ECLI:NL:RBGRO:2010:BL5539

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
25 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670440-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ramkraak met gestolen bestelbus en mishandeling van politieagenten tijdens achtervolging

Op 25 februari 2010 deed de Rechtbank Groningen uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een ramkraak en een achtervolging door de politie. De verdachte had in de nacht van 30 oktober 2009 samen met een mededader een ramkraak gepleegd op een elektronicawinkel in Ter Apel, waarbij vier flatscreen-tv's werden gestolen. Tijdens de vluchtpoging werd de verdachte achtervolgd door zowel Nederlandse als Duitse politieagenten. Tijdens deze achtervolging stopte de verdachte twee keer en reed hij met een gestolen bestelbus achteruit tegen een politievoertuig aan, wat leidde tot schade en lichte verwondingen bij de Duitse agenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan de agenten, omdat de snelheid waarmee hij achteruit reed niet voldoende was om ernstig letsel te veroorzaken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, maar achtte hem wel schuldig aan diefstal en mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en opname in een behandelcentrum. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670440-09 (promis)
datum uitspraak: 25 februari 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. M.C. van Linde
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans preventief gedetineerd in [detentieadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 februari 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 30 oktober 2009, te Ter Apel, in de gemeente Vlagtwedde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij het [straatnaam] gelegen (winkel)pand heeft weggenomen vier, althans een of meer, tv's (flatscreens), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 29 oktober 2009 tot en met 30 oktober 2009, in de gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aan of nabij de [straatnaam] staande auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij, op of omstreeks 30 oktober 2009, te Lindlo, in elk geval in de Bondsrepubliek Duitsland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer ambtenaren van de Duitse politie, genaamd [namen Duitse agenten], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (plotseling) tot stilstand heeft gebracht, op een moment dat een door die [naam Duitse agent] bestuurd motorrijtuig zich dicht achter het door verdachte bestuurde motorrijtuig bevond en/of (vervolgens) met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, (met aanzienlijke snelheid) (achteruit) tegen het door die [naam Duitse agent] bestuurde motorrijtuig aan is gereden en/of gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op of omstreeks 30 oktober 2009, te Lindlo, in elk geval in de Bondsrepubliek Duitsland,
opzettelijk mishandelend tegen een motorrijtuig is gereden en/of gebotst waarin een of meer ambtenaren van de Duitse politie, genaamd [namen Duitse agenten], gezeten waren,
waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
4.
hij, op of omstreeks 30 oktober 2009, te Emmer-Compascuum, in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer personen genaamd [namen Nederlandse agenten], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (plotseling) tot stilstand heeft gebracht op een moment dat een door die [naam Nederlandse agente] bestuurd motorrijtuig zich (dicht) achter het door verdachte bestuurde motorrijtuig bevond en/of (vervolgens) (met hoge snelheid) achteruit (in de richting van het door die [naam Nederlandse agente] bestuurde motorrijtuig) is gaan rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsvraag ten aanzien van de feiten 1 en 2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van de aangiftes van [aangever 1] en
[aangever 2], de verklaring van verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte,
nr. 2009107958-1, d.d. 30 oktober 2009, voorzover inhoudende de verklaring van
[aangever 1], zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 30 oktober 2009 omstreeks 04:00 uur werden mijn man en ik gebeld door de politiemeldkamer dat er was ingebroken in onze zaak, bruin witgoed winkel [naam winkel] op het [straatnaam] te Ter Apel. We zijn direct naar de zaak gereden. Ik zag dat het grote voorraam van de zaak eruit was. Ik hoorde [naam partner] zeggen dat er vier tv’s waren weggenomen. Het gaat om vier LCD tv’s.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor medeverdachte,
nr. 2009107958-28, d.d. 5 november 2009, voorzover inhoudende de verklaring van [naam medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Rond 02:00 of 02:30 uur, dit was dan al op vrijdag 30 oktober, zijn wij weggereden. [verdachte] reed en ik zat er naast, wij waren met ons tweeën. Ik had voorgesteld om weer naar het elektronicabedrijf [naam bedrijf] te Ter Apel te gaan, omdat we hier al een keer eerder waren geweest voor een ramkraak. Wij zijn vervolgens met de bus op de winkel afgereden. We kwamen met de bus tegen de ruit aan van de winkel en deze ging kapot. Ik ben de winkel binnen gegaan. Ik ben meteen richting de plasma tv’s gelopen. Ik zag dat [verdachte] een tv van de muur afpakte. Ik weet niet exact hoeveel, maar ik gok op ongeveer 6 televisies. We hebben de tv’s in de bus gedaan. Ze hebben mij en [medeverdachte] gepakt en die tv’s lagen in de bus toen wij werden gepakt.
Feit 2
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte,
nr. 2009051150-1, d.d. 30 oktober 2009, inhoudende de verklaring van [aangever 2].
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 oktober 2009 te Ter Apel, in de gemeente Vlagtwedde, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan het [straatnaam] gelegen (winkel)pand heeft weggenomen vier tv's (flatscreens), toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
2.
hij in de periode van 29 oktober 2009 tot en met 30 oktober 2009, in de gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aan de [straatnaam] staande auto, toebehorende aan [aangever 2].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Bewijsvraag ten aanzien van de feiten 3 en 4
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de onder 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten ook wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte], de surveillancerapporten van de Duitse verbalisanten [namen Duitse agenten] en het proces-verbaal van bevindingen van de Nederlandse verbalisanten [namen Nederlandse agenten].
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de onder 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en verzoekt verdachte van die feiten vrij te spreken. De raadsman voert daartoe aan dat verdachte niet willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op de koop toe heeft genomen. De snelheid waarmee verdachte achteruit is gereden staat niet vast. In de tenlastelegging van deze feiten is opgenomen dat de bus stil stond en dat beide politieauto’s dichter achter de bus stonden. Hierdoor rijst de vraag of er wel voldoende ruimte was om een aanzienlijke/hoge snelheid te behalen. Naar de mening van de raadsman is hiervan geen sprake. De schade aan het Duitse politievoertuig was ook niet zodanig dat de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op zou kunnen leveren.
Het onder 3 subsidiair tenlastegelegde acht de raadsman wel wettig en overtuigend bewezen.
Beoordeling
Vrijspraak van de feiten 3 primair en 4
Onder 3 primair en 4 is verdachte tenlastegelegd dat hij gepoogd heeft opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan de in de tenlastelegging genoemde personen door het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen en vervolgens met aanzienlijke/hoge snelheid achteruit te rijden in de richting van de politievoertuigen die zich telkens dicht achter het door verdachte bestuurde motorrijtuig bevonden, waarbij verdachte bij het onder 3 primair tenlastegelegde ook daadwerkelijk tegen het betreffende politievoertuig is gebotst.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tijdens de achtervolging door de Duitse en Nederlandse politievoertuigen stopte verdachte twee maal. De eerste keer reed het Duitse politievoertuig achter de door verdachte bestuurde bus. Het Duitse politievoertuig stopte enkele meters achter de door verdachte bestuurde bus. Vervolgens reed verdachte achteruit tegen het Duitse politievoertuig aan. Als gevolg daarvan is schade aan dit voertuig ontstaan en hebben de agenten die zich in dit voertuig bevonden lichte verwondingen opgelopen. Hierna is de achtervolging voortgezet, waarbij het Nederlandse politievoertuig achter de door verdachte bestuurde bus reed. Verdachte zette voor de tweede maal de bus stil. Het Nederlandse politievoertuig stopte ongeveer 15 meter achter de door verdachte bestuurde bus. Verdachte reed wederom achteruit richting het politievoertuig, maar doordat de Nederlandse agente met het politievoertuig ook achteruit is gaan rijden, heeft er geen botsing plaatsgevonden. Bij beide incidenten verklaren de verbalisanten dat verdachte in alle hevigheid en met hoge snelheid achteruit reed.
De rechtbank is er niet van overtuigd dat met het -vanuit stilstand- achteruitrijden met de bestelbus over een relatief korte afstand, in casu vijf respectievelijk vijftien meter, een zodanig hoge snelheid kan worden bereikt dat, wanneer met die bestelbus vervolgens tegen een op die relatief korte afstand stilstaande personenauto wordt gebotst, daarmee aan inzittenden van die personenauto zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht. Aangezien de rechtbank hiervan niet overtuigd is, zal verdachte van de onder 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken.
Feit 3 subsidiair
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen,
nr. 2009107958-35, d.d. 8 november 2009, voorzover inhoudende de verklaring van
[namen Nederlandse agenten], zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 30 oktober 2009 zou een ramkraak hebben plaatsgevonden waar een wit/grijze bus bij betrokken was. Wij, verbalisanten, zagen dat de witte Mercedes bus met volle vaart achteruit reed tegen de voorzijde van het dienstvoertuig van de Duitse collega’s en vervolgens weer vooruit reed. Wij, verbalisanten, zagen dat er een forse aanrijding ontstond. Wij, verbalisanten, zagen rook en hoorden een knal.
- Een schriftelijk stuk, te weten een surveillancerapport, dossiernummer 2009 01 470 706, d.d. 11 november 2009, in de Duitse taal opgemaakt door [naam Duitse agente] en in het Nederlands vertaald, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 oktober 2009 zetten wij de achtervolging in achter een witte bestelwagen. Van de [straatnaam] slaat hij rechtsaf de [straatnaam] in, die richting de zogenaamde ‘groene grens’ leidt (grensovergang Rütenbrock/Emmer Compascuum). Enkele meters na het oversteken van de [straatnaam] stopt de witte bestelwagen plotseling en midden op de weg. De bestuurder zet de auto in de achteruitgang en rijdt met alle hevigheid achteruit in op de surveillanceauto. Bij de bestuurder van de witte bestelwagen gaat het om [naam verdachte].
- Een schriftelijk stuk, te weten een notitie, dossiernummer 2009 01 470 706, d.d.
4 november 2009, in de Duitse taal opgemaakt door [naam Duitse agente] en in het Nederlands vertaald, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Nadat onze surveillanceauto door de bestelwagen werd geramd, voelde ik pijn in mijn hals/hoofd.
- Een schriftelijke stuk, te weten een attest, d.d. 12 november 2009, in de Duitse taal opgemaakt door [naam arts] en in het Nederlands vertaald, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hiermee wordt bevestigd, dat bovengenoemde patiënte, [naam Duitse agente], wegens de navolgende diagnose voor behandeling op mijn spreekuur was:
- halswervelkolom distorsie
- Een schriftelijk stuk, te weten een surveillancerapport, dossiernummer 2009 01 470 706, d.d. 11 november 2009, in de Duitse taal opgemaakt door [naam Duitse agent] en in het Nederlands vertaald, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wanneer wij ons ter hoogte van de huizen aan de [straatnaam] bevinden, stopt de bestuurder plotseling de bestelwagen. Op dat moment bevinden wij ons nog op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland. De bestuurder rijdt de bestelwagen met grote snelheid achteruit en ramt in alle hevigheid de voorkant van de surveillanceauto.
- Een schriftelijk stuk, te weten een notitie, dossiernummer 2009 01 470 706, d.d.
11 november 2009, in de Duitse taal opgemaakt door [naam Duitse agent] en in het Nederlands vertaald, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door het in de onderhavige zaak door de verdachte [naam verdachte], verdere persoonsgegevens onbekend, veroorzaakte ongeval raakte ik met mijn hoofd waarschijnlijk tegen een niet helemaal naar boven geklapte zonneklep. Hierbij liep ik een kleine schaafwond aan de frontale schedel op.
- Een schriftelijke stuk, te weten een doktersattest, d.d. 2 november 2009, in de Duitse taal opgemaakt door [naam arts] en in het Nederlands vertaald, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: [naam Duitse agent]. Diagnose: schaafwond mediale, frontale schedel.
De rechtbank acht, op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 30 oktober 2009, te Lindloh, opzettelijk mishandelend tegen een motorrijtuig is gereden en/of gebotst, waarin ambtenaren van de Duitse politie, genaamd [namen Duitse agenten], gezeten waren, waardoor deze letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2. diefstal.
3. subsidiair
mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, waarbij de aanwijzingen en voorschriften ook een opname voor de duur van 4 maanden binnen het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) te Eelde voor nadere observatie en diagnostiek mogen inhouden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met de kanttekeningen die hij geplaatst heeft met betrekking tot de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten. Naar aanleiding van deze opmerkingen zou er een lagere straf opgelegd moeten worden dan zoals door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman is het met de officier van justitie eens dat een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk en een voorwaardelijk deel passend is. De raadsman verzoekt daarbij rekening te houden met het omtrent de persoon van verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een vrijheidsstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een onvoorwaardelijk en een voorwaardelijk deel.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een ramkraak. Bij deze ramkraak is gebruik gemaakt van een bestelbus, die door verdachte op voorhand was gestolen om bij de ramkraak te kunnen gebruiken. Verdachte reed in de bus terwijl hij voorafgaand aan de ramkraak alcohol had genuttigd en amfetamine en cocaïne had gebruikt. Met de bus is het grote voorraam van de elektronicazaak geramd en vervolgens zijn vier tv’s weggenomen. Bij dezelfde elektronicazaak hadden verdachte en zijn medeverdachte ook al eerder een inbraak gepleegd. Door de ramkraak en diefstal is veel schade en overlast veroorzaakt en is veel hinder toegebracht aan de gedupeerde personen.
Na afloop van de ramkraak is verdachte op de vlucht geslagen, terwijl hij achtervolgd werd door Duitse en Nederlandse politieagenten. Tijdens de achtervolging heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling, door met de bus achteruit te rijden en tegen het Duitse politievoertuig te botsen. Door deze aanrijding zijn de Duitse agenten gewond geraakt. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de Duitse agenten en de gezondheid van de Duitse agenten benadeeld door pijn en letsel te veroorzaken.
Verdachte heeft zeer uitgebreide documentatie op het gebied van vermogensdelicten. Verdachte is zeven dagen voorafgaand aan de onderhavige feiten vrijgekomen uit detentie. Hij is derhalve direct na zijn detentie doorgegaan met het plegen van strafbare feiten en het duperen van anderen. De rechtbank rekent verdachte dit zeer aan.
Uit het door VNN omtrent de persoon van verdachte opgemaakte reclasseringsrapport blijkt dat bij verdachte sprake is van problematisch middelengebruik. VNN acht de kans op recidive zeer hoog indien verdachte geen behandeltraject gaat volgen. Daarom wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en opname voor de duur van 16 weken in het IMC te Eelde voor nadere observatie en diagnostiek op te leggen. De rechtbank zal dit advies volgen en de genoemde bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen vrijheidsstraf. Omdat de rechtbank minder bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie bewezen achtte, zal de op te leggen vrijheidsstraf van kortere duur zijn dan door de officier van justitie is gevorderd.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 2
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever 2], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust en deze opgave mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard zal worden, aangezien de vordering niet eenvoudig van aard is en de vordering onvoldoende onderbouwd is door de benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd door de benadeelde partij.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij niet van zodanig eenvoudige aard, dat deze zich leent voor behandeling in dit strafproces. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de vordering onvoldoende door de benadeelde partij is onderbouwd, aangezien de benadeelde partij de vordering onvoldoende met onderliggende stukken heeft gestaafd en dit ter zitting niet heeft aangevuld.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Feit 4
Als benadeelde partij hebben zich in het strafproces gevoegd [naam Nederlandse agente], woonplaats kiezende te [woonplaats] en [naam Nederlandse agente], woonplaats kiezende te [woonplaats].
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen toe te wijzen tot € 500,00 per vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de benadeelde partijen wel recht hebben op enige vergoeding van immateriële schade, maar omdat ze feitelijk geen letsel hebben opgelopen vindt de raadsman een bedrag van € 500,00 per vordering te hoog.
Beoordeling
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn. Dit houdt in dat de vorderingen niet in dit strafgeding worden afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 300, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslising
De rechtbank:
- verklaart het onder 3 primair en 4 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1, 2 en 3 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
- de hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten opnemen in het IMC te Eelde voor de duur van 16 weken voor nadere observatie en diagnostiek.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [aangever 2], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Verklaart de benadeelde partij [naam Nederlandse agente], woonplaats kiezende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Verklaart de benadeelde partij [naam Nederlandse agente], woonplaats kiezende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. P.H.M. Smeets, voorzitter, mrs. L.W. Janssen en J.M.M. van Woensel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 februari 2010.