ECLI:NL:RBGRO:2010:BL3595

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
11 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-630429-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige jongen voor bedreiging, diefstal en poging tot diefstal

Op 11 februari 2010 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige jongen uit Veendam, die werd beschuldigd van bedreiging, diefstal van een portemonnee en poging tot diefstal met een gestolen pinpas. De rechtbank heeft de jongen vrijgesproken van het tenlastegelegde geweldsmisdrijf. De feiten vonden plaats in de periode van juni tot augustus 2009, waarbij de jongen onder andere een slachtoffer bedreigde met geweld en een portemonnee heeft gestolen. De rechtbank heeft de jeugddetentie gelijkgesteld aan het reeds uitgezeten voorarrest en bepaald dat de jongen zich onder toezicht van Bureau Jeugdzorg moet stellen. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging en diefstal een aanzienlijke impact hebben gehad op het slachtoffer, en dat de jongen geen respect toonde voor het eigendom van anderen. De rechtbank legde een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de verklaringen van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18-630429-09 (promis)
datum uitspraak: 11 februari 2010
op tegenspraak
raadsman : mr. E.J. de Mare
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in Jeugdinrichting De Rentray te Eefde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 januari 2010.
Tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2009 te Veendam
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- de woning [adres] van die [slachtoffer] overhoop gehaald,
- een mes in de/een (keuken)deur gestoken, en/of
- een briefje voor die [slachtoffer] achtergelaten met de tekst: "Betalen
sukkel 1 woord tegen de politie en ik knal je door je kop";
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
A)
hij op of omstreeks 27 juli 2009, althans in of omstreeks de periode van 27
juli 2009 tot en met 10 augustus 2009, in de gemeente Veendam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer
joints en/of een (dames)fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd en/of vastgepakt en/of vastgehouden
en/of op andere wijze(n) geweld op/tegen die [slachtoffer] heeft gebruikt/toe
gepast en/of zich (zeer) intimiderend en/of bedreigend en/of agressief
tegenover die [slachtoffer] heeft gedragen;
EN/OF
B)
hij op of omstreeks 27 juli 2009, althans in of omstreeks de periode van 27
juli 2009 tot en met 10 augustus 2009, in de gemeente Veendam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer], heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer joints, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd en/of vastgepakt en/of vastgehouden
en/of op andere wijze(n) geweld op/tegen die [slachtoffer] heeft gebruikt/toe
gepast en/of zich (zeer) intimiderend en/of bedreigend en/of agressief
tegenover die [slachtoffer] heeft gedragen;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 14 augustus 2009 te Veendam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit woning [adres])
heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 14 augustus 2009 te Winschoten
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer
geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)
en (telkens) die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van een valse sleutel,
met bij een diefstal uit de woning van die [slachtoffer] weggenomen
(bank)pasjes, heeft getracht (bij een geld/pinautomaat van de ING-bank aan de
Burgemeester Venemastraat) geld te op te nemen/pinnen, terwijl (telkens) de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1, 2A, 2B, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde feiten erkend. De feiten onder 2A en 2B heeft verdachte ontkend, zowel voor wat betreft de daarin vermelde diefstal als ten aanzien van het tenlastegelegde geweld.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd met betrekking tot het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde;
- de verklaring / aangifte van [aangever 1], opgenomen op pag. 12 van map 2 van het proces-verbaal 01TGO 09002, dossier nr. 2009082521;
- de verklaring van [getuige], opgenomen op pag. 623 t/m 628 van map 8 van het proces-verbaal 01TGO 09002, dossier nr. 2009082521.
Beoordeling van het onder 2A en 2B tenlastegelegde
Het onder 2A en 2B tenlastegelegde behelst - kort gezegd - het medeplegen van diefstal met geweld van een fiets en het medeplegen van afpersing met geweld van een of meer joints.
Verdachte heeft deze feiten ten overstaan van de politie alsook ter terechtzitting ontkend. De verklaringen van verdachte en de medeverdachte over de gang van zaken op 27 juli 2009 lopen uiteen.
De medeverdachte heeft verklaard dat hij de fiets van [slachtoffer] heeft meegenomen en dat hij dat op aanwijzing van verdachte heeft gedaan. Verdachte ontkent dit. Hij verklaart dat de medeverdachte de fiets uit de schuur heeft meegenomen en daarmee is weggefietst. Uit het proces-verbaal blijkt voorts dat de medeverdachte de fiets verkocht heeft.
Gelet hierop is er geen wettig bewijs voor het medeplegen van de diefstal van de fiets, terwijl bewijs van de geweldscomponent geheel ontbreekt.
De rechtbank acht het onder 2A tenlastegelegde derhalve niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de joints heeft de medeverdachte verklaard dat [slachtoffer] aan verdachte een joint heeft verstrekt. Voorts heeft de medeverdachte verklaard dat hij - voordat [slachtoffer] naar boven ging om het jointje te halen - [slachtoffer] bij diens shirt heeft gepakt en hem op de bank heeft geduwd.
Verdachte zelf verklaart hierover dat de medeverdachte en [slachtoffer] ruzie maakten en dat de medeverdachte [slachtoffer] duwde zodat deze in een stoel viel.
De lezing met betrekking tot de joint luidt anders: volgens verdachte heeft hij wel even naar een joint gezocht, maar heeft hij niets gevonden.
Uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachte kan niet worden afgeleid dat het geweld verband houdt met de afgifte van een joint, waarvan overigens door verdachte wordt verklaard dat die helemaal niet heeft plaatsgevonden.
Gelet hierop is er geen wettig bewijs voor het onder 2B tenlastegelegde. Nu wettig en overtuigend bewijs voor het onder 2B tenlastegelegde ontbreekt zal verdachte daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 juni 2009 te Veendam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- de woning [adres] van die [slachtoffer] overhoop gehaald,
- een mes in de keukendeur gestoken, en
- een briefje voor die [slachtoffer] achtergelaten met de tekst: "Betalen sukkel 1 woord tegen de politie en ik knal je door je kop";
3.
hij op 14 augustus 2009 te Veendam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit de woning [adres]) heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), toebehorende aan [slachtoffer];
4.
hij op 14 augustus 2009 te Winschoten telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer], en telkens die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met bij een diefstal uit de woning van die [slachtoffer] weggenomen bankpasjes, heeft getracht (bij een geld/pinautomaat van de ING-bank aan de Burgemeester Venemastraat) geld op te nemen, terwijl telkens de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 3 en meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3: Diefstal.
4: Poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2A, 2B, 3 en 4 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, met dien verstande dat een jeugddetentie dient te worden opgelegd van 360 dagen (= 12 maanden), waarvan 305 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden dat verdachte het ITB-Harde Kern traject volgt en dat hij zich zal houden aan voorschriften en aanwijzingen van de jeugdreclassering.
Standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten heeft de raadsman gepleit voor een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest, met aftrek, en een voorwaardelijk deel met de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het advies van de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte ongedateerde rapport van de Raad voor de Kinderbescherming bij de rechtbank ingekomen op 25 januari 2010 en de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 augustus 2009 en 24 september 2009, alsmede het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 24 september 2009 en de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, diefstal en poging tot diefstal. Verdachte heeft die bedreiging gepleegd, volgens zijn eigen verklaring, omdat hij boos was op wat het slachtoffer van die bedreiging hem had aangedaan. Wat daar ook van zij, een bedreiging zoals door verdachte gepleegd kan een behoorlijke impact hebben op de bedreigde - hetgeen verdachte valt aan te rekenen.
Door de diefstal van de portemonnee en het proberen gebruik te maken van de pinpas heeft verdachte getoond geen respect te hebben voor het eigendom van een ander.
De rechtbank zal verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf (jeugddetentie) opleggen.
De rechtbank heeft bij het opleggen hiervan rekening gehouden met het feit dat verdachte thans met een machtiging van de kinderrechter civiel gesloten is geplaatst in Jeugdinrichting De Rentray te Eefde.
De voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank aan verdachte opleggen om daaraan de bijzondere voorwaarde te verbinden dat hij zich, na ommekomst van zijn verblijf in De Rentray, zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering in het kader van het plan van aanpak, zoals beschreven in voornoemd rapport.
Tevens heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit onder 2, dat door verdachte ter terechtzitting is erkend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 2A en 2B tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij;
- verklaart het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
jeugddetentie voor de duur van HONDERDVIJFTIEN DAGEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot zestig dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op drie jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Bureau Jeugdzorg (Jeugdreclassering), zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd van drie jaar nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, kinderrechter, M.J.B. Holsink en K.R. Bosker, kinderrechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2010.
Mr. Holsink en mr. Bosker zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.