ECLI:NL:RBGRO:2010:BL7363

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/654695-08
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijden onder invloed van alcohol en drugs met dodelijke afloop

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 1 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 november 2008 in Delfzijl een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, reed roekeloos met een snelheid van ten minste 90 km/u op een weg waar 50 km/u was toegestaan. Tijdens het rijden lette hij niet op de weg en verloor hij de controle over zijn voertuig, waardoor hij tegen een lichtmast en een boom botste. Dit resulteerde in de dood van een mede-inzittende, [slachtoffer 1], en zwaar lichamelijk letsel bij een andere mede-inzittende, [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 36 maanden op, evenals een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor vier jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte gevaarzettend gedrag vertoonde en de verkeersveiligheid ernstig in gevaar bracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de gevolgen voor de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/654695-08 (promis)
datum uitspraak: 1 maart 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. G. Bakker
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam.verdachte],
geboren te [geboorteplaats.verdachte] op [geboortedatum.verdachte],
wonende aan [adres.verdachte], [woonplaats.verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2008, te Delfzijl, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende
over de weg, het [naam straat], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te gaan rijden
terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank en/of onder
zodanige invloed van een stof (speed en/of amfetamine en/of cannabinoiden
(bestanddeel van hennep) en/of cocaine), waarvan hij weet of redelijkerwijs
moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het
gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet
tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht en/of te rijden met een
snelheid die aanmerkelijk boven de ter plaatse geldende maximumsnelheid lag
en/of tijdens de rit (korte tijd) niet op het verloop van de weg te letten
en/of (daardoor) een bocht naar links niet en/of niet tijdig op te merken
en/of (vervolgens) met het door hem bestuurde voertuig in de naast de weg
gelegen berm te geraken en/of (vervolgens) de controle over zijn voertuig te
verliezen en/of (vervolgens) tegen een in die berm staande lichtmast en/of een
boom te botsen, waardoor een ander, mede-inzittende van die auto, genaamd [slachtoffer 1], werd gedood en/of een ander, mede-inzittende van die auto, genaamd
[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten twee gebroken
ribben, een gebroken sleutelbeen, een klaplong, een herschudding, een
hoofdwond, een oorwond en/of een stijve rug, althans zodanig lichamelijk werd
toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand
als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel
163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij op of omstreeks 29 november 2008, te Delfzijl, als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, het [naam straat], is gaan rijden
terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank en/of onder
zodanige invloed van een stof (speed en/of amfetamine en/of cannabinoiden
(bestanddeel van hennep) en/of cocaine), waarvan hij weet of redelijkerwijs
moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het
gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet
tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht en/of heeft gereden met
een snelheid die aanmerkelijk boven de ter plaatse geldende maximumsnelheid
lag en/of tijdens de rit (korte tijd) niet op het verloop van de weg heeft
gelet en/of (daardoor) een bocht naar links niet en/of niet tijdig heeft
opgemerkt en/of (vervolgens) met het door hem bestuurde voertuig in de naast
de weg gelegen berm is geraakt en/of (vervolgens) de controle over zijn
voertuig heeft verloren en/of (vervolgens) tegen een in die berm staande
lichtmast en/of een boom is gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte
gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het
verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
B.
hij op of omstreeks 29 november 2008, te Delfzijl, als bestuurder van een
voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1.19 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn en/of onder zodanige invloed van
een stof (speed en/of amfetamine en/of cannabinoiden (bestanddeel van hennep)
en/of cocaine), waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik
daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de
rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat
moet worden geacht;
art 8/2/b Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Bewijsvraag
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarbij was er sprake van schuld in de zin van roekeloos rijden. Hierdoor heeft het ongeval plaatsgevonden waarbij inzittende [slachtoffer 1] om het leven is gekomen en inzittende [slachtoffer 2] zwaar gewond is geraakt.
De officier van justitie baseert dit op de verklaring van verdachte, de verkeersongevallenanalyse en het NFI rapport. Hieruit komt onder andere naar voren dat verdachte met te hoge snelheid heeft gereden, had gedronken, achterom heeft gekeken tijdens het rijden en er mogelijk ook drugs in het spel waren.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat er weliswaar sprake is van onvoorzichtig rijgedrag, maar dat niet kan worden gesproken van roekeloos rijden. Volgens de raadsman is er sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig rijden, waarbij verdachte de macht over het stuur is kwijtgeraakt. Verdachte heeft niet welbewust risico’s aanvaard, waarbij hij zich niet om de gevolgen heeft bekommerd. Ook wijst de raadsman op de medeschuld van de inzittenden; zij hebben verdachte drank gegeven en stapten welbewust bij hem in de auto.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
A)
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 15 februari 2010, zakelijk weergegeven:
We vertrokken 29 november 2008 uit Appingedam en toen we op het [naam straat] reden werden er vervelende opmerkingen gemaakt. Ik werd wat kwaad/pissig draaide mij naar achteren en zei: “is het afgelopen met dat geouwehoer”. Toen ik mij weer omdraaide zag ik twee koplampen en maakte een stuurcorrectie.
In Appingedam heb ik twee/drie biertjes gedronken in korte tijd. Ik sluit niet uit dat ik daarvoor, thuis, ook nog heb gedronken.
B)
Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse nummer 29.11.2008.02.50.0284/3625 d.d. 21 juli 2009, met bijlagen (fotomap en situatie schets), onder meer inhoudende zakelijk weergegeven:
Het ongeval is niet te wijten aan een technisch gebrek, doch moet worden gezocht in de rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de personenauto
Verkeersongeval vond plaats binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Delfzijl.
Het ongeval vond plaats in de oorspronkelijke rijrichting van het voertuig.
Er waren geen bijzonderheden met betrekking tot het onderhoud van de weg. Er gold ter plaatse een maximum snelheid van 50 km/u. De weg was opengesteld voor openbaar verkeer. Geen bijzonderheden aangetroffen die van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
Het was nacht, de openbare verlichting was in werking, het weer was helder en droog. Het wegdek was droog.
C)
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut omtrent de snelheidsbepaling d.d. 16 juni 2009 opgesteld door ir. [naam deskundige], opgenomen als bijlage van proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse nummer 29.11.2008.02.50.0284/3625 d.d. 21 juli 2009, onder meer inhoudende zakelijk weergegeven:
Voorafgaande aan de botsing met de boom, rekening houdend met het snelheidsverlies van de botsing met de lichtmast was de snelheid van de Volkswagen ten minste 90 km/u. Hiervoor geldt een betrouwbaarheid, geschat met behulp van de in dit rapport beschreven Monte Carlo analyse, van 99%.
D)
Een schriftelijk bescheid, te weten een verslag betreffende het overlijden van [slachtoffer1] op 29 november 2008, opgesteld door [naam arts], arts Maatschappij en Gezond GGD Groningen, inhoudende:
Betrokkene is overleden aan de gevolgen van fors inwerkend geweld van buitenaf, zoals passend bij het verkeersongeluk.
E)
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] nummer PL01MC/08-149718 d.d. 29 november 2008, opgenomen op pagina 10 van dossier nummer PL01ME/08-009791 d.d. 7 januari 2009, verder te noemen “het dossier”, inhoudende:
Als gevolg van de aanrijding heb ik twee gebroken ribben, mijn rechtersleutelbeen is gebroken, ik heb een klaplong, een hersenschudding, een hoofdwond, een wond aan mijn oor en een stijve rug.
F)
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 18 december 2008 opgenomen in het onder E genoemde dossier, onder meer inhoudende zakelijk weergegeven:
Bloedgever [naam verdachte] geboren op [geboortedatum/-plaats verdachte] wonende te woonadres/-plaats verdachte]. Zegelnummer 582478 ontvangen op 10 december 2008.
Op 10 december 2008 werd op het NFI ontvangen een bloedblok voorzien van zegelnummer 582478. Het resultaat van de analyse bedroeg, na aftrek van de wettelijk voorgeschreven correctie 1,19 milligram ethanol per milliliter bloed.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten en onder verwijzing naar de genoemde bewijsmiddelen het volgende.
Bewijsmotivering
Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en overige omstandigheden van het geval.
Verdachte is al bestuurder van een personenauto gaan optreden terwijl hij aanzienlijk meer had gedronken dan volgens artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 is toegestaan om nog een motorvoertuig te mogen besturen.
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte ten tijde van het ongeval veel te hard reed. Immers reed verdachte op een weg waar 50 kilometer per uur was toegestaan ten minste met een snelheid van 90 kilometer per uur. Daar komt nog eens bij dat verdachte zich op een gegeven moment niet heeft geconcentreerd op de weg door achterom te kijken naar en te praten met medepassagiers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Voor het overige is de rechtbank niet gebleken van enige andere oorzaak van het ongeval.
Gelet op de bovengenoemde omstandigheden in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte in zodanige mate de te betrachten voorzichtigheid heeft overtreden dat dit is te bestempelen als roekeloos.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet welbewust risico’s heeft aanvaard en dat er sprake is van medeschuld aan de zijde van de inzittenden en dat derhalve verdachte geen roekeloosheid kan worden verweten. De rechtbank deelt deze visie niet. Het gegeven dat de mede-inzittenden verdachte zelf drank hebben aangeboden en welbewust bij hem in de auto zijn gestapt, ontneemt verdachte op geen enkele wijze zijn eigen verantwoordelijkheid om te gaan rijden in de toestand waarin hij verkeerde. Daarnaast zijn de snelheid waarmee werd gereden en het niet op de rijbaan letten enkel toe te rekenen aan een gedraging van verdachte.
Ook in het geval verdachte een stuurcorrectie heeft toegepast in verband met een tegenligger, zoals hij zelf heeft verklaard, doet dit naar het oordeel van de rechtbank geen enkele afbreuk aan zijn hiervoor beschreven onvoorzichtigheid.
Met betrekking tot de gestelde medeschuld overweegt de rechtbank verder nog dat - wat overigens ook van deze stelling zij - zelfs als medeschuld zou worden aangenomen dit onverlet laat dat het ongeluk en de gevolgen daarvan redelijkerwijs aan verdachtes gedrag kunnen worden toegerekend.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het overlijden van [slachtoffer 1] en het zwaar lichamelijk letsel en de daaruit voortvloeiende ziekte en langdurige beperking van [slachtoffer 2], in een direct causaal verband staan met het ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 29 november 2008, te Delfzijl, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig personenauto, daarmede rijdende over de weg, het [naam straat], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos te gaan rijden terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank en te rijden met een snelheid die aanmerkelijk boven de ter plaatse geldende maximumsnelheid lag en tijdens de rit korte tijd niet op het verloop van de weg te letten en daardoor een bocht naar links niet of niet tijdig op te merken en vervolgens met het door hem bestuurde voertuig in de naast de weg gelegen berm te geraken en vervolgens de controle over zijn voertuig te
verliezen en vervolgens tegen een in die berm staande lichtmast en een boom te botsen, waardoor een ander, mede-inzittende van die auto, genaamd [slachtoffer 1], werd gedood en een ander, mede-inzittende van die auto, genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten twee gebroken ribben, een gebroken sleutelbeen, een klaplong, een hersenschudding, een hoofdwond, een oorwond en een stijve rug, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht,
terwijl
de schuld bestaat in roekeloosheid, en
het feit mede is veroorzaakt doordat schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, en
de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet.
Strafoplegging
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Tevens vordert de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 4 jaren.
Voorst heeft de officier van justitie rekening gehouden met artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte first offender is met betrekking tot verkeersdelicten is en dat de onderhavige strafzaak verdachte niet ongemoeid heeft gelaten en ook voor hem zelf grote gevolgen heeft gehad. Zo zit verdachte in de schuldhulpverlening.
De raadsman pleit derhalve voor een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de reclasseringsrapportage en het onderzoek op de terechtzitting, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft gevaarzettend gedrag vertoond in het verkeer en de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht door, na het nuttigen van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, met hoge snelheid deel te nemen aan het verkeer. Daarbij heeft verdachte niet steeds zijn aandacht bij het besturen gehad, waardoor uiteindelijk een ernstig verkeersongeval is veroorzaakt. Hierdoor is aan inzittende [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toegebracht en is inzittende [slachtoffer 1] om het leven gekomen.
Door zijn handelen heeft verdachte aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] ongekend groot leed toegebracht en ook [slachtoffer 2] is veel leed toegevoegd. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Naar het oordeel van de rechtbank doet de eis van de officier van justitie onvoldoende recht aan de aard en ernst van het feit. Het is duidelijk de bedoeling van de wetgever zwaar te straffen als sprake is van (meerdere) strafverzwarende omstandigheden. De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te noemen duur passend. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank onder meer gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd. De rechtbank ziet in de justitiële documentatie van verdachte en zijn blijk van inzicht in de gevolgen, aanleiding om de straf enigszins te matigen.
De rechtbank zal, gelet op het bovengenoemde, naast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf tevens een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen van aanzienlijke duur.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikel 63 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van ZESENDERTIG (36) MAANDEN.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier (4) jaren.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest, voordat deze uitspraak voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, op de duur van die ontzegging in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, S. Tempel en K.K. Lindenberg, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2010.