ECLI:NL:RBGRO:2010:BL3621

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
11 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670535-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de sanctie voor minderjarigen op meerderjarige jongen uit Veendam wegens fietsendiefstallen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 11 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige jongen uit Veendam, die werd beschuldigd van meerdere fietsendiefstallen en geweldsmisdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastegelegde geweldsmisdrijven niet bewezen zijn, waardoor de verdachte daarvan is vrijgesproken. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een herenfiets en een damesfiets, en heeft hem hiervoor veroordeeld tot jeugddetentie.

De feiten zijn als volgt: op 4 augustus 2009 heeft de verdachte samen met anderen een herenfiets (merk Batavus) weggenomen, die toebehoorde aan een ander. Daarnaast heeft hij op 27 juli 2009, tezamen met anderen, een damesfiets (merk Gazelle) gestolen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zou worden veroordeeld tot 9 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op begeleiding en behandeling van zijn verslavingsproblematiek.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en de noodzaak om hem te ondersteunen in zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het sanctierecht voor jeugdigen van toepassing is en heeft de verdachte een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd, met bijzondere voorwaarden die gericht zijn op begeleiding door Bureau Jeugdzorg en verslavingszorg. De rechtbank heeft de verdachte ook de mogelijkheid geboden om zijn straf te ondergaan in een jeugdinrichting, waar hij de nodige ondersteuning kan krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18-670535-09 (promis)
datum uitspraak: 11 februari 2010
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. A.M. Crouwel
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en -datum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in Het Poortje, Jeugdinrichting Veenhuizen te Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 januari 2010.
Tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 04 augustus 2009 te Veendam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (aan/nabij F.J.
de Zeestraat staande) (heren)fiets (merk Batavus), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 04 augustus 2009 te Veendam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(aan/nabij F.J. de Zeestraat staande) (heren)fiets (merk Batavus), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 04
augustus 2009 te Veendam en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar opzettelijk
- de fiets, waarop die [medeverdachte] reed/zat, voor die [medeverdachte] vast/gereed te
houden, en/of
- voor die [medeverdachte] op de uitkijk te staan teneinde die [medeverdachte] bij onraad te
waarschuwen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(gevoegd parketnr. 653393-09)
hij op of omstreeks 20 oktober 2009 te Veendam
(telkens) opzettelijk mishandelend
- zijn moeder, althans een persoon, te weten [aangeefster], (met kracht)
heeft (weg)geduwd, ten gevolge waarvan die [aangeefster] tegen een kast aan
viel/kwam, en/of
- zijn broer, althans een persoon, te weten [aangever], (in/tegen het
gezicht) heeft gestopt en/of geslagen,
waardoor die [aangeefster] en/of [aangever] (telkens) letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(gevoegd parketnr. 630486-09)
A)
hij op of omstreeks 27 juli 2009, althans in of omstreeks de periode van 27
juli 2009 tot en met 10 augustus 2009, in de gemeente Veendam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer
joints en/of een (dames)fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd en/of vastgepakt en/of
vastgehouden en/of op andere wijze(n) geweld op/tegen die [slachtoffer 2] heeft
gebruikt/toe gepast en/of zich (zeer) intimiderend en/of bedreigend en/of
agressief tegenover die [slachtoffer 2] heeft gedragen;
EN/OF
B)
hij op of omstreeks 27 juli 2009, althans in of omstreeks de periode van 27
juli 2009 tot en met 10 augustus 2009, in de gemeente Veendam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 2] H.
[slachtoffer 2], heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer joints, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 2] H.
[slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd en/of vastgepakt en/of
vastgehouden en/of op andere wijze(n) geweld op/tegen die [slachtoffer 2]
heeft gebruikt/toe gepast en/of zich (zeer) intimiderend en/of bedreigend
en/of agressief tegenover die [slachtoffer 2] heeft gedragen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een fiets, mishandeling van zijn broer en medeplegen van afpersing en diefstal met geweld.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de onder 1 en onder 3 primair tenlastegelegde feiten erkend, met dien verstande dat de onder 3 primair tenlastegelegde diefstal niet gepaard is gegaan met geweld. Verdachte heeft het onder 2 tenlastegelegde feit ontkend en gesteld dat hem niet is gebleken dat zijn moeder en broertje pijn hebben ondervonden.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte nr. 2009090375-1 d.d. 10 september 2009, opgenomen in dossier nr. BVH 2009102199 d.d. 17 december 2009.
Met betrekking tot het onder 3A tenlastegelegde:
- de bekennende verklaring met betrekking tot de diefstal van de fiets van verdachte ter terechtzitting;
- de verklaring van [medeverdachte], opgenomen op pag. 66 en 133 van map 7 van het proces-verbaal 01TGO 09002, dossier nr. 2009082521;
- de verklaring / aangifte van [aangeefster 2], opgenomen op pag. 12 van map 2 van het proces-verbaal 01TGO 09002, dossier nr. 2009082521.
Beoordeling van het onder 2 tenlastegelegde:
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat op grond van de ontkenning van verdachte, het feit dat verdachte's broer [aangever] niet is gehoord en dat aangeefster [aangeefster] niet heeft verklaard pijn of letsel te hebben ondervonden, geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte dit feit heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Beoordeling van het onder 3A en 3B tenlastegelegde:
Het onder 3A tenlastegelegde behelst - kort gezegd - het medeplegen van diefstal met geweld van een fiets. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets van [slachtoffer 2] heeft meegenomen en dat hij dat op aanwijzing van zijn medeverdachte heeft gedaan. De medeverdachte ontkent dat.
Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte kan niet afgeleid worden dat de diefstal van de fiets gepaard is gegaan met enige vorm van geweld.
Gelet hierop zal verdachte van het onder 3A tenlastegelegde partieel worden vrijgesproken van het medeplegen en van de geweldscomponent, nu hiervan geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
Het onder 3B tenlastegelegde behelst - kort gezegd - het medeplegen van afpersing met geweld van een of meer joints. Verdachte heeft dit ontkend.
Verdachte heeft over de joints verklaard dat [slachtoffer 2] aan de medeverdachte een joint heeft verstrekt. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij - voordat [slachtoffer 2] naar boven ging om het jointje te halen - [slachtoffer 2] bij diens shirt heeft gepakt en hem op de bank heeft geduwd.
Medeverdachte verklaart hierover dat verdachte en [slachtoffer 2] ruzie maakten en dat verdachte [slachtoffer 2] duwde zodat deze in een stoel viel.
Voorts heeft de medeverdachte verklaard met betrekking tot de joint dat hij wel even naar een joint heeft gezocht, maar dat hij niets heeft gevonden.
Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte kan niet worden afgeleid dat het door verdachte toegepaste geweld in de zin van het beetpakken en duwen van [slachtoffer 2] in relatie staat tot het afdwingen van een joint, waaromtrent door medeverdachte is verklaard dat dit helemaal niet heeft plaatsgevonden.
Gelet hierop is er geen wettig bewijs voor het onder 3B tenlastegelegde. Nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt zal verdachte van het onder 3B tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 3A tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 4 augustus 2009 te Veendam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (aan de F.J. de Zeestraat staande) herenfiets (merk Batavus), toebehorende aan [slachtoffer 1];
3.
(gevoegd parketnr. 630486-09)
A)
hij op 27 juli 2009, in de gemeente Veendam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets (merk Gazelle), toebehorende aan [slachtoffer 2];
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en onder 3A meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen.
3A: Diefstal.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat naar haar oordeel in deze zaak ten aanzien van verdachte het strafrecht voor jeugdigen moet worden toegepast, gelet op de persoon van verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3A en 3B tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 9 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden dat verdachte het ITB- Harde Kern traject volgt onder begeleiding van de William Schrikkerstichting, dat hij zich laat onderzoeken met betrekking tot zijn verslavingsgedrag en psychische problematiek en dat hij zich zal houden aan voorschriften en aanwijzingen van de jeugdreclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens verzocht het strafrecht voor jeugdigen toe te passen op verdachte op grond van diens persoonlijkheid.
Voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten heeft de raadsvrouw gepleit voor een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest, met aftrek, en een voorwaardelijk deel met de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het advies van de reclassering, waarbij de raadsvrouw benadrukt ITB Harde Kern in het belang van verdachte te achten.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op grond van de in artikel 77c Wetboek van Strafrecht genoemde criteria, te weten de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, het sanctierecht voor jeugdigen dient te worden toegepast.
De rechtbank heeft met name gelet op de over verdachte opgemaakte rapportage waarin de persoon van verdachte naar voren komt en waarbij sprake is van een zekere onwil bij verdachte, maar ook van onmacht, gezien zijn verstandelijke beperking. Daarbij komt dat de structuur en het geven van een goed voorbeeld zoals in ‘Juvaid’ gebeurt, verdachte goed doen en dat hij kiest voor het vertonen van goed gedrag. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de aanpak van verdachte op het niveau van een jeugdige vruchten afwerpt. Deze ontwikkeling moet niet worden verstoord door de strafrechtelijke afwikkeling van deze zaak onder te brengen in het sanctierecht voor volwassenen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte voorlichtingsrapport van de Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 21 januari 2010 en het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 24 september 2009, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee fietsendiefstallen. Het is een feit van algemene bekendheid dat met name fietsendiefstallen vaak voorkomen en als bijzonder ergerlijk worden ervaren. Verdachte heeft, door zich daaraan schuldig te maken, getoond dat hij weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent hem dat aan.
Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke dan wel andere strafbare feiten te plegen zal de rechtbank een deel van vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen. Omdat het door de reclassering uitgebrachte rapport reden geeft tot zorg omtrent het functioneren van verdachte in de maatschappij en om verdachte te ondersteunen in het veranderen van zijn denkpatronen en houding, zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, van de reclassering en het plan van aanpak, opgenomen in vorenbedoeld rapport.
Tevens heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit onder 2, dat door verdachte ter terechtzitting is erkend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 2 en 3B tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij;
- verklaart het onder 1 primair en onder 3A tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 primair en onder 3A meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
jeugddetentie voor de duur van VIER MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot twee maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich gedragen naar de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg (William Schrikkerstichting), en zal in het kader hiervan gedurende drie maanden deelnemen aan het project ITB Harde Kern. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
- de veroordeelde zal zich voorts gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Verslavingszorg Noord Nederland, afdeling reclassering, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
Deze aanwijzingen kunnen ook inhouden dat veroordeelde zal meewerken aan onderzoek naar zijn gedrag, verslaving en eventuele psychische problematiek, en tevens dat hij zich zal houden aan een hem te geven behandeladvies.
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van 15 februari 2010.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, kinderrechter, M.J.B. Holsink en K.R. Bosker, kinderrechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2010.
Mr. Holsink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.