ECLI:NL:RBGRO:2010:BL8009

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
413384 CV EXPL 09-10432
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bindend advies wegens schending hoor en wederhoor en onjuiste feitelijke grondslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 10 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Q. Motoren B.V. en R. over de vernietiging van een bindend advies van de Geschillencommissie Tweewielers. Q. Motoren, eiseres, heeft gesteld dat de beslissing van de Commissie niet in stand kan blijven omdat zij niet behoorlijk is opgeroepen voor de mondelinge behandeling en dat de beslissing op een onjuiste feitelijke grondslag berust. De comparitie van partijen vond plaats op 17 februari 2010, waarbij R. aanwezig was, maar Q. Motoren niet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Q. Motoren op de hoogte was van de comparitie en dat er geen deugdelijke redenen waren voor haar afwezigheid.

De kantonrechter heeft overwogen dat de beslissing van de Commissie, die op 27 april 2009 was genomen, een bindend advies is dat vernietigbaar is indien gebondenheid aan die beslissing in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn. De rechter heeft vastgesteld dat Q. Motoren niet in de gelegenheid is gesteld om de mondelinge behandeling bij de Commissie bij te wonen, wat in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de beslissing van de Commissie niet in stand kan blijven.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de beslissing van de Commissie ook op een onjuiste feitelijke grondslag berustte, aangezien de schade aan de motor zich pas na de wettelijke termijn van zes maanden na aflevering heeft voorgedaan. De kantonrechter heeft Q. Motoren veroordeeld tot terugbetaling van een deel van de koopprijs, te weten € 3.600,00, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is Q. Motoren veroordeeld in de proceskosten van R., die zijn begroot op € 525,00 voor het salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 413384 \ CV EXPL 09-10432
Vonnis d.d. 10 maart 2010
inzake
de besloten vennootschap Q. Motoren B.V.,
gevestigd te [adres],
eiseres, hierna Q. Motoren te noemen,
gemachtigde mr. H.L.L. Mulderij, rolgemachtigde: deurwaarderskantoor Brouwer
te Hoogeveen,
tegen
R.,
wonende te [adres],
gedaagde, hierna R. te noemen,
gemachtigde mw. mr. H. Postma, werkzaam bij ANWB rechtshulp te Den Haag.
DE VERDERE PROCESGANG
Bij vonnis d.d. 4 november 2009 is een comparitie van partijen gelast. Die comparitie heeft plaatsgehad op 17 februari 2010.
R. is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Q. Motoren is niet verschenen.
R. heeft een nadere toelichting gegeven.
Vonnis is bepaald op heden.
DE VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL
1.1 Gelet op hetgeen is overwogen in het vonnis d.d. 4 november 2009 waarvan de inhoud als zijnde herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2 Q. Motoren is niet ter comparitie verschenen. Uit de verzonden stukken blijkt de kantonrechter dat de rolgemachtigde van de (gewijzigde) datum voor de comparitie op de hoogte is gesteld. Ook overigens is niet gebleken dat Q. Motoren niet op deugdelijke wijze over de comparitie is geïnformeerd.
De kantonrechter kan aan het niet verschijnen van Q. Motoren ter comparitie de gevolgtrekkingen verbinden die hij geraden acht.
1.3 Q. Motoren heeft in de processtukken op meerdere gronden gesteld dat de beslissing van de Geschillencommissie Tweewielers (verder: de Commissie) van 27 april 2009 dient te worden vernietigd.
Kort gezegd heeft Q. Motoren aangevoerd dat de beslissing van de Commissie niet in stand kan blijven omdat Q. Motoren niet behoorlijk is opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de Commissie en voorts dat die beslissing een juiste juridische grondslag ontbeert.
1.4 Overwogen wordt als volgt. De beslissing van de Commissie is een bindend advies. Een beslissing in die zin is op grond van het bepaalde in artikel 7:904, eerste lid BW vernietigbaar indien gebondenheid aan die beslissing in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Met die maatstaf dient de rechter zich dan ook tot een marginale toetsing te beperken.
Q. Motoren heeft gesteld dat zij door de wijze van oproeping niet in de gelegenheid is geweest mondeling een nadere reactie te geven. Niet gebleken is dat de, niet aangetekend verstuurde, uitnodiging voor de mondelinge behandeling van de Commissie Q. Motoren ook daadwerkelijk heeft bereikt. Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat Q. Motoren niet in de gelegenheid is gesteld de mondelinge behandeling bij de Commissie bij te wonen. Daarmee is niet volledig voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor.
1.5 De Commissie heeft voorts overwogen dat de aflevering van de motor op 12 februari 2007 plaatsvond en dat de schade op of omstreeks 26 juli 2007 is ontstaan ", zijnde binnen zes maanden na de aflevering". De Commissie vervolgt met de overweging dat ingevolge het bepaalde in artikel 7:18, tweede lid BW "bij de consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij de aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden heeft geopenbaard."
Tussen partijen is niet in geschil dat het ongeval zich echter eerst op 26 augustus 2007, dat wil zeggen bijna zeven maanden na aankoop, heeft voorgedaan en dat die datum als zodanig ook door partijen aan de Commissie in de stukken was vermeld.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat naast het niet naleven van het beginsel van hoor en wederhoor de beslissing van de Commissie op een onjuiste feitelijke grondslag berust en om die reden niet in stand kan blijven.
De beslissing van de commissie dient dan ook vernietigd te worden.
1.6 Voor een toewijzing van de vordering van Q. Motoren ter zake van het aan de Commissie betaalde recht voor behandeling van de klacht ad € 300,00 bestaat geen grond.
1.7 Op grond van het bepaalde in artikel 7:904, tweede lid BW is het dan, zoals door R. subsidiair ook is gevorderd, vervolgens aan de rechter om een beslissing te geven ter zake van het geschil.
1.8 R. heeft in de procedure bij de Commissie een deskundigenrapport overgelegd
d.d. 27 december 2007 van de heer N. Kranenburg, van de afdeling research & development van de ANWB. In dat rapport is als oorzaak van de defecten aan het motorblok vermeld dat sprake was van een naar buitengedrukt borgveertje van de zuigerpen. "Dit veertje is zeer waarschijnlijk bij een eerdere reparatie bij de plaatsing te veel verbogen, waardoor voorspanning verloren is gegaan. Verder is uit te sluiten dat de schade aan het motorblok is ontstaan als gevolg van een gebrek aan smering."
Verder is vermeld dat de heer Teuben, expert van de WA-assuradeur, uitgenodigd is voor informatie over de onderzoeksresultaten doch hij heeft daaraan, aldus die vermelding, geen gevolg gegegeven.
De deskundige de heer Kranenburg heeft vervolgd met: "Door ons is geen causaal verband vastgesteld tussen de uitgevoerde afleveringsbeurt en de reparatie betreft de olielekkage in de garantieperiode."
1.9 De kantonrechter ziet gelet op hetgeen door partijen naar voren is gebracht en overigens gelet op de stukken, geen reden om het onderzoek van de deskundige voor onjuist of onvolledig te achten. De kantonrechter gaat bij de beoordeling dan ook uit van de conclusies van de deskundige in zijn rapport.
1.10 Overwogen wordt voorts dat niet, althans niet met enige onderbouwing, is gesteld of gebleken dat door of namens R. na aankoop overigens reparaties of werkzaamheden aan dit onderdeel van de motor zouden zijn uitgevoerd.
1.11 Gelet op de oorzaak van "de vastloper" zoals de deskundige die in het rapport heeft vermeld, dient de conclusie dan ook te zijn dat dit gebrek al ten tijde van de aankoop aanwezig was. De motor voldeed daarmee niet aan de verwachtingen die R. op grond van de koopovereenkomst mocht hebben.
1.12 De kantonrechter overweegt ter zake van de stelling dat Q. Motoren aan R. zou hebben aangegeven dat deze motor niet geschikt is om lange ritten met een duopassagier te maken nog het volgende. Q. Motoren heeft niet betwist dat de motor een tweepersoonszadel heeft en evenmin dat op het kentekenbewijs geen beperking in die zin is vermeld. Indien Q. Motoren een dergelijke ingrijpende beperking bij het normale gebruik kenbaar had willen maken, had het op haar weg gelegen die beperking aantoonbaar, schriftelijk, vast te leggen. Nu dat niet is geschied, wordt aan die stelling, wat daar overigens ook van zij, voorbijgegaan.
1.13 De Commissie heeft de vordering van R. aldus opgevat dat zij beoogt een (deel van) de koopprijs terug te vorderen nu reparatie niet mogelijk was. R., aldus de Commissie, heeft met haar vordering ad € 3.600,00 tevens al rekening gehouden met een vergoeding voor gebruik en genot van de motor.
De kantonrechter ziet op grond van het bepaalde in artikel 7:22, eerste en tweede lid BW geen aanleiding om in dat opzicht tot een ander oordeel te komen.
1.14 Q. Motoren zal dan ook worden veroordeeld om aan R. te betalen de somma van € 3.600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van het eerste verzoek om betaling tot de datum waarop dat bedrag volledig is voldaan.
2 Proceskosten
Q. Motoren wordt als de, inhoudelijk, in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
vernietigt de beslissing van de Commissie;
veroordeelt Q. Motoren om tegen bewijs van betaling aan R. te voldoen een bedrag van € 3.600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van het eerste verzoek om betaling tot de datum waarop dat bedrag volledig is voldaan.
veroordeelt Q. Motoren tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van R. begroot op € 525,00 voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 10 maart 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: BvdB