.d. 12 maart 2010. Gelet op de recidivekans zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, om hieraan de voorwaarde zoals gesteld in voornoemde rapportage te koppelen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/654358-08
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van meervoudige strafkamer van bovengenoemde rechtbank d.d. 20 augustus 2009 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen motorrijtuigen voor de duur van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/630619-09 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan strafbare feiten, waarvoor nu een veroordeling volgt.
Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid pleit de raadsman ervoor om deze achterwege te laten, dan wel slechts ten dele de tenuitvoerlegging te gelasten.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ten uitvoer te worden gelegd, nu verdachte de algemene voorwaarde die hieraan is gekoppeld, te weten het opnieuw plegen van strafbare feiten, heeft geschonden.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten:
- 1 stk wapen KL: zwart; ELITE50200 (imitatie wapen)
- 1 stk wapen STAINLESS (met stootplaat 2 snijde);
moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een 1 stk navigator; TOMTOM ONE, moet worden teruggegeven aan rechthebbende.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten:
- 1 stk navigator; TOMTOM GO;
- 1 stk telefoontoestel kl:zwart; SAMSUNG sgh E900;
- 1 stk Map kl:zwart (inhoud diverse id pasjes);
- 1 stk computer kl: zwart (ACAR), vermeld op de beslaglijst van [medeverdachte] (onder parketnummer 18/630621-09);
moet worden teruggegeven aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36b, 36d, 57, 311 en 312 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, alsmede de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot acht (8) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
- een meldingsgebod inhoudende dat veroordeelde zich binnen 21 dagen volgend op zijn invrijheidstelling zal melden bij de verslavingsreclassering (VNN) en zich gedurende door de verslavingsreclassering bepaalde perioden moet blijven melden zo frequent als de verslavingsreclassering dat gedurende deze perioden nodig acht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 stk wapen KL: zwart; ELITE50200 (imitatie wapen)
- 1 stk wapen STAINLESS (met stootplaat 2 snijde).
.
Gelast de teruggave van:
- 1 stk navigator; TOMTOM ONE aan rechthebbende;
- 1 stk navigator; TOMTOM GO aan verdachte;
- 1 stk telefoontoestel kl:zwart; SAMSUNG sgh E900 aan verdachte;
- 1 stk Map kl:zwart (inhoud diverse id pasjes) aan verdachte.
- 1 stk computer kl: zwart (ACAR), vermeld op de beslaglijst van medeverdachte [medeverdachte] (onder parketnummer 18/630621-09) aan verdachte.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de meervoudige kamer van bovengenoemde rechtbank d.d. 20 augustus 2009 onder parketnummer 18/654358-08, voorzover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 10 maanden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, L.W. Janssen en K.K. Lindenberg, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2010.