ECLI:NL:RBGRO:2010:BL5258

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
8 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670411-09 (promis)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van een 86-jarige man met een wandelstok, resulterend in zwaar lichamelijk letsel en een contactverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 8 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling van een 86-jarige man, aangeduid als [aangever]. De feiten vonden plaats op 13 en 14 oktober 2009 in de gemeente Groningen, waar de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebracht aan [aangever] door hem met een wandelstok te slaan en hem op te pakken en door de kamer te gooien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling, wat werd ondersteund door de aangifte van [aangever], medische verklaringen en getuigenverklaringen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het letsel had veroorzaakt, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een contactverbod met [aangever]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, wat leidde tot een langdurige opname in een verpleeghuis. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het feit. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en een contactverbod met [aangever].

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670411-09 (promis)
datum uitspraak: 8 februari 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. J.M. Keizer
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2009 in de gemeente Groningen
aan een persoon genaamd [aangever] (geboren [geboortedag] 1923),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (zwaar gekneusde pols(en)/arm(en), Post
Traumatisch Stress(syndroom) en/of een hersenschudding) heeft toegebracht,
door deze opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het lichaam en/of de arm(en)
en/of de be(e)n(en) te slaan met een (wandel)stok, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist(en) tegen het hoofd te
slaan/stompen,
- meermalen, althans eenmaal, op te pakken en door de kamer te gooien,
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 oktober 2009 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [aangever] (geboren [geboortedag] 1923), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [aangever] (telkens met kracht)
- meermalen, althans eenmaal, (met een (wandel)stok) op/tegen het lichaam
en/of de arm(en) en/of de be(e)n(en) heeft geslagen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist(en) tegen het hoofd heeft
geslagen/gestompt,
- meermalen, althans eenmaal, heeft opgepakt en/of (vervolgens) door de kamer
heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 oktober 2009 te Groningen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [aangever] (geboren [geboortedag] 1923)),
(telkens met kracht)
- meermalen, althans eenmaal, (met een (wandel)stok) op/tegen het lichaam
en/of de arm(en) en/of de be(e)n(en) heeft geslagen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist(en) tegen het hoofd heeft
geslagen/gestompt,
- meermalen, althans eenmaal, heeft opgepakt en/of (vervolgens) door de kamer
heeft gegooid,,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (zwaar gekneusde
pols(en)/arm(en), Post Traumatisch Stress(syndroom) en/of een
hersenschudding), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2009 te Groningen
opzettelijk [aangever] (geboren [geboortedag] 1923), wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet
- die [aangever] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "En nu ben ik de baas en
jij gaat in de stoel zitten" en/of "Je komt er alleen maar uit tussen 6
plankjes", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) de kamerdeur en/of voordeur heeft vergrendeld, en/of
- die [aangever] meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt/geslagen en/of heeft
geslagen met een (wandel)stok, en/of
- die [aangever] meermalen, althans eenmaal, heeft vastgepakt en/of door de
kamer gegooid;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
Feit 1, primair:
invoegen na “gekneusde”: “handen/”.
Deze vordering is door de rechtbank op de terechtzitting, gehoord verdachte en de raadsman, toegewezen.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van de verklaringen van aangever, de in het dossier aanwezige foto’s en de medische verklaring. Ten aanzien van de onderdelen Post Traumatische Stresssyndroom en/of een hersenschudding heeft de officier van justitie haar twijfel geuit, waarbij zij heeft aangegeven dat de rechtbank zou kunnen kiezen voor de of-variant en anders verdachte vrij te spreken voor deze onderdelen. De officier van justitie acht zwaar lichamelijk letsel bewezen, nu aangever langdurig moest worden opgenomen in een verpleeghuis.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte degene is geweest die het letsel heeft toegebracht. Aangever wijst verdachte als de dader aan, terwijl getuige [getuige] twee mannen ziet, waarbij de jongeman wordt aangeduid als stiefzoon. Deze jongere persoon is naar het huis van aangever terug gegaan om spullen te halen, zo verklaart [getuige], wat strookt met de eigen verklaring van verdachte. Dat iemand anders spullen in de woning van aangever had, is niet gebleken. De betrokkenheid van verdachte blijkt ook uit zijn verklaring tijdens het verhoor inverzekeringstelling op 14 oktober 2009, dat hij anderhalve dag geleden met iemand een verbaal conflict heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2, wederrechtelijke vrijheidsberoving, heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat de verklaring van aangever niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat feit 1, in al haar varianten, niet wettig en overtuigend bewezen is.
Allereerst biedt het dossier forensisch noch tactisch bewijs dat verdachte in de woning van aangever is geweest. Slechts aangever verklaart hieromtrent. Getuige [getuige] heeft slechts twee personen buiten de woning gezien en weet niet wie de tweede persoon, naast aangever, is. Bovendien was verdachte fysiek niet in staat aangever op te pakken en door de kamer te gooien, zoals is ten laste gelegd. Verdachte loopt moeilijk en heeft veel pijn aan zijn heup.
Tevens valt niet uit te sluiten dat het letsel bij aangever op een andere wijze, bijvoorbeeld door een val, is ontstaan of dat aangever zich zelf het letsel heeft toegebracht.
Het DNA-onderzoek kan niet worden meegenomen, nu niet is komen vast te staan hoe en wanneer het celmateriaal op de wandelstok is terechtgekomen. Ook de medische verklaring van drs. Naujocks geeft geen uitsluitsel over het ontstaan van het letsel. De raadsman heeft verzocht de zaak aan te houden om drs. Naujocks als getuige te horen, mocht de rechtbank feit 1 bewezen achten.
De raadsman heeft gesteld dat van zwaar lichamelijk letsel geen sprake is. Met betrekking tot het letsel is er slechts één objectieve verklaring en dat is de verklaring van drs. Naujocks. Afgezien van (tekenen van) een hersenschudding is uit deze verklaring het ten laste gelegde letsel niet af te leiden.
Ook van een poging tot zware mishandeling is geen sprake. Aangever is de mogelijkheid gegeven meerdere keren zelfstandig in de keuken zijn handen te wassen. Daarnaast had aangever de mogelijkheid op verschillende momenten drie sloten te openen, terwijl verdachte aan het stofzuigen was. Dit is een verhinderende omstandigheid, afhankelijk van verdachte.
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. De verklaring van aangever is ongeloofwaardig en wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Bovendien leveren de ten laste gelegde gedragingen geen overtredingen op in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat feit 2, de wederrechtelijke vrijheidsberoving, niet wettig en overtuigend bewezen is. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van feit 1 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 13 oktober 2009, opgenomen op pagina 28 e.v. van dossier nr. PL01KN/2009101906 d.d. 29 december 2009, inhoudende de aangifte van [aangever] (zakelijk weergegeven):
Ik woon aan het [adres] te Groningen. Af en toe verblijft er een vriend, [naam verdachte].
(p 29) Vanmorgen kwam hij weer in de woning.
Ik zag ineens dat hij met zijn gebalde vuist een slaande beweging maakte in de richting van mijn hoofd. Ik voelde dat hij mij op mijn hoofd sloeg. Ik voelde gelijk dat dit pijn deed.
Hij pakte mijn wandelstok en sloeg in mijn richting. Hij raakte mij op de rug en op mijn benen, eigenlijk overal op mijn lichaam. Hij sloeg zo hard dat de stok door midden is gebroken en dat er meerdere striemen zichtbaar zijn op mijn lichaam.
Ik voelde dat hij mij vast pakte en mij hard over de tafel, in de woonkamer, gooide. Hij pakte me daarop weer op en gooide me weer op de grond.
(p 30) Hij sloeg mij daarna weer meerdere keren met de stok op mijn lichaam.
Een proces-verbaal d.d. 10 december 2009, opgenomen op pagina 36 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [aangever] (zakelijk weergegeven):
(p 37) De artsen in het UMCG kwamen tot de conclusie dat mijn polsen zwaar gekneusd waren. Vanwege de mishandeling werd ik opgenomen in een verpleeghuis. Mijn termijn loopt in januari 2010 af.
De getuigenverklaring, door [aangever] op de terechtzitting afgelegd (zakelijk weergeven):
Verdachte duidt mij aan als stiefvader.
Een proces-verbaal d.d. 14 oktober 2009, opgenomen op pagina 41 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] (zakelijk weergegeven):
Op 13 oktober 2009 was ik aan het werk in mijn kantoor aan het [adres] te Groningen. Ik zag twee personen. Ik herkende een van de mannen als meneer [aangever], wonende aan het [adres]. Ik zag dat de hand van meneer [aangever] onder het bloed zat en dat zijn shirt onder het bloed zat. Ik hoorde dat meneer [aangever] of de andere man zei dat de andere man de stiefzoon van meneer [aangever] was. De andere man zei dat hij even spulletjes uit de woning ging halen.
Een geschrift, te weten een medische verklaring aangaande [aangever], opgesteld door drs. T. Naujocks, coördinerend forensisch arts, d.d. 8 december 2009, opgenomen op pagina 73 van voormeld dossier, als relaas van drs. T. Naujocks (zakelijk weergegeven):
Door mij werd aanvullende medische informatie opgevraagd bij het UMCG. Betrokkene werd daar gezien op 13 oktober jl. Bij onderzoek bleek sprake van enkele striemen op de rug met aangrenzende bloeduitstortingen. Ook waren bloeduitstortingen zichtbaar aan de buitenzijde van de linker onderarm, in het verlengde van de linkerduim, aan de binnenzijde van de rechterpols en aan de rechterduimmuis. Tevens zou er sprake zijn geweest van een hersenschudding, volgens de behandelaren mogelijk t.g.v. een klap op het hoofd.
Betrokkene was gedurende één nacht ter observatie opgenomen in het ziekenhuis, waarna hij werd overgeplaatst naar verpleeghuis Innersdijk.
Bij controle op 12 november jl. bleek nog steeds sprake van tekenen van een doorgemaakte hersenschudding en pijn en krachtsvermindering van de handen t.g.v. de doorgemaakte kneuzingen.
Wat de meegeleverde foto’s betreft: hier is beiderzijds sprake van vrijwel parallel lopende afwijkingen (typische “tramlines”) die eerder passen bij het slaan met een (rond) vast (elastisch) voorwerp dan bij een val van de trap.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb nog goederen in de woning van [aangever] liggen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Naar het oordeel van de rechtbank is het verdachte geweest die het letsel aan aangever heeft toegebracht onder meer met behulp van een wandelstok van aangever. De rechtbank baseert dit op de aangifte van [aangever] en de getuigenverklaring van [getuige] dat de jongere man, die bij [aangever] was, werd aangeduid als stiefzoon van [aangever] en dat die stiefzoon spulletjes uit de woning ging halen. De laatste verklaring wordt ondersteund door de verklaring die aangever op de terechtzitting heeft afgelegd, dat verdachte hem aanduidt als stiefvader en de eigen verklaring van verdachte dat hij spullen in de woning van [aangever] heeft staan.
Dat verdachte niet in staat is de ten laste gelegde gedragingen te plegen of dat het letsel bij het slachtoffer op een andere wijze is ontstaan, zoals door de raadsman is gesteld, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Gelet op de aard van het letsel, het feit dat [aangever] gedurende een lange periode – drie maanden – in een verpleeghuis is verzorgd en de geconstateerde restverschijnselen, is er sprake van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank ziet geen aanleiding de zaak aan te houden, zoals door de raadsman is verzocht. De medische verklaring van drs. Naujocks is duidelijk en er is dan ook geen noodzaak om drs. Naujocks als getuige nader te horen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 13 oktober 2009 in de gemeente Groningen aan [aangever] (geboren [geboortedag] 1923), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (zwaar gekneusde handen/polsen/armen en een hersenschudding) heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- meermalen met kracht tegen het lichaam en de armen en de benen te slaan met een
wandelstok, en
- met gebalde vuist tegen het hoofd te slaan/stompen,
- meermalen op te pakken en door de kamer te gooien.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
1. primair zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde zware mishandeling wordt veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod ten aanzien van aangever [aangever].
De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit. Verdachte heeft een 86-jarige man afgeranseld, waarvoor hij een forse straf verdient. Ook heeft de officier van justitie rekening gehouden met eerdere bestraffingen in 2005 en 2006, waaruit ook gevaar voor herhaling naar voren komt. Een contactverbod is nodig, omdat het verdachte kennelijk nog steeds niet duidelijk is dat [aangever] de relatie tussen hen heeft beëindigd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, gepleit voor een straf, gelijk aan de duur van het voorarrest. Tevens heeft de raadsman gesteld moeite te hebben met het contactverbod, nu aangever niet expliciet heeft aangegeven dat hij een contactverbod wil.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffer, een 86-jarige man. Ten gevolge van de mishandeling is [aangever] gedurende drie maanden verpleegd in een verpleeghuis. In een schriftelijke slachtofferverklaring omschrijft [aangever] zijn gevoelens van angst en onveiligheid. Hij voelt zich in zijn huidige woning dusdanig onveilig, dat hij zich genoodzaakt voelt te verhuizen. De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar dat hij zich sedert 1999 niet meer schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk feit.
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, een vrijheidsstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank zal de vrijheidsstraf deels voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan een bijzondere voorwaarde te koppelen, inhoudende een algeheel contactverbod met het slachtoffer. Gezien de langdurige relatie die tussen verdachte en [aangever] heeft bestaan, ziet de rechtbank aanleiding om de proeftijd op 3 jaar te stellen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot vier maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 3 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal gedurende de proeftijd geen contact opnemen – op welke wijze dan ook – met [aangever].
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, P.H.M. Smeets en
K.R. Bosker, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 februari 2010.