RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 429089/09-17612
G., wonende te [adres],
eiser, hierna te noemen G.,
gemachtigde mr. E.J. Luursema, advocaat te Hoogezand,
H., wonende te [adres],
gedaagde, hierna te noemen H.,
in persoon procederende.
G. heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd H. te veroordelen tot betaling van € 3.952,83 vermeerderd met rente en kosten. H. heeft geantwoord met conclusie tot afwijzing van het gevorderde. De kantonrechter heeft vervolgens een comparitie van partijen bepaald, die in aanwezigheid van G., H. en mr. Luursema heeft plaatsgevonden op 4 februari 2010. Van hetgeen partijen hebben verklaard, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Hierna is vonnis bepaald op heden.
1.1 Tussen partijen staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken het volgende vast.
1.2 G. heeft op 13 januari 2009 een koopovereenkomst gesloten met F., hierna te noemen F., ter zake van een appartementsrecht aan de [adres] voor een prijs van € 92,500,00 kosten koper.
1.3 G. heeft in het kader van deze overeenkomst op 18 maart 2009 € 3.400,00 aan H. overgemaakt. Om er voor te zorgen dat F. een hypotheek kon krijgen, heeft H. met dit bedrag de schulden van F. afgelost.
1.4 Aan F. is uiteindelijk geen hypotheek verstrekt. Er heeft geen eigendomsoverdracht c.q. levering van het onroerend goed plaatsgevonden.
2.1 Naast de vaststaande feiten legt hij het volgende aan vordering ten grondslag.
2.2 Omdat F., in verband met openstaande schulden, geen hypotheek kon krijgen, heeft hij op telefonisch verzoek van H., die F. in zijn hoedanigheid van makelaar bijstond, een bedrag van € 3.400,-- aan H. ter beschikking gesteld. Deze heeft daarmee de schulden van F. afgelost. Nu evenwel geen eigendomsoverdracht van het onroerend goed heeft plaatsgevonden, stelt hij zich op het standpunt dat H., met wie hij afspraken heeft gemaakt, gehouden is tot terugbetaling van bedoelde € 3.400,00.
2.3 Omdat H. niet tot betaling van voormeld bedrag overging, heeft hij zich genoodzaakt gezien de vordering ter incasso uit handen te geven. Hij maakt aanspraak op wettelijke rente (€ 17,33) en buitengerechtelijke kosten (€ 535,50).
2.4 Van een onderhandse akte of een schuldbekentenis, die ter zake van het bedrag van € 3.400,00 tussen hem en F. zou zijn opgemaakt, is hem niets bekend.
3.1 Hij voert - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - het volgende als verweer aan.
3.2 Met betrekking tot de schulden van F. kwam G. bij hem met het voorstel om deze voor F. te voldoen. Hij heeft vervolgens uitgezocht dat het om een bedrag van maximaal € 3.400,00 ging. G. heeft voor dat bedrag een schuldbekentenis opgemaakt en heeft deze laten tekenen door F. Nadat hij het bedrag van G. had ontvangen, heeft hij de schulden van F. voldaan.
3.3 Hij stelt zich op het standpunt dat het niet verkrijgen door F. van een hypotheek hem niet kan worden tegengeworpen. Als een soort "doorgeefluik" heeft hij slechts gehandeld in het belang van G.. Hij heeft geen enkele verplichting ten opzichte van G. G. dient zich voor bedoeld bedrag te vervoegen bij F.
3.4 Op hetgeen hij voorts nog heeft aangevoerd zal bij de beoordeling worden ingegaan, voor zover dit relevant blijkt te zijn voor de (eventuele) uitkomst van deze procedure.
4.1 Vast staat dat G. op 18 maart 2009 ter aflossing van de schulden van F. een bedrag van € 3.400,00 op de rekening van H. heeft overgemaakt. Het doel daarvan was gelegen in het verkrijgen door F. van een hypotheek inzake de aankoop van het appartementsrecht aan [adres].
4.2 H. beroept zich ter zake van bedoelde € 3.400,00 op een onderhandse akte of schuldbekentenis die tussen G. en F. is opgemaakt en die door hen is ondertekend. G. heeft het bestaan van een dergelijk stuk nadrukkelijk weersproken. Dit betekent dat de bewijslast daarvan op H. rust. Nu deze echter tijdens de comparitie heeft laten weten dat hij niet de beschikking heeft over (een afschrift of kopie van) bedoeld stuk en dat hij zijn stelling derhalve niet kan bewijzen, zal worden uitgegaan van de juistheid van hetgeen ter zake door G. naar voren is gebracht. Het beroep van H. zal worden gepasseerd.
4.3 Wat er ook zij van de wijze waarop het contact tussen partijen tot stand gekomen is, op grond van het voorgaande mocht G. er naar het oordeel van de kantonrechter van uitgaan dat hij met betrekking tot het door hem over te maken bedrag van € 3.400,00 slechts te maken had met H. Immers was het H., die zou zorg dragen voor het aflossen van de schulden van F. Bovendien mocht G. vertrouwen op de deskundigheid van H., omdat deze, naar onweersproken is gesteld, F. bijstond in zijn hoedanigheid van makelaar. G. heeft met het overmaken van een bedrag van € 3.400,00 aan H. "zijn lot" ter zake in diens handen gelegd. Aan het verweer van H., dat hij slechts als "doorgeefluik" heeft gefungeerd, zal dan ook worden voorbijgegaan. Indien H. al iets anders voor ogen had dan hiervoor overwogen, had het, zeker gelet op zijn deskundigheid, op zijn weg gelegen om daaraan op de door hem gewenste wijze invulling te geven door bijvoorbeeld het opmaken van een contract. Nu hij dit niet heeft gedaan, komt dit voor zijn risico.
4.4 Het beoogde doel, zoals hiervoor onder 4.1 omschreven, is niet bereikt. Vast staat immers dat aan F. geen hypotheek is verstrekt en dat er uiteindelijk geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden. Op grond hiervan komt het de kantonrechter niet onredelijk voor dat G. terugbetaling verlangt van het door hem betaalde bedrag.
4.5 Zoals hiervoor reeds is overwogen mocht G. er op vertrouwen dat hij slechts te maken had met H. en dat met het overmaken van een bedrag van € 3.400,00 een tegenprestatie zou worden geleverd. Nu een tegenprestatie evenwel is uitgebleven, is H. naar het oordeel van de kantonrechter gehouden tot terugbetaling aan G. van vorenbedoeld bedrag. H. zal dan ook dienovereenkomstig worden veroordeeld. Nu de meegevorderde rente door H. niet is weersproken, zal ook deze worden toegewezen.
4.6 De vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten is onvoldoende onderbouwd. De gemachtigde van G. heeft nagelaten concreet invulling te geven aan haar daadwerkelijk verrichte incassowerkzaamheden. Deze kosten kunnen door één of enkele sommatie(s) niet worden gedragen. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan. Deze kosten zullen dan ook worden afgewezen.
4.7 Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal H. worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
veroordeelt H. om tegen bewijs van betaling aan G. te voldoen een bedrag van € 3.417,33 vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.400,00 vanaf 19 oktober 2009 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt H. in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van G. tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 94,31 aan dagvaardingskosten, € 208,00 aan griffierecht en € 350,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en op 4 maart 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.