RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670351-09 (promis)
datum uitspraak: 29 maart 2010
raadsman: mr. W. de Kleine
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 6 september 2009,
te Harkstede, in elk geval in de gemeente Slochteren,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd [aangever], van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet en al dan niet
na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een door
verdachte bestuurd voertuig (een zogenaamde verreiker voorzien van een
uitschuifbare boom waaraan gemonteerd een vorkinrichting) op die [aangever]
is in- of aangereden, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 6 september 2009,
te Harkstede, in elk geval in de gemeente Slochteren,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon (te weten [aangever]), opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, (telkens) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, met een door
verdachte bestuurd voertuig (een zogenaamde verreiker voorzien van een
uitschuifbare boom waaraan gemonteerd een vorkinrichting) op die [aangever]
is in- of aangereden,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 6 september 2009,
te Harkstede, in elk geval in de gemeente Slochteren,
opzettelijk en wederrechtelijk (een) deur(en) en/of (een) kozijn(en) en/of een
gevel van een aan of nabij de [straatnaam] gelegen boerderij en/of een auto, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of
[eigenaar auto], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 4 september 2009,
te Harkstede, in elk geval in de gemeente Slochteren, en/of elders in
Nederland
meermalen, althans eenmaal, [aangever] en/of [getuige] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
die [aangever] een sms-bericht gezonden met de tekst:
"Bij deze verklaar ik, [verdachte], dat zowel [voornaam aangever] als [voornaam getuige], door mij gedood
zullen worden a.s.a.p. Onderhandelingfase is voorbij."
en/of
die [aangever] een sms-bericht gezonden met de tekst:
"Hoi ex exploitanten van [bedrijfsnaam]! Nog 01 nacht en de nachtmerrie gaat
echt beginnen: Wie wordt de eerste van de rij die gaat lijden:
Dochter?
Zoon?
Jan?
[voornaam aangever]?
[voornaam getuige]?
Van onderen naar boven: Jij bent per slot de veroorzaker van alles Hoerenmadam
[voornaam getuige].
Jullie waren al gewaarschuwd vanaf 01 maart 2009 door mij!
Per brief
Per telefoon
Persoonlijk
Per politie
Jullie staan naakt en door onze Wereld uitgekotst.....
Wie oh wie wordt het eerst geslacht???
[verdachte]"
en/of
een paal met een strop bij de/een inrit van de woning van die [aangever] heeft
achtergelaten/geplaatst;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair, poging tot moord, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de inhoud van het dossier.
Feit 1 acht de officier van justitie bewezen op basis van de aangifte, de in het dossier opgenomen getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte ten overstaan van de politie. Er is sprake van opzet in voorwaardelijke zin. Verdachte heeft met zijn handelingen de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever] het leven zou laten. Voorbedachte raad leidt de officier van justitie af uit het opbouwende karakter van de dreigingen van verdachte. Daarbij heeft verdachte de tijd gehad om over zijn actie na te denken. De tijdspanne hoeft daarbij niet echt lang te zijn.
Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat niet aannemelijk is geworden dat iemand anders dan verdachte gebruik heeft gemaakt van de simkaart, zoals door verdachte naar voren is gebracht. Het telefoonnummer staat op naam van verdachte.
De sms-berichten en de strop zijn bedreigingen van dien aard en onder zulke omstandigheden gedaan dat deze de vrees kunnen opwekken dat [aangever] en [getuige] werkelijk het leven zouden laten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. Van voorwaardelijke opzet op moord of doodslag was geen enkele sprake. Het opzet van verdachte was gericht op het in de vijver leggen van de auto. Verdachte heeft [aangever] pas op het laatste moment gezien en heeft ervoor gezorgd dat er geen ongelukken gebeurden.
De raadsman heeft gesteld dat feit 2 kan worden bewezen.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman gesteld dat iemand anders zich meester heeft gemaakt van de simkaart van verdachte en hiermee sms’jes heeft verstuurd. Wie de sms’jes heeft verstuurd is niet duidelijk geworden. Verdachte heeft weliswaar een paal met een strop bij de woning van de familie [achternaam aangever] neergezet, maar een strop komt op deze familie niet dreigend over.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Een proces-verbaal d.d. 6 september 2009, opgenomen op pagina 31 e.v. van dossier nr. PL01PC/2009088868 d.d. 17 november 2009, inhoudende de aangifte van [aangever] (zakelijk weergegeven):
(p 33) Eind maart 2009 stuurde [verdachte] mij allerlei dreigende sms’jes. Op 13 juli 2009 kreeg ik een sms’je van het nummer [telefoonnummer]. Ik weet dat dit het nummer is van [verdachte]. Op 10 juli 2009 ontving ik van dat nummer dit sms’je: “hoi, exploitanten van [bedrijfsnaam], nog nul 1 nacht en de nachtmerrie gaat beginnen, wie wordt de eerste in de rij die gaat lijden, dochter ?, zoon ?, Jan ? [voornaam aangever] ? [voornaam getuige] ?”. En later dezelfde dag dit sms’je: “bij deze verklaar ik [verdachte] dat zowel [voornaam aangever] als [voornaam getuige] door mij gedood zullen worden A.S.A.P., onderhandelingsfase is voorbij.”
(p 35) Op 4 september 2009 omstreeks 15.30 uur kreeg ik een sms’je van [verdachte] waarin stond: “je ziet wel wat ik bedoel”. Omstreeks 17.00 uur die dag kwam ik thuis en zag ik bij de inrit van mijn woning in Harkstede een paal met een strop staan. Ik weet zeker dat [verdachte] dit heeft gedaan.
Op 6 september 2009 was ik thuis in Harkstede. Omstreeks 3.15 uur hoorde ik een hele zware motor en een enorme dreun. Ik ben gelijk naar buiten gegaan en ben naar achteren gelopen. Daar zag ik een grote gele verreiker staan. Dat is een soort shovel. Aan de verreiker zaten twee lepels. Ik zag dat de verreiker met zijn lepels door de schuurdeuren was gereden. Ik zag dat de hele schuurdeur was vernield. Ik zag dat [verdachte] als bestuurder in de verreiker zat. Toen ik voor de andere deur van mijn schuur stond, zag ik dat [voornaam verdachte] met zijn verreiker achteruit reed. Ik kon nog net wegspringen. Als ik niet was weggesprongen had hij mij dood gereden met de verreiker. Nadat ik was weggesprongen, zag ik dat hij met zijn verreiker dwars door de deuren reed waar ik net nog voor had gestaan. Deur en kozijn zijn daardoor totaal vernield.
Een schriftelijk stuk, te weten foto’s van de plaats delict, los opgenomen in voormeld dossier.
Een proces-verbaal d.d. 8 september 2009, opgenomen op pagina 41 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige] (zakelijk weergegeven):
Ik zag een heel groot apparaat bij ons voor de schuur staan. Ik hoorde later dat het een verreiker was. Ik zag dat [verdachte] in het apparaat achter het stuur zat. Ik zag dat de arm van het apparaat richting [voornaam aangever] ging. Het apparaat reed op [voornaam aangever] in. [voornaam aangever] kon nog maar net aan de kant gaan.
(p 42) Er heeft maximaal een meter tussen het apparaat en mijn man gezeten.
[voornaam verdachte] heeft enorme schade toegebracht aan de schuur en aan de auto die in de schuur stond.
(p 43) 4 september 2009 stond er opeens een paal in de grond naast de inrit naast ons erf. Aan de paal hing een strop.
Een proces-verbaal d.d. 8 september 2009, opgenomen op pagina 68 e.v. van voormeld dossier, betreffende het onderzoek naar de mobiele telefoon van aangever [aangever], inhoudende:
Onderzoek telefoon:
Berichten Mijn mappen:
Datum/Tijdstip:
10-07-09 15.15
Bericht:
Bij deze verklaar ik, [verdachte], dat zowel [voornaam aangever] als [voornaam getuige], door mij gedood zullen worden a.s.a.p. Onderhandelingsfase is voorbij.
Naam/Nummer:
+ [telefoonnummer]
Datum/Tijdstip:
10-07-09 00.10
Bericht:
Hoi ex exploitanten van [bedrijfsnaam]! Nog 01 nacht en de nachtmerrie gaat
echt beginnen: Wie wordt de eerste van de rij die gaat lijden:
Dochter?
Zoon?
Jan?
[voornaam aangever]?
[voornaam getuige]?
Van onderen naar boven: Jij bent per slot de veroorzaker van alles Hoerenmadam
[voornaam getuige].
Jullie waren al gewaarschuwd vanaf 01 maart 2009 door mij!
Per brief
Per telefoon
Persoonlijk
Per politie
Jullie staan naakt en door onze Wereld uitgekotst.....
Wie oh wie wordt het eerst geslacht???
[verdachte]
Naam/Nummer:
+ [telefoonnummer]
De deels bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd (zakelijk weergegeven):
Het telefoonnummer [telefoonnummer] was van mij. Ik kende de telefoonnummers van de familie [achternaam aangever].
Ik was zo boos dat ik een paal met een strop bij hun huis heb gezet. Op basis van het gesprek dat ik een paar uur daarvoor face to face met [aangever] heb gehad, was het [aangever] duidelijk wat ik met de strop bedoelde.
Op 6 september 2009 heb ik met de verreiker de auto die bij de boerderij van de familie [achternaam aangever] stond een drukkertje gegeven. Ik ben met de verreiker beide deuren van de schuur ingereden. Terwijl de tweede deur eruit ging, kwam [aangever] bij mij in beeld. Door mijn stuurmanskunsten is [aangever] niet vermorzeld met de giek. [aangever] stond zo dicht bij de verreiker dat ik hem aan kon raken.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat er met betrekking tot feit 1 geen sprake is van voorbedachte raad. Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad is vereist dat komt vast te staan dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat die gelegenheid heeft bestaan. Niet is komen vast te staan dat verdachte naar de woning van [aangever] is gereden met het voornemen om deze te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Weliswaar heeft aangever verklaard dat hij in juli 2009 sms’jes van verdachte had ontvangen waarin deze aankondigde dat hij met een voertuig “noar de boerderie” zou komen, dat het een “nachtmerrie” zou worden en dat hij aangever en zijn vrouw zou doden, maar de rechtbank leidt hieruit geen voorbedachte raad af, nu het onder 1 ten laste gelegde zich pas anderhalve maand later heeft afgespeeld. Ook is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte tussen het moment dat hij [aangever] zag en het moment dat hij op [aangever] is ingereden de mogelijkheid had tot kalm beraad en rustig overleg.
De rechtbank acht op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen wel bewezen dat verdachte is ingereden op [aangever]. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de afstand tussen de verreiker en [aangever], die op dat moment voor de kleine deur van de schuur stond, zes meter was. Gelet op de verklaringen van [aangever] en [getuige] acht de rechtbank deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Ook uit de sporen die zichtbaar zijn op de in het dossier aanwezige foto’s blijkt dat de verreiker dichterbij de schuur is geweest dan zes meter.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [aangever]. Door met een verreiker op [aangever] in te rijden heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [aangever] willens en wetens aanvaard.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank dat zij de verklaring van verdachte dat mogelijk iemand anders met zijn simkaart de dreigende sms’jes heeft gestuurd ongeloofwaardig acht. Verdachte heeft toegegeven dat het telefoonnummer waarmee de sms’jes zijn verstuurd van hem is. De inhoud van de sms’jes en het plaatsen van een paal met een strop zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat bij [aangever] en [getuige] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden verliezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 6 september 2009 te Harkstede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [aangever], van het leven te beroven, met dat opzet met een door verdachte bestuurd voertuig (een zogenaamde verreiker voorzien van een uitschuifbare boom waaraan gemonteerd een vorkinrichting) op die [aangever]
is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 6 september 2009 te Harkstede opzettelijk en wederrechtelijk deuren en een kozijn en een gevel van een aan de [straatnaam] gelegen boerderij en een auto, toebehorende aan [aangever] en/of [eigenaar auto], heeft vernield en/of beschadigd;
hij in de periode van 1 maart 2009 tot en met 4 september 2009 te Harkstede en elders in
Nederland, meermalen, [aangever] en [getuige] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend die [aangever] een sms-bericht gezonden met de tekst:
"Bij deze verklaar ik, [verdachte], dat zowel [voornaam aangever] als [voornaam getuige], door mij gedood
zullen worden a.s.a.p. Onderhandelingfase is voorbij."
en
die [aangever] een sms-bericht gezonden met de tekst:
"Hoi ex exploitanten van [bedrijfsnaam]! Nog 01 nacht en de nachtmerrie gaat
echt beginnen: Wie wordt de eerste van de rij die gaat lijden:
Dochter?
Zoon?
Jan?
[voornaam aangever]?
[voornaam getuige]?
Van onderen naar boven: Jij bent per slot de veroorzaker van alles Hoerenmadam
[voornaam getuige].
Jullie waren al gewaarschuwd vanaf 01 maart 2009 door mij!
Per brief
Per telefoon
Persoonlijk
Per politie
Jullie staan naakt en door onze Wereld uitgekotst.....
Wie oh wie wordt het eerst geslacht???
een paal met een strop bij de/een inrit van de woning van die [aangever] heeft
achtergelaten/geplaatst.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffout hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. primair poging tot doodslag;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 12 december 2009, opgemaakt door D.T. v.d. Werf, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 14 december 2009, opgemaakt door
drs. J. Heerschop, Gz-psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische – en volgens de psychiater histrionische – kenmerken. De psychiater komt tot de conclusie dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden voor feit 2. In verband met de ontkenning van verdachte heeft de psychiater geen uitspraak gedaan over de toerekenings-vatbaarheid van verdachte ten aanzien van de overige feiten. De psycholoog adviseert om verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, indien bewezen, als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Oplegging van straf en maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat het in beslag genomen stuk hout onttrokken dient te worden aan het verkeer.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis gelet op de omtrent verdachte opgemaakte rapporten en de ernst van de feiten, die een behoorlijke impact op de familie [achternaam aangever] hebben gehad. Naast vergelding in de vorm van een gevangenisstraf acht de officier van justitie de TBS-maatregel op zijn plaats. In verband met de door de deskundigen geconstateerde stoornis zal verdachte een intensieve behandeling moeten ondergaan. Verdachte zal niet meewerken aan een vrijwillig karakter. Een TBS met voorwaarden lijkt niet haalbaar omdat niet te verwachten is dat verdachte zich aan de voorwaarden zal houden. TBS met dwangverpleging ligt daarom in de rede. Aan de criteria voor het opleggen van een dergelijke maatregel wordt in de onderhavige zaak voldaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de strafmaat toe te meten aan de ernst van de feiten. Er is slechts wat materiële schade ontstaan. Gelet op de feiten is verdachte door het ondergane voorarrest al zeer ruim gestraft. De feiten rechtvaardigen geen TBS met dwangverpleging. Voor het geval de rechtbank deze maatregel toch overweegt, acht de raadsman een nader onderzoek van het PBC nodig.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een zogenaamde verreiker op [aangever] in te rijden. Daarnaast heeft hij [aangever] en zijn echtgenote via sms’jes en het plaatsen van een strop met de dood bedreigd. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling. Een poging tot doodslag en bedreigingen met de dood zijn zeer ernstige feiten. Onderhavige feiten rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaarde-lijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zeker gezien de gewelddadige context waarin de feiten zich hebben afgespeeld. Verdachte heeft door zijn handelen aangetoond geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en voor hun bezittingen.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, onder andere ter zake van bedreiging.
Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de vrijheidsstraf in aanmerking de conclusies van voormelde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages, dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Hoewel de rechtbank met betrekking tot feit 1 voorbedachte raad niet bewezen acht, is zij van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf past bij de ernst van de feiten.
Aangezien het onder 1 bewezen en strafbaar verklaarde een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, het onder 3 bewezen en strafbaar verklaarde een misdrijf is zoals omschreven in artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, bij verdachte tijdens het begaan van het be¬we¬zen ver¬klaarde een ziekelijke stoornis van zijn geest¬ver¬mo¬gens bestond en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel eist, is aan de wette¬lijke voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van TBS voldaan.
De rechtbank heeft de rapporten – waaronder een maatregelrapport d.d. 15 december 2009 opgesteld door Reclassering Nederland – en adviezen in aanmerking genomen die over de persoon¬lijkheid van verdachte zijn uitgebracht, evenals de ernst van het bewezen en straf¬baar ver¬klaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals hierboven is weergegeven.
Het psychologische rapport d.d. 14 december 2009 houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Het contact met andere mensen kenmerkt zich door een chronisch wantrouwen en een preoccupatie met vermeend onrecht. Betrokkene handelt voornamelijk naar zijn eigen behoeften en inzichten. Wanneer hij zich hierin tegengewerkt voelt neigt hij tot intimidatie en manipulatie. Betrokkene heeft moeite zich te conformeren aan maatschappelijke normen en hanteert leefregels waarin hij geweld mag toepassen indien de ander dat, in zijn ogen, verdient. Betrokkene komt op basis van de aanwezige persoonlijkheidsstoornis gemakkelijk in conflict met zijn omgeving, waarbij hij zich fixeert op het onrecht dat men hem (in zijn ogen) aandoet. Hij ziet zichzelf als bestrijder van misstanden en zal niet inbinden voordat hij het gelijk aan zijn zijde heeft gekregen. Dit betekent, over het algemeen gesteld, dat het risico op herhaling van gewelddadig gedrag groot is, hetgeen wordt ondersteund door de risicotaxatie. In meer specifieke zin is het volgende te zeggen: ten opzichte van zijn ex-vriendin [voornaam ex-vriendin] en [aangever] koestert betrokkene nog altijd gevoelens van wrok, zo zegt hij nog steeds plannen te hebben om [aangever] tot een “bekentenis te dwingen”. Daarnaast heeft betrokkene de afgelopen tijd veel verloren, zoals zijn baan, sociale contacten en is het contact met zijn dochtertje verbroken geraakt. De kans dat betrokkene [aangever] als schuldige ziet aan bovenstaande situatie is gezien zijn neiging tot externaliseren groot, waardoor de kans op een wraakactie van betrokkene niet ondenkbaar is.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard is de onderzoeker van mening dat de enige vorm van behandeling die een kans van slagen heeft de TBS met dwangverpleging is.
In het rapport d.d. 12 december 2009 acht ook de psychiater de kans op herhaling van soortgelijk gewelddadig gedrag goed voorstelbaar. Ook de psychiater komt tot de conclusie dat uitsluitend een TBS met dwangverpleging een kans van slagen heeft.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat naast een onvoor¬waarde¬lijke vrijheidsstraf, de maatregel van TBS met dwangverpleging moet worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen.
De rechtbank acht een aanhouding van de zaak voor contra-expertise, zoals verzocht door de raadsman, niet noodzakelijk. De rechtbank acht de aanwezige rapportages volledig en consistent. Bovendien heeft de raadsman zijn verzoek om aanhouding niet onderbouwd, nu hij niet heeft aangegeven op welk punt de rapportages te kort schieten.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een balk met daaraan een strop bevestigd, moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken, dat feit 3 met behulp van het inbeslaggenomene is begaan
Vorderingen van de benadeelde partijen
Met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd [aangever] en [getuige], beiden wonende te [woonplaats] (gemachtigde mr. J.S. Knot, advocaat te Groningen).
Met betrekking tot feit 2 heeft zich gevoegd [eigenaar auto], wonende te [woonplaats] (gemachtigde mr. J.S. Knot, voornoemd).
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [aangever] zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de immateriële schade.
Met betrekking tot de vordering van [getuige] heeft de officier van justitie gevorderd dat de immateriële schade dient te worden gesteld op € 1.000,- en dat [getuige] in het resterende gedeelte van de immateriële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat zij slechts rechtstreeks slachtoffer is van feit 3. De officier van justitie acht de materiële schade, de kosten van rechtsbijstand, redelijk en billijk en derhalve toewijsbaar. Ten aanzien van de immateriële schade dient de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
Ten aanzien van de vordering van [eigenaar auto] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat [eigenaar auto] in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De auto is weliswaar vernield, maar het is niet duidelijk of de auto inmiddels is gerepareerd. De overgelegde productie biedt daaromtrent geen duidelijkheid en is slechts een taxatie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen dienen te worden afgewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan [aangever] door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.500,= aan immateriële schade en een bedrag tot op heden begroot op € 888,03 aan materiële schade (kosten rechtsbijstand).
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 3.388,03 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Ten aanzien van de vordering van [getuige] overweegt de rechtbank dat [getuige] geen slachtoffer is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. De rechtbank acht niet onderbouwd hoe [getuige] aan hetzelfde bedrag aan immateriële schade komt als haar echtgenoot, op wie een aanslag is gepleegd. De rechtbank zal het eenvoudig te bepalen bedrag aan immateriële schade vaststellen op € 1.000,=. De gevorderde kosten zullen worden toegewezen, tot op heden begroot op 888,03.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 1.888,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, en [getuige] in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Aan [eigenaar auto] is naar het oordeel van de rechtbank door het bewezen verklaarde rechtstreeks (materiële) schade toegebracht tot een bedrag van € 1.112,06. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2009.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen (deels) aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 285, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een balk met daaraan een strop bevestigd.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever], wonende te [woonplaats] (gemachtigde mr. J.S. Knot, advocaat te Groningen), toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag tot op heden begroot op € 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 888,03.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 3.388,03 (zegge: drieduizend driehonderd achtentachtig euro en drie cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,= (vermeerderd met de wettelijke rente) ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [getuige], wonende te [woonplaats] (gemachtigde mr. J.S. Knot, advocaat te Groningen), toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag tot op heden begroot op € 1.000,- (zegge: eenduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 888,03.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.888,03 (zegge: eenduizend achthonder achtentachtig euro en drie cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,= (vermeerderd met de wettelijke rente) ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [eigenaar auto], wonende te [woonplaats] (gemachtigde mr. J.S. Knot, advocaat te Groningen), toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.112,06 (zegge: eenduizend eenhonderd twaalf euro en zes cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2009.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.112,06 (zegge: eenduizend eenhonderd twaalf euro en zes cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2009, ten behoeve van de benadeelde partij [eigenaar auto], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.112,06 (vermeerderd met de wettelijke rente) ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, E.W. van Weringh en
K.K. Lindenberg, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2010.