ECLI:NL:RBGRO:2010:BM2028

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
22 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670378-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld op de openbare weg in vereniging

Op 22 april 2010 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 augustus 2009 in Groningen een diefstal met geweld heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1980 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, werd beschuldigd van het samen met anderen beroven van een gouden ketting van een slachtoffer op de openbare weg, de Visserstraat. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2010 gehouden en de zaak is behandeld door een meervoudige kamer voor strafzaken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een of meer mededaders het slachtoffer heeft aangevallen, waarbij geweld is gebruikt. Het slachtoffer verklaarde dat hij door de verdachte en zijn mededaders is geslagen en dat zijn gouden ketting is afgenomen. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen en proces-verbalen in de beoordeling betrokken, waaruit blijkt dat de verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan de diefstal met geweld. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte tot 15 maanden gevangenisstraf wordt veroordeeld, wat de rechtbank heeft overgenomen.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de strafblad van de verdachte, die al eerder voor verschillende delicten is veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 475,- aan de benadeelde partij te betalen, die door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670378-09 (promis)
datum uitspraak: 22 april 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. Th. Pluijter
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1980,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende: P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 april 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij op of omstreeks 20 augustus 2009, te Groningen,
op de openbare weg (Visserstraat)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden
ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s),
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij mooie (gouden) sieraden aan/om had
en/of hij zijn gouden ketting wel wilde verkopen, en/of
- die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of
geslagen en/of (weg)geduwd, en/of
- (vervolgens) plotseling en/of overhoeds die (gouden) ketting van de hals van
die [slachtoffer] heeft (af)getrokken/gerukt, en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie heeft geschapen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A)
hij op of omstreeks 20 augustus 2009 te Groningen
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Visserstraat, in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het stompen en/of slaan en/of
(weg)duwen van die [slachtoffer];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande onder A) geen veroorderling mocht
volgen, dat
hij op of omstreeks 20 augustus 2009 te Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft gestompt en/of geslagen
en/of (weg)geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van strafrecht
EN/OF
B)
hij op of omstreeks 20 augustus 2009 te Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden
ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande onder B) geen veroorderling mocht
volgen, dat
hij op of omstreeks 20 augustus 2009 te Groningen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een gouden ketting heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die gouden ketting wist(en),
althans redelijkerswijs moest(en) vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot het primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met zijn medeverdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging, een en ander op grond van de aangifte en getuigenverklaringen.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte ontkent het tenlastegelegde te hebben gepleegd en dat daar geen voldoende wettig en overtuigend bewijs tegenover staat, zodat noch het primaire noch het subsidiaire bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 april 2010:
Ik was in de Visserstraat op de plek die door aangever is aangeduid, om drugs te gebruiken. Aangever zat niet op de fiets; de fiets stond tussen ons in. Ik heb hem gevraagd of hij de ring die hij om één van zijn vingers had, wilde verkopen, want hij wilde drugs.
Ik heb aangever een klap gegeven. Ik heb een zogenaamde koningsketting geruild voor drugs die ik bij me had met degene die met mij in de auto van [betrokkene 2] is gestapt. De ketting heb ik verkocht.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 21 augustus 2009, opgenomen op pagina 34 e.v. van dossier nr. 2009082591 d.d. 21 oktober 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Op 20 augustus 2009 bevond ik mij in de Visserstraat te Groningen. Om ongeveer 00.30 uur had ik mijn fiets daar neergezet, ongeveer 20 meter vanaf de Oude Kijk in ’t Jatstraat gerekend, aan de linkerkant. Ik zag twee onbekende mannen staan: een donkere man en een blanke. Eén van hen vroeg of ik een vuurtje had. Ik liep naar hen toe. De andere man vroeg of ik een sigaretje voor hem wilde draaien. Ik deed dat; ik praatte nog wat met hen. Ik merkte dat ze nogal geïnteresseerd waren in mijn gouden ringen. Eén van de mannen vroeg of ik de ring om mijn linkerringvinger af wilde doen.
De lichte man vroeg of ik mijn ketting aan hem wilde verkopen.
Ik wilde weg en liep naar mijn fiets. Ik hoorde een auto aankomen en luid claxonneren, drie keer.
Ik zag een auto de hoek omkomen en ik zag dat de lichtere man met wie ik eerst had staan praten mij een gigantische klap in het gezicht gaf, op mijn rechteroog. Mijn bril viel. Ik hoorde dat de auto was gestopt. Ik hoorde de portieren open gaan. Ik kreeg nog meer klappen op mijn hoofd. Ik voelde dat ik van achteren op mijn hoofd werd geslagen. Ik zag dat de donkere jongen mij ook begon te slaan. Ik heb geprobeerd mij te verweren. Ik voelde nog meer klappen en stompen. Ik was over mijn fiets gevallen.
Op een gegeven moment voelde ik dat mijn gouden ketting werd afgerukt. Een van de mannen heeft dat gedaan. Ik hoorde nog één van de mannen roepen: “Heb je de ketting?”
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 augustus 2009, opgenomen op pagina 57 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 21 oktober 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik liep met een vriendin, [getuige 2], in de Visserstraat. Ik zag dat een man door twee jongens van een fiets werd afgeduwd en dat zij hem sloegen en schopten. Na enige twijfel zijn we al schreeuwend naar de mannen gelopen, rennend. Op dat moment kwam er een grijze auto naast ons rijden; hij reed stapvoets. Achter het stuur zat een grote donkere neger met lang rasta haar tot op zijn schouder.
Ik zag toen dat het vechten ophield. De auto reed heel rustig door. Ik zag de twee daders naar de auto rennen en instappen. Daarna reed de auto iets sneller door.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 augustus 2009, opgenomen op pagina 59 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 21 oktober 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Een man kreeg klappen en trappen van twee andere mannen. Ik zag op dat moment een auto voorbij rijden, een grijze brede auto. De man achter het stuur had lang rastahaar. De twee daders liepen naar de voorbij gereden auto en stapten in.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 augustus 2009, opgenomen op pagina 65 van dossier nr. 2009078644 d.d. 21 oktober 2009, inhoudende de bevindingen van Watze Numan, hoofdagent, zakelijk weergegeven:
Op 20 augustus 2009 om 00.55 uur spreekt verbalisant Numan met de hem ambtshalve bekende [betrokkene 1]. Deze deelt hem mee dat hij de beroving zelf niet had gezien. Hij had echter wel een grijze Renault Laguna gezien. [betrokkene 1] vertelt aan verbalisant dat [betrokkene 2] en [verdachte] de beroving hadden gepleegd en dat [verdachte] na lange tijd weer terug zou zijn in Groningen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 10 september 2009, opgenomen op pagina 66 van dossier nr. 2009078644 d.d. 21 oktober 2009, inhoudende de bevindingen van Arend Arnold Spanninga, hoofdagent, zakelijk weergegeven:
Op 29 augustus 2009 zag ik een grijze Renault Laguna rijden over de Regulusstraat te Groningen, met kenteken [kenteken]. Achter het stuur zat een donkere man met lang rasta haar en een groot hoofd. Ik heb de tenaamstelling van het kenteken gecontroleerd. Het kenteken staat op naam van [betrokkene 2]. Deze [betrokkene 2] is door [betrokkene 1] als één van de daders van de straatroof genoemd. Hij noemde als mededader ‘[verdachte]’, zijnde [verdachte]. Deze [verdachte] is de dagen vooraf aan de overval en na de overval veelvuldig gezien in de omgeving waar de overval heeft plaatsgevonden, de Visserstraat.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 september 2009, opgenomen op pagina 78 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 21 oktober 2009, inhoudende de verklaring van [betrokkene 2], zakelijk weergegeven:
Als ik naar de stad ga dan gaat [verdachte] meestal met mij mee; hij rijdt dan met mij mee in mijn auto. Ik kom ook in de hoerenbuurten van de stad.
Op een avond in augustus 2009 was ik met [verdachte] in de stad. Ik had mijn auto, Renault Laguna, aan het water geparkeerd in de omgeving van de Muurstraat. Deze ben ik gaan ophalen. [verdachte] bleef daar wat in de buurt. Ik reed met mijn auto in de Oude Kijk in ’t Jatstraat bij Turkey and Chicken. Ik toeterde naar enkele Antillianen die daar stonden. Ik reed de Visserstraat in. Ik zag toen dat [verdachte] en een blanke jongen aan het vechten waren. Ze hielden elkaar vast. Ik zag dat [verdachte] probeerde los te komen. Ik reed er langs. Ik hoorde meisjes roepen: “Help, help er wordt iemand gepakt.” Ik reed [verdachte] en de blanke jongen voorbij en ben toen gestopt. Ik zag toen in mijn spiegel dat [verdachte] en een andere jongen aan kwamen rennen. Volgens mij stapten [verdachte] en die andere jongen toen achterin mijn auto. Ik ben gelijk gaan rijden. Die jongen die bij mij in de auto stapte is een donkere Antilliaan met dreadlocks.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 29 september 2009, opgenomen op pagina 83 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 21 oktober 2009, inhoudende de verklaring van [betrokkene 2], zakelijk weergegeven:
Ik weet dat [verdachte] sieraden mooi vindt.
Nadat [verdachte] bij mij in de auto was gestapt ben ik weggereden. Nadat ik in de buurt van het ziekenhuis was gestopt hoorde ik van [verdachte] dat hij een ketting had gestolen. Ik heb die ketting gezien. Volgens mij was het een soort ‘koningsketting’.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 september 2009, opgenomen op pagina 86 e.v. van dossier nr. 2009078644 d.d. 21 oktober 2009, inhoudende de verklaring van Steven [betrokkene 2], zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft gezegd dat hij die ketting heeft weggenomen in de struggle, in het gevecht.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat, voordat aangever de ketting afhandig werd gemaakt, verdachte en aangever met elkaar hebben gesproken over de door aangever gedragen sieraden. Voorts verklaart getuige [betrokkene 2] dat zijn vriend [verdachte], verdachte, sieraden mooi vindt en dat verdachte tegenover hem heeft aangegeven dat hij een ketting had gestolen en dat getuige die ketting ook in het bezit van verdachte heeft gezien. Uit een en ander leidt de rechtbank het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening alsmede de diefstal zelf af.
Verdachte heeft zelf verklaard het slachtoffer te hebben geslagen, hetgeen door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] wordt bevestigd.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 augustus 2009, te Groningen, op de openbare weg (Visserstraat) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden ketting, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat hij mooie (gouden) sieraden aan/om had en of hij zijn gouden ketting wel wilde verkopen, en
- die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of tegen het lichaam hebben gestompt en geslagen en/of (weg)geduwd, en
- vervolgens plotseling en overhoeds die gouden ketting van de hals van die [slachtoffer] hebben (af)getrokken/gerukt.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorlopige hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor opvolging van het advies van Reclassering Nederland tot heropname in het IMC te Eelde.
Oordeel van de rechtbank
Op 20 augustus 2009 heeft verdachte met zijn mededader in de nachtelijke uren op de openbare weg het slachtoffer aangevallen, geslagen, gestompt en geschopt en daarbij diens gouden ketting gestolen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, na nog maar zeer kort uit een lange, deels in het buitenland ondergane detentie te zijn ontslagen, zich opnieuw aan een geweldsdelict heeft schuldig gemaakt. Dergelijke overvallen veroorzaken en bevestigen onveiligheidsgevoelens van het uitgaanspubliek in de binnenstad.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank houdt ook rekening met de documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland al 17 keer is veroordeeld voor diverse soorten delicten. Laatstelijk heeft verdachte, volgens zijn zeggen, tot juli 2009 gedurende 28 maanden in Frans Guyana en Frankrijk gedetineerd gezeten wegens drugssmokkel.
Hoewel verdachte bij gelegenheid van het door Reclassering Nederland opgemaakte rapport heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling via het IMC ziet de rechtbank geen aanleiding verdachte hierin tegemoet te komen, nu een eerdere opname in het IMC in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis door verdachte voortijdig is beëindigd. Bovendien heeft verdachte ter zitting niet de indruk gewekt erg gemotiveerd te zijn voor behandeling.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De door de officier van justitie gevorderde vrijheidsstraf acht de rechtbank in dit geval in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en zij zal daarom overeenkomstig de eis deze straf opleggen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de benadeelde partij aangaande de vordering betreffende de bril niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de nieuwwaarde van de bril wordt gedeclareerd, terwijl niet bekend is wat de waarde van de oude bril is geweest. De post “gouden ketting” kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering betwist op grond dat verdachte ontkent het tenlastegelegde te hebben begaan. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de vordering “niets aan duidelijkheid te wensen overlaat”.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 475,-. De rechtbank overweegt daarbij met betrekking tot de gedeclareerde bril dat, indien een bril zodanig is beschadigd dat die niet meer valt te repareren, het vanzelfsprekend is dat een andere bril wordt aangeschaft. De benadeelde partij vordert slechts de eigen bijdrage van € 50,-. De rechtbank acht de vordering betreffende de bril en overigens ook betreffende de gouden ketting, niet onrechtmatig of ongegrond.
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 475,- toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 475,- (zegge vierhonderdvijfenzeventig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 475,- (zegge vierhonderdvijfenzeventig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 475,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. S. Tempel, voorzitter, H.L. Stuiver en J.M.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2010.