ECLI:NL:RBGRO:2010:BM2030

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
22 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-630557-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 22 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade en bedreiging met zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 7 augustus 2009 in Warffum, waar de verdachte samen met een medeverdachte een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte met opzet en na kalm beraad en rustig overleg geweld hebben gebruikt tegen [slachtoffer 1], door hem vast te pakken, tegen de grond te werken en met een riem te slaan. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachte raad, aangezien de verdachte en zijn medeverdachte naar de woning van het slachtoffer waren gegaan met de intentie om geweld te gebruiken. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen, die bevestigden dat de verdachte en zijn medeverdachte dreigend optraden en geweld gebruikten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat hij zich moet houden aan aanwijzingen van de reclassering. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630557-09 (promis)
datum uitspraak: 22 april 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. E.J. de Mare
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1977,
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 april 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 7 augustus 2009, te Warffum, althans in de gemeente
Eemsmond,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, genaamd
[slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg die
[slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of tegen/op de grond gewerkt en/of in
het gezicht/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of met (de gesp van)
een riem heeft/hebben geslagen, althans geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 augustus 2009, te Warffum, althans in de gemeente
Eemsmond, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, [slachtoffer 1], opzettelijk, na kalm beraad en
rustig overleg, althans opzettelijk heeft/hebben vastgepakt en/of tegen/op de
grond gewerkt en/of in het gezicht/tegen het hoofd en/of elders tegen het
lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt
en/of met (de gesp van) een riem heeft/hebben geslagen, althans geraakt,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 7 augustus 2009 te Warffum, althans in de gemeente
Eemsmond, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
met een riem gezwaaid en/of (vervolgens) met die riem in de hand op die B.
[slachtoffer 2] is afgelopen;
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met zijn medeverdachte heeft geprobeerd met voorbedachten rade het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voor wat betreft de onder 2 tenlastegelegde bedreiging heeft de officier aangevoerd dat dit op grond van de diverse verklaringen in het dossier eveneens bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat voorbedachte raad niet kan worden bewezen, omdat verdachte en de medeverdachte niet met het vooropgezette plan om het slachtoffer [slachtoffer 1] te mishandelen naar diens woning zijn gegaan, maar slechts om met hem te spreken over het pesten van Alard van der Vlag en het vermeende aanrijden van diens hondje. Voorts heeft de raadsman gesteld dat zijn cliënt [slachtoffer 1] niet tegen het hoofd heeft geschopt. Wel is er sprake geweest van een forse mishandeling.
Betreffende feit 2 heeft de raadsman gesteld dat dit niet bewezen kan worden, omdat verdachte dit feit ontkent en er alleen sprake is van een aangifte.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 april 2010:
Toen ik [betrokkene 1] naar Warffum had gebracht hoorde ik verhaal over Alard en diens hondje. Ik besloot toen met [medeverdachte] de daders op te zoeken om met hen te praten.
Bij de woning [slachtoffer 1] gekomen zijn we naar binnen gegaan. We hebben niet aangebeld maar hebben de deur geopend met de aan de buitenzijde in het slot aanwezige sleutel. We hebben nadat we binnen waren niet met hem gepraat. Ik heb direct geweld gebruikt.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 augustus 2009, opgenomen op pagina 114 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 18 december 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Op 7 augustus 2009 was ik omstreeks 17.30 thuis toen ik werd gebeld door [slachtoffer 2], die zei dat hij zojuist was geslagen door 2 jongens die zeiden dat hij en ik een hondje hadden doodgereden. [slachtoffer 2] verwachtte dat deze jongens naar mij op weg zouden zijn. Ik besloot alle ramen en deuren te sluiten, maar vergat dat ik de sleutels (aan de buitenkant) in het slot van de voordeur had zitten.
Ik liep van de bovenverdieping naar beneden en zag twee jongens binnenkomen door de voordeur.
De jongens vroegen of ik een vriend was van [slachtoffer 2]. De jongens liepen op mij toe en er ontstond een worsteling. De jongens duwden mij in de richting van een inpandig schuurtje van de woning. In het schuurtje duwden ze mij op de grond. Ik zag en voelde dat de jongens mij begonnen te slaan en schoppen tegen mijn romp en benen. De donkere jongen had een riem in de hand waarmee hij mij begon te slaan. Hij sloeg verschillende keren op mijn rug met de gesp van de riem. Ik voelde daarbij hevige pijn. Ik kroop in elkaar om me te beschermen, maar de twee jongens bleven slaan en schoppen.
De jongen met de tatoeages zei dat ik in de kamer op de bank moet zitten. Toen ik bij de bank aankwam voelde ik dat de donkere jongen mij in het gezicht schopte. Ook de jongen met tatoeages bleef slaan en schoppen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 december 2009, opgenomen op pagina 33 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 18 december 2009, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
[betrokkene 1] en [medeverdachte] waren op 7 augustus 2009 bij mij. [betrokkene 1] wilde naar huis, want het hondje van zijn geestelijk gehandicapte stiefzoon [betrokkene 2] zou in Warffum door twee jongens met een auto zijn doodgereden. Ik heb hem samen met [medeverdachte] toen naar huis gebracht. [betrokkene 2] heeft aangewezen dat één van die jongens vlakbij hem woont.
[medeverdachte] belde toen aan. Hij gaf de jongen die open deed een klap. [medeverdachte] is naar binnen gegaan. Er zijn klappen gevallen.
Toen zijn we naar die andere jongen in Warffum gegaan. Daar zat de sleutel in de voordeur. [medeverdachte] heeft de deur opengedaan en is naar binnen gegaan. Ik ben even later naar binnen gegaan. Ik heb de jongen die er woonde een schop en een klap gegeven. Ik heb hem twee keer met mijn riem geslagen. De riem waarmee ik sloeg was mijn broeksriem met een gesp eraan. Ik sloeg hem er twee keer zodanig mee dat de gesp tegen zijn lichaam aan kwam. Ik weet niet meer waar ik hem geraakt heb.
Volgens mij heb ik hem op zijn rechter bovenbeen of zijn rechterheup geschopt. Toen ik hem trapte lag hij volgens mij al op de grond.
Ik heb hem met mijn rechtervuist geslagen.
[medeverdachte] en ik zouden eerst gaan praten, maar dat is er niet van gekomen. [medeverdachte] belde aan en sloeg meteen. [betrokkene 2] stond er bij en zei dat dit de jongen was die hem gepest had. Toen haalde [medeverdachte] uit.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 25 november 2009, opgenomen op pagina 64 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 18 december 2009, inhoudende de verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Bij [betrokkene 1] thuis troffen we diens stiefzoon [betrokkene 2] die vertelde over twee jongens die zijn hondje bijna hadden doodgereden en die hem al een tijd aan het treiteren waren. [verdachte] zei: “Kom, we gaan verhaal halen.” Ronnie en ik zijn naar de woning van één van de jongens gelopen op aanwijzen van [betrokkene 2].
Een van ons belde aan, de deur ging open en een onbekende jongen kwam bij de deur. Ik vond dat hij een beetje stoer deed en een grote bek gaf en toen heb ik hem een klap gegeven. [verdachte] en ik zijn toen naar het tweede huis gelopen. De sleutel zat in de deur en [verdachte] deed de deur open. We zijn samen naar binnen gelopen. Een onbekende jongen kwam van de trap, naar beneden. Ik heb hem toen een klap gegeven en [verdachte] ook.
De jongen liep naar achteren en [verdachte] liep hem achterna. De jongen wilde de achterdeur openmaken. Ik zag dat [verdachte] hem bij de achterdeur wegtrapte. Ik zag dat de jongen op de grond lag en dat [verdachte] op hem door bleef slaan en schoppen. Ik stond toen in de woonkamer.
Ik zag dat de jongen op handen en voeten terugkroop naar de woonkamer. [verdachte] heeft hem toen op de bank gegooid en heeft hem daar met zijn riem nog wat klappen gegeven.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 augustus 2009, opgenomen op pagina 129 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 18 december 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Op 7 augustus 2009 omstreeks 17.40 uur werd bij mij thuis, [adres], aangebeld. Ik zag een blanke jongen met tatoeages voor de deur staan, die mij vroeg of ik [slachtoffer 2] was. Toen ik dit had bevestigd kreeg ik meteen een vuistslag in het gezicht en voelde daardoor hevige pijn.
De buren kwamen op het lawaai af. Daardoor ging de jongen met de tatoeages de woning weer uit. Ik zag dat er buiten nog een jongen stond, een halfbloedje. Deze was ook erg opgefokt en trok zijn riem uit de broek en stond er dreigend mee te zwaaien. Ik zag dat de jongen op mij af kwam, maar hij werd tegengehouden door de jongen met de tatoeages.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 augustus 2009, opgenomen op pagina 138 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 18 december 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een donkere jongen op mijn man afliep met een riem om zijn hand. Hij kwam erg dreigend over. Ik zag dat de jongen vlak voor het gezicht van mijn man ging staan.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 1 september 2009, opgenomen op pagina 142 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 18 december 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik trek mijn verklaring van 12 augustus 2009 in. Het ging om de mishandeling van mijn buurman [slachtoffer 2]. Ik dacht toen dat dezelfde jongens mij en mijn gezin hadden bedreigd. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval was. Het ging om bedreiging van [slachtoffer 2].
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 augustus 2009, opgenomen op pagina 191 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 18 december 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de getinte jongen zijn riem los maakte en dat hij de riem in zijn rechterhand omhoog hield. Ik vond de jongen heel erg agressief overkomen. Ik zag dat de jongen die zojuist in de woning van [slachtoffer 2] was aan het einde van het tuinpad bleef staan. Ik stond toen weer bij de getinte jongen. Hij hield nog steeds zijn riem in zijn handen. Ik zag dat hij op [slachtoffer 2] afliep. [slachtoffer 2] gooide zijn deur dicht.
Met betrekking tot feit 1 is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van voorbedachte raad. Verdachte en medeverdachte Vos zijn naar aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gegaan om de confrontatie te zoeken. Beide verdachten hebben verklaard dat ze verhaal wilden halen, terwijl uit de aangiften blijkt dat meteen geweld werd toegepast. Het handelen is dus het gevolg geweest van een tevoren genomen besluit en tussen dat besluit en de uitvoering ervan heeft verdachte gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank overweegt voorts nog dat, indien verdachte en de medeverdachte met de slachtoffers hadden willen praten, te verwachten zou zijn dat zij eerst zouden aanbellen om aangevers te spreken te vragen. Dat verdachte en de medeverdachte dit niet hebben gedaan, doch zelf de deur met een in het slot van de deur zittende sleutel hebben geopend, overtuigt de rechtbank ervan dat beiden voornemens waren geweld te gaan gebruiken zonder eerst in gesprek te gaan met aangevers.
Verder is de rechtbank met betrekking tot feit 1 van oordeel dat het toegepaste geweld zodanig was, dat dit gemakkelijk had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Dat dit niet is gebeurd, is niet aan verdachte en zijn medeverdachte te danken.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit is de rechtbank van oordeel dat uit de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte met zijn broekriem in de hand in een dreigende houding voor aangever [slachtoffer 2] heeft gestaan. De rechtbank zal ook dit feit bewezen verklaren.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 augustus 2009, te Warffum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en tegen de grond gewerkt en tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt en geschopt en getrapt en met de gesp van een riem heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 augustus 2009 te Warffum [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een riem gezwaaid en is hij vervolgens met die riem in de hand op die [slachtoffer 2] afgelopen;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1: Medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
2: Bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan aanwijzingen van de reclassering, ook als die inhouden dat hij een COVA-training moet volgen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat volstaan kan worden met de maximale werkstraf en een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf, omdat er geen sprake is van voorbedachte raad. Verder heeft de raadsman verklaard dat verdachte bezig is met het opzetten van een eigen bedrijf met connecties in Suriname en dat dit door een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in gevaar zou komen.
Oordeel van de rechtbank
Op 7 augustus 2009 heeft verdachte met zijn mededader twee slachtoffers in hun woningen mishandeld en bedreigd. De reden tot de mishandelingen en bedreiging lag in het feit dat een kennis van de medeverdachte zou zijn getreiterd door beide slachtoffers. Verdachte heeft door zijn handelen een vorm van eigenrichting toegepast en bij de slachtoffers angstgevoelens teweeggebracht en een situatie gecreëerd waarbij zij zich thuis niet meer veilig voelden. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij geen respect had voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte deze feiten dan ook zwaar aan.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader ernstig misdragen tegenover twee slachtoffers die daartoe geen enkele aanleiding hebben gegeven door één van hen te schoppen, trappen, slaan en stompen en bovendien met de metalen gesp van een riem op het lichaam te slaan en de ander te bedreigen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank houdt verder rekening met de documentatie van verdachte. Hoewel verdachte meerdere keren is veroordeeld, is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen wegens geweldsdelicten.
Uit het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport komt naar voren dat hij ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten alcohol en drugs had gebruikt, hoewel verdachte stelt dat dit geen invloed had op zijn handelen.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te koppelen. Een en ander zoals door de reclassering geadviseerd.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 1], wonende te Warffum.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering betwist op grond van onvoldoende onderbouwing en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47, 285, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 primair en onder 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot vier maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde een COVA-training zal volgen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Warffum, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, F.J. Agema en J.M.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2010.