ECLI:NL:RBGRO:2010:BM3143

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670003-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht en gevaar voor de algemene veiligheid van personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 3 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een langere periode zijn echtgenote heeft bedreigd. De bedreigingen waren gericht op het leven van de echtgenote en veroorzaakten gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De verdachte heeft onder invloed van alcohol dreigende uitspraken gedaan, waaronder het opblazen van zijn woning en het openzetten van gaskranen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, wat is bevestigd door psychiatrische en psychologische rapportages. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 266 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht van de reclassering en mogelijke opname in een kliniek. De rechtbank heeft de ernst van de bedreigingen en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft in het verleden al eens soortgelijke feiten gepleegd, wat de rechtbank heeft doen besluiten tot een substantiële straf.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670003-10 (promis)
datum uitspraak: 3 mei 2010
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. P.A.J. Mulders
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode en woonplaats ], [adres],
verblijvende te [verblijfadres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 april 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2009 tot en met 4 januari 2010,
te [plaats misdrijf], althans gemeente Eemsmond,
meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf
waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen
ontstond en/of [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft
verdachte (telkens) opzettelijk in tegenwoordigheid van een of meer personen
dreigend de woorden geuit, dat hij, verdachte, zijn woning zou opblazen en/of
de gaskraan in zijn woning zou openzetten en/of voornoemde [slachtoffer]
dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en/of "Je moet bier voor mij
halen. Als je dat niet doet maak ik je dood", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
Naar de mening van de officier van justitie kan op basis van het strafdossier en verdachtes verklaring ter zitting het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld vanuit pure wanhoop. Verdachtes echtgenote was daarvan op de hoogte en kent de situatie zo goed, dat niet gesproken kan worden van een redelijke vrees zoals die vereist is voor het bewijs van overtreding van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Daarom moet verdachte van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Beoordeling
De rechtbank leidt uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af.
[slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat ze met verdachte is getrouwd en met hem samenwoont in [woonplaats]. In haar aangifte heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte een groot alcoholprobleem heeft en dat hij in het verleden enkele keren heeft geprobeerd zich het leven te benemen. Bij een van die keren heeft hij de gaskranen in de woning open gezet. Nadat verdachte in november 2009 opgenomen was geweest, kwam hij weer thuis en vanaf dat moment ging het mis. Verdachte dreigde [slachtoffer] dood te maken en dreigde de gaskraan open te draaien als aangeefster weg zou gaan. Volgens aangeefster wordt verdachte woest als hij geen bier krijgt. Hij slaat en schopt dan om zich heen en bedreigt aangeefster voortdurend. Verdachtes vader, [naam vader] , heeft de door aangeefster geschetste problemen bevestigd. Op 14 december 2009 is een verbalisant naar de [adres misdrijf] te [plaats misdrijf] gegaan vanwege de melding dat de bewoner zijn huis wilde opblazen. Ter plaatse trof verbalisant verdachte aan die zei zijn woning te zullen opblazen als hij niet zou worden meegenomen. Op 18 december 2009 zijn twee verbalisanten naar de [adres misdrijf] te [plaats misdrijf]gegaan vanwege de melding dat de bewoner door het lint was gegaan. Zij hebben verklaard te hebben waargenomen dat verdachte agressief was en bedreigingen uitte richting zijn moeder en een van de verbalisanten. Op 4 januari 2010 zijn wederom twee verbalisanten naar de [adres misdrijf] te [plaats misdrijf] gegaan. Terwijl zij met aangeefster spraken, zagen zij verdachte zwaar onder invloed van alcohol de woonkamer binnenkomen. Hij maakte trappende bewegingen en schreeuwde richting aangeefster dat hij haar dood zou maken.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich er als gevolg van het vele drankgebruik niet veel van te kunnen herinneren. Wel weet hij nog dat hij eens tegen zijn echtgenote heeft gezegd haar dood te maken als ze geen bier ging halen.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen het tenlastegelegde bewezen. Het verweer dat door de gedragingen van verdachte geen redelijke vrees zou zijn gewekt, verwerpt de rechtbank. Naar het oordeel van de rechtbank volgt in zijn algemeenheid alleen al uit de bewezen geachte dreigementen (doodmaken, woning opblazen, brand stichten) een redelijke vrees. In dit geval klemt dat nog meer omdat verdachte een voorgeschiedenis heeft waarbij hij enkele keren de daad bij het woord heeft gevoegd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 december 2009 tot en met 4 januari 2010,
te [plaats misdrijf], meerdere malen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf
waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen
ontstond en [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk in tegenwoordigheid van die [slachtoffer] dreigend de woorden geuit, dat hij, verdachte, zijn woning zou opblazen en de gaskraan in zijn woning zou openzetten en voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en "Je moet bier voor mij
halen. Als je dat niet doet maak ik je dood".
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische rapportage opgemaakt op 29 maart 2010 door dr. T.W.D.P. van Os en de psychologische rapportage opgemaakt op 6 april 2010 door A. Warnaar. Beide rapporteurs achten verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank kan zich met hun conclusie verenigen en neemt deze over.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een duur van 6 maanden, met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, waarbij die aanwijzingen ook mogen inhouden dat verdachte zich voor de duur van maximaal twaalf weken klinisch laat opnemen in de Cederborg te Zuidlaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte vooral een gevaar voor zichzelf vormt en dat hij hulp nodig heeft. Zij heeft daarom, voor het geval dat tot een bewezenverklaring wordt gekomen, bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal de duur van het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal twaalf weken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een langere tijd meermalen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van bedreiging van zijn echtgenote. Door de manier waarop verdachte zich heeft gedragen en de dreiging die daarbij telkens van hem uitging heeft hij zijn omgeving en met name zijn echtgenote volkomen beheerst. Daardoor heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op haar gevoel van veiligheid en psychisch welzijn. De ernst van de bewezen geachte feiten, gecombineerd met het gegeven dat verdachte in het verleden al eens is veroordeeld voor een vergelijkbaar feit, brengt de rechtbank tot het oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur passend en geboden is.
Blijkens de al eerder genoemde psychiatrische en psychologische rapportage en de daarnaast beschikbare reclasseringsrapportage bestaat een groot gevaar voor herhaling. Om dat gevaar in te dammen is nadere klinische diagnostiek en behandeling noodzakelijk. In het verlengde van deze adviezen is verdachte inmiddels geschorst uit de voorlopige hechtenis en voor nadere klinische diagnostiek opgenomen in de Cederborg te Zuidlaren. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en een opname voor de duur van twaalf weken in de Cederborg.
De rechtbank kan zich met deze adviezen verenigen en zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan bijzondere voorwaarden verbinden die aansluiten bij de adviezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 266 dagen.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 180 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland dan wel de Verslavingszorg Noord Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten opnemen in Forint/Lentis, Intensieve Zorg Zuidlaren, afdeling Cederborg voor de duur van maximaal twaalf weken welke weken zijn ingegaan op 1 april 2010.
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing als voorzitter en mrs.
S. Tempel en E.W. van Weringh als rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2010.
Mr. Offerein-Hulshoff was
buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen