RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
vonnis d.d. 26 april 2010
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]
KPN B.V., vertegenwoordigd door: Vesting Finance Incasso B.V., correspondentieadres Postbus 10197, 7301 GD Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Vesting Finance genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 2 april 2010 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw.)
- de mondelinge behandeling van genoemd verzoekschrift en het daarvan opgemaakte procesverbaal, met de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2.1. [verzoeker] heeft op of omstreeks 23 februari 2010 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers. Dit akkoord houdt - samengevat - in: [verzoeker] zal maandelijks een bedrag reserveren. Het te reserveren bedrag is afhankelijk van het inkomen van [verzoeker] en zal jaarlijks worden herberekend. Jaarlijks zal een uitkering volgen aan de schuldeisers. Deze regeling zal 36 maanden duren. Op de ingehouden gelden zal 9% door de gemeentelijke kredietbank worden ingehouden als bemiddelingskosten. De prognose op basis van huidige inkomen is dat aan de schuldeisers een percentage van 14,62% op hun vordering zal worden uitgekeerd.
2.2. De onder 2.1. bedoelde schuldregeling is door alle schuldeisers behalve Vesting Finance aanvaard.
2.4. Uit de bij de aangeboden schuldregeling gevoegde toelichting blijkt dat [verzoeker] een maandelijks inkomen heeft van € 909,33 en dat een vrij te laten bedrag is berekend van
€ 894,48, zodat onder de huidige omstandigheden maandelijks een bedrag voor betaling aan schuldeisers beschikbaar is van € 14,85. In totaal kan aldus in de schuldsaneringsregeling naar schatting € 534,60 worden gespaard.
2.5. Bij toelating tot de schuldsaneringsregeling zal [verzoeker] aan bewindvoerderssalaris (ten minste) verschuldigd zijn: 36 x € 48,50 = 1.746,00, per maand inclusief omzetbelasting en exclusief de wettelijke indexering.
3.1. [verzoeker] heeft in het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling de rechtbank verzocht Vesting Finance te bevelen in te stemmen met de onder 2.1 bedoelde schuldregeling. [verzoeker] heeft verzocht om, indien dit dwangakkoord wordt afgewezen, toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.2. De rechtbank heeft geen kennis kunnen nemen van het standpunt van Vesting Finance, nu zij -hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen- niet bij de mondelinge behandeling van het verzoekschrift is verschenen.
3.3. Het verzoek zal slechts kunnen worden toegewezen indien een schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat de schuldeiser heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
3.4. Allereerst zal bij de beoordeling van de vraag of Vesting Finance in redelijkheid tot weigering kon komen moeten worden gekeken naar de inhoud van het akkoord.
Aanvaarding van het akkoord zal tot gevolg hebben dat Vesting Finance, onder de huidige financiële omstandigheden, naar verwachting een betaling van € 184,03 tegemoet kan zien. Dit zal (in beginsel) moeten worden vergeleken met de situatie dat op [verzoeker] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard, zoals subsidiair gevorderd. In dat geval is, onder de huidige financiële omstandigheden, aannemelijk dat [verzoeker] ten behoeve van de schuldeisers een bedrag kan sparen van € 534,60, waardoor na betaling van het bewindvoerderssalaris geen geld meer voor de crediteuren beschikbaar is, zodat deze geen uitkering tegemoet kunnen zien.
3.5. In beginsel lijken de vooruitzichten op een uitkering aan de schuldeisers in het kader van het aangeboden akkoord dus gunstiger dan wanneer de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard. De vergelijking tussen het aangeboden akkoord en de wettelijke schuldsaneringsregeling is echter gebaseerd op de huidige financiële omstandigheden van [verzoeker]. [verzoeker] is 28 jaar en heeft op dit moment een bijstandsuitkering. Ter terechtzitting heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij zijn best doet om werk te vinden, maar dat er op dit moment niet veel werk is. Niet is gesteld of gebleken dat [verzoeker] lichamelijke klachten heeft die verhinderen dat hij kan werken. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er daarom alle reden om aan te mogen nemen dat [verzoeker] in staat zal zijn om binnen de komende 36 maanden werk te vinden, waardoor zijn afloscapaciteit aanmerkelijk toe zal nemen. De rechtbank zal deze omstandigheid daarom ook meenemen in haar afweging tussen het aangeboden akkoord en de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.6. De rechtbank overweegt in dat kader dat tijdens een wettelijke schuldsaneringsregeling aan de schuldenaar strenge eisen worden gesteld ten aanzien van de sollicitatieplicht, de informatieplicht en de afdrachtverplichting. Deze verplichtingen zijn bovendien goed omschreven, zo is bijvoorbeeld in het kader van de sollicitatieplicht bepaald dat de schuldenaar vier maal per maand concreet moet solliciteren en de bewijsstukken daarvan aan de te benoemen bewindvoerder moet overleggen. In de praktijk wordt de nakoming van deze verplichtingen door de bewindvoerder ook goed in de gaten gehouden en de rechtbank weet uit ervaring dat aan het niet-nakomen van deze verplichtingen ook daadwerkelijk consequenties worden verbonden. Daar staat dan ook tegenover dat, wanneer de schuldenaar zijn verplichtingen goed nakomt, de schuldenaar na afloop van de wettelijke schuldsaneringsregeling de "schone lei" verkrijgt, waardoor alle onder de werking van de schuldsaneringsregeling vallende schulden niet langer afdwingbaar zijn.
3.7. Het aangeboden akkoord behelst, zoals de rechtbank het begrijpt, in feite een vergelijkbaar traject als de wettelijke schuldsaneringsregeling in die zin dat er -net als in de wettelijke schuldsaneringsregeling- op basis van een periodiek vast te stellen "vrij te laten bedrag" gedurende 36 maanden gespaard wordt voor de schuldeisers, waarna door de schuldeisers aan de schuldenaar finale kwijting wordt verleend voor de resterende schuld. In het verzoekschrift en de bijlagen is echter op geen enkele wijze door de gemeentelijke kredietbank (de uitvoerder van het aangeboden akkoord) omschreven of er waarborgen bestaan om te verzekeren dat [verzoeker] zich door te solliciteren in zal spannen om méér inkomen te genereren en, indien deze waarborgen aanwezig zijn, hoe deze waarborgen er concreet uit zien. Ook is niet omschreven welke verplichtingen er verder aan [verzoeker] worden gesteld en welke sancties er verbonden zijn aan niet-nakoming van de verplichtingen. Het niet bestaan van voornoemde waarborgen klemt te meer nu, zoals de rechtbank onder nummer 3.5 heeft overwogen, de kans groot geacht mag worden dat de nakoming van de verplichtingen zoals de wettelijke schuldsaneringsregeling die kent, er in de komende 36 maanden toe zullen leiden dat [verzoeker] werk vindt waardoor de afloscapaciteit van [verzoeker] aanmerkelijk toe zal nemen. De rechtbank acht het daarom ook in het belang van de schuldeisers dat deze verplichtingen daadwerkelijk geëffectueerd zullen worden.
3.8. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de aangeboden schuldregeling in vergelijking met het alternatief, namelijk de wettelijke schuldsaneringsregeling, niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet zodat Vesting Finance in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank zal het verzoek tot het opleggen van het aangeboden akkoord dan ook afwijzen.
3.9. Nu het verzoek tot het opleggen van het aangeboden akkoord zal worden afgewezen, zal de rechtbank thans overgaan tot het beoordelen van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.10. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er op basis van de thans bekende gegevens in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen omstandigheden die aan toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg staan. De rechtbank zal daarom ook de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitspreken ten aanzien van [verzoeker].
- wijst het verzoek tot het opleggen van het aangeboden akkoord af;
- spreekt de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van [verzoeker];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. R.P. van Eerde,
en tot bewindvoerder mr. H.H. Gerdes, gevestigd te Postbus 11164, 9700 CJ Groningen;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan [verzoeker] gerichte brieven en telegrammen;
- stelt, tenzij zich tijdens de duur van de schuldsaneringsregeling omstandigheden voordoen die tot een andere salarisvaststelling nopen, het salaris van de bewindvoerder gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling vast op € 41,00 exclusief omzetbelasting en de wettelijke indexering per maand voor iedere maand waarin de schuldsaneringsregeling is uitgesproken (een gedeelte van de maand daaronder begrepen) en brengt dat bedrag ten laste van [verzoeker].
Gewezen door mr. A.L. Goederee, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 april 2010 in tegenwoordigheid van mr. M. van den Heuvel, griffier.