ECLI:NL:RBGRO:2010:BL9060
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over opzegging huurovereenkomst en betalingsverplichting
In deze zaak, die voor de Rechtbank Groningen is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen eiser P. en gedaagden Q. en R. De kern van het geschil draait om de vraag of de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd door Q. en of P. recht heeft op betaling van achterstallige huur. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder, P., niet heeft kunnen bewijzen dat de opzeggingsbrief, die op 30 augustus 2007 is verzonden, daadwerkelijk aan hem is aangeboden. Dit is van belang omdat het vormvoorschrift van een aangetekende brief of deurwaardersexploot vereist is om de opzegging rechtsgeldig te laten zijn. De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is geleverd door Q. dat de opzeggingsbrief P. heeft bereikt, en dat er te veel onduidelijkheid bestaat over de beëindiging van de huurovereenkomst. Hierdoor kan het vormvoorschrift niet terzijde worden gesteld.
Daarnaast heeft de kantonrechter zich gebogen over de hoogte van de huurprijs en de betalingsverplichtingen van Q. en R. De kantonrechter concludeert dat Q. en R. hoofdelijk moeten worden veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurtermijnen, die in totaal € 30.574,07 bedragen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. De kantonrechter heeft ook de proceskosten toegewezen aan P., waarbij de kosten van de dagvaarding, griffierecht en het salaris van de gemachtigde zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 10 maart 2010 door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en is openbaar gemaakt.