parketnummer: 18/670428-09 (Promis)
datum uitspraak: 11 februari 2010
raadsman: mr. F.H. van Gart, advocaat te Leeuwarden
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [Geboorteplaats en –datum],
thans preventief gedetineerd in de P.I. Noord, gevangenis De Marwei aan de Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009, te Wagenborgen, gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk (een) betaalpas(sen) en/of (een) waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk op te maken en/of te vervalsen, door valselijk de (oorspronkelijke) (magneetstrip)gegevens van die (originele) (betaal)pas(sen) en/of (originele) waardekaart(en) en/of enige andere (originele) voor het publiek beschikbare kaart(en) of (originele) voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, te kopieëren en/of op te laden naar (een) ander(e) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of kaart(en), zulks met het oogmerk zichzelf en/of een ander(en) te bevoordelen, met dat oogmerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op/aan/uit een geldautomaat van de [Bankinstelling] gelegen aan of nabij de [Straatnaam], (een aantal) schroeven van/uit de afdekplaat voor de verlichting heeft/hebben gedraaid en/of (aan) de neus of mondje van de kaartlezer heeft/hebben gesneden en/of gevijld en/of verwijderd, om ruimte te creeren voor het plaatsen en/of aanbrengen van een opnemer, althans skimapparatuur op/in die geldautomaat aan te brengen, terwijl de uit voering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 te Wagenborgen, gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerpen, te weten een witte plaat met daarop elektronica met twee USB uitgangen en 10 batterijen of accu's van mobiele telefoons merk Nokia en/of een losse simkaart (Orange) en/of 1 rol dubbelzijdig plakband en/of 1 flesje secondenlijm en/of diverse zogenaamde afbreekmesjes en/of 2 schroevendraaiers en/of 1 zelfgemaakte zilverkleurige haak en/of 2 houders voor afbreekmesjes en/of 1 lege verpakking van afbreekmesje en/of een vijl en/of een mondje van/voor een gleuf van een pinautomaat en/of een of meer USB-sticks, voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) bestemd was/waren tot het plegen van enig in artikel 232 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 te Wagenborgen, gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (onderdelen van) een geldautomaat gelegen aan of nabij de [Straatnaam], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [Bankinstelling] Stad & Midden Groningen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij op of omstreeks 17 oktober 2009, te Borger, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk (een) betaalpas(sen) en/of (een) waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk op te maken en/of te vervalsen, door valselijk de (oorspronkelijke) (magneetstrip)gegevens van die (originele) (betaal)pas(sen) en/of (originele) waardekaart(en) en/of enige andere (originele) voor het publiek beschikbare kaart(en) of (originele) voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, te kopieëren en/of op te laden naar (een) ander(e) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of kaart(en), zulks met het oogmerk zichzelf en/of een ander(en) te bevoordelen, met dat oogmerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, bij/aan een geldautomaat van de [Bankinstelling] gelegen aan de Hoofdstraat, de kaart/paslezer heeft/hebben gemanipuleerd en/of vervangen en/of een voorzetmond tegen de originele pasinvoermond heeft/hebben bevestigd, en/of het zogenaamde "pianodevice" en/of de lichtkap/bak heeft/hebben beschadigd en/of gemanipuleerd en/of een camerabalk heeft/hebben geplaatst, althans skimapparatuur op/in die geldautomaat heeft/hebben geplaatst en/of aangebracht, terwijl de uit voering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te Borger, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerpen, te weten een camerabalk en/of dubbelzijdig plakband en/of een voorzetmond, voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) bestemd was/waren tot het plegen van enig in artikel 232 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te Borger, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (onderdelen van) een geldautomaat, gelegen aan/nabij de Hoofdstraat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Bankinstelling] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2009 tot en met 3 oktober 2009 te Dokkum, gemeente Dongeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk (een) betaalpas(sen) en/of (een) waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk op te maken en/of te vervalsen, door valselijk de (oorspronkelijke) (magneetstrip)gegevens van die (originele) (betaal)pas(sen) en/of (originele) waardekaart(en) en/of enige andere (originele) voor het publiek beschikbare kaart(en) of (originele) voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, te kopieëren en/of op te laden naar (een) ander(e) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of kaart(en), zulks met het oogmerk zichzelf en/of een ander(en) te bevoordelen, met dat oogmerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, bij/aan een geldautomaat van de [Bankinstelling] gelegen aan de Dijk, een voorzetmond tegen de originele pasinvoermond heeft/hebben bevestigd en/of een camerabalk heeft/hebben geplaatst, althans skimapparatuur op/in die geldautomaat heeft/hebben geplaatst en/of aangebracht en/of (op een later tijdstip) verwijderd, terwijl de uit voering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2009 tot en met 3 oktober 2009, te Dokkum, gemeente Dongeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerpen, te weten een camerabalk en/of dubbelzijdig plakband en/of een voorzetmond, voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) bestemd was/waren tot het plegen van enig in artikel 232 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.
Standpunt van het Openbaar ministerie
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde.
Het wettige en overtuigende bewijs met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde blijkt naar de mening van de officier van justitie uit de verklaring van getuige [Getuige J], het proces-verbaal van aanhouding en het aantreffen van skimapparatuur bij verdachte ten tijde van de aanhouding, de aangifte door [Aangever V] en de getuigenverklaring van [Aangever K]. Bovendien geldt als ondersteunend bewijs dat het navigatiesysteem van de door verdachte gebruikte personenauto een route van Amsterdam naar Wagenborgen heeft gelogd.
Met betrekking tot het aantreffen van de skimapparatuur bij verdachte en zijn medeverdachten voert de officier van justitie het volgende aan. In het proces-verbaal van aanhouding is niet terdege gerelateerd van welke bevoegdheid de politieagenten gebruik hebben gemaakt bij het afnemen en inzien van de tas die verdachte en zijn medeverdachten bij zich hadden. Echter, dit enkele feit maakt naar de mening van de officier van justitie niet dat het aantreffen van de skimapparatuur niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Immers, achteraf beschouwd is te herleiden dat de politieagenten meerdere bevoegdheden ter beschikking stonden die maakten dat zij in de tas mochten kijken. Mocht van een redelijke verdenking op dat moment geen sprake zijn geweest, dan mochten de agenten – nu niet alle verdachten een identiteitsbewijs konden tonen – ter vaststelling van de identiteit van verdachte en de medeverdachten in de tas kijken. Daarnaast hadden de agenten bevoegdheden op grond van artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering, althans op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering nu de combinatie van de melding van verdacht gedrag door getuige [Getuige J], de gespannen indruk die verdachte maakte en het gegeven dat verdachte Roemeen is en het een feit is van algemene bekendheid dat regelmatig Roemenen in Nederland worden aangetroffen die de techniek van het skimmen praktiseren.
Met betrekking tot de vraag of de inbeslaggenomen elektronische apparatuur geëigend is om mee te skimmen heeft de officier van justitie aangegeven dat dit aannemelijk is gelet op de situatie waarin het beslag is aangetroffen en hetgeen algemeen bekend is over skimmen. Daarbij speelt volgens de officier van justitie mee dat verdachte geen verklaring heeft willen geven over de bestemming van het beslag, hetgeen redelijkerwijs van hem had mogen worden verwacht gelet op de belastende inhoud van het strafdossier.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde wijst de officier van justitie op de aangifte van [Aangever Ku] en de firma [Aangever E], het feit dat uit het navigatiesysteem van de personenauto blijkt van een opgeslagen route van Amsterdam naar Borger, het aanstralen van zendmasten op die route en in Borger door de mobiele telefoon van verdachte en medeverdachte [Medeverdachte R] en hetgeen blijkt uit de bewakingscamerabeelden waarop verdachte en medeverdachte [Medeverdachte R] te zien zijn.
Het onder 3 tenlastegelegde is naar de mening van de officier van justitie te bewijzen op basis van de aangifte van [Aangever Ka] en de firma [Aangever E], hetgeen blijkt uit de verklaring van getuige [Getuige S] en de bewakingscamerabeelden waarop verdachte is te zien. Bovendien geldt ook hier dat de mobiele telefoon van verdachte een zendmast in Dokkum heeft aangestraald op 3 oktober 2009.
Standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit de integrale vrijspraak van verdachte voor het hem tenlastegelegde. Daartoe voert de raadsman van verdachte het volgende aan.
Hetgeen in het dossier wordt gerelateerd over de bij verdachte en diens medeverdachten [Medeverdachte R] en [Medeverdachte C] in beslag genomen tas met elektronische apparatuur kan naar de mening van de verdediging niet voor het bewijs worden gebezigd. In het strafdossier wordt niet gerelateerd op basis van welke bevoegdheid deze tas inbeslaggenomen zou zijn.
Volgens de verdediging was op het moment dat de tas door de verbalisanten werd afgenomen geen sprake van een redelijke verdenking en waren verdachte en zijn medeverdachte nog niet formeel als verdachte aangemerkt, althans, daaromtrent blijkt niet uit het strafdossier. Van welke bevoegdheid de agenten wel gebruik hebben gemaakt blijkt niet. Derhalve is door de verdediging niet te toetsen of op rechtmatige wijze van enige bevoegdheid gebruik is gemaakt. Een en ander maakt volgens de verdediging dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Op dit vormverzuim dient de sanctie van bewijsuitsluiting te worden gesteld.
Nu naar de mening van de verdediging het genoemde beslag en hetgeen daarover wordt gerelateerd niet voor het bewijs kan worden gebezigd, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te stellen dat verdachte zich aan het tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt.
Zelfs al zou het beslag rechtmatig zijn, blijkt volgens de verdediging onvoldoende dat de in beslag genomen elektronische apparatuur geschikt is om mee te skimmen. Het beslag is bijvoorbeeld niet aan het NFI voorgelegd om te onderzoeken wat de functie van de apparatuur is. Daardoor is de bewijswaarde van hetgeen over het beslag is gerelateerd gering.
Met betrekking tot het onder 2 en 3 tenlastegelegde blijkt naar de mening van de verdediging onvoldoende van enige strafbare betrokkenheid van verdachte en zijn medeverdachte. Het enkel gedurende enige tijd in de nacht zich begeven in de directe omgeving van een betaalautomaat is onvoldoende om tot een strafbare gedraging te concluderen. Er is op de beelden geen herkenning van [Verdachte], noch zijn handelingen waar te nemen die duiden op het plaatsen van skimapparatuur.
De rechtbank gaat met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde op basis van het strafdossier met nummer 2009105478 d.d. 27 november 2009 en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feitelijke gang van zaken:
Op 23 oktober 2009, omstreeks 04:00 uur rijdt een BMW personenauto met Brits kenteken heen en weer voor een betaalautomaat van de [Bankinstelling] aan de [Straatnaam] te Wagenborgen. De auto wordt geparkeerd voor de betaalautomaat en gedurende een periode van ongeveer tien minuten lopen drie personen herhaaldelijk vanuit de auto naar de betaalautomaat en weer terug. Een van de personen had daarbij een blauwe tas bij zich. Getuige [Getuige J] belt de politie en doet melding van deze observaties.
Naar aanleiding van deze melding gaan agenten ter plaatse en treffen daar twee mannen van wie één een plastic tas bij zich draagt. Desgevraagd identificeert een van de mannen zich als [Verdachte], afkomstig uit Roemenië. De andere man kon zich desgevraagd niet identificeren. De agenten vragen de mannen naar de inhoud van de plastic tas waarna deze tas door de onbekende man aan [Verdachte] werd overgegeven.
De agenten nemen vervolgens de tas af en treffen daarin een hoeveelheid elektronische apparatuur waaronder een systeem met accu’s van mobiele telefoons. Vervolgens worden [Verdachte], [Medeverdachte R] en [Medeverdachte C] (de aanvankelijk onbekende man) aangehouden op verdenking van skimmen.
Bij verdachte [Verdachte] wordt bij zijn aanhouding een aantal goederen aangetroffen en in beslag genomen waaronder (torx) schroevendraaiers, een vijl en een mondje van een pinautomaat.
Bij verdachte [Medeverdachte C] wordt onder meer in beslag genomen een plastic tas met daarin een witte plaat met daarop een tiental accu’s van mobiele telefoons en onbekende apparatuur.
Bij verdachte [Medeverdachte R] wordt onder meer een USB-stick in beslag genomen. Uit onderzoek aan de USB-stick blijkt hierop informatie te zijn opgeslagen aangaande de werking en het gebruik van een magneetkaartlezer.
In de auto waarbij verdachte en zijn medeverdachte worden aangehouden worden voorts aangetroffen (onder meer) een torx schroevendraaier, een schroef en een mondje van een pinautomaat. De zogenoemde torx-schroevendraaiers die bij verdachte [Verdachte] en in de auto werden aangetroffen blijken geschikt om schroeven uit betaalautomaten te verwijderen.
De betaalautomaat waarbij verdachte en de medeverdachten zich lange tijd hebben opgehouden en zijn aangehouden blijkt te zijn beschadigd. Er is uit het plastic invoermondje een gedeelte weggesneden of gevijld, kennelijk met de bedoeling ruimte te creëren om een magneetkaartlezer te installeren.
Het rechtbank bezigt hetgeen blijkt uit het strafdossier over de inbeslaggenomen goederen voor de bewijsvoering. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat dit beslag onrechtmatig is verkregen.
Hoewel het dossier hiaten vertoont ten aanzien van de titel op basis waarvan tot doorzoeking van de tas en de daaropvolgende inbeslagname is overgegaan, is de rechtbank van oordeel dat op het moment dat de agenten de tas afnamen en inkeken sprake was van een redelijke mate van verdenking.
De rechtbank overweegt daarbij dat de (inhoud van de) melding van getuige [Getuige J] en het aantreffen van een drietal personen ’s nachts in de directe omgeving van de betaalautomaat waarbij de personen zich vervolgens deels niet kunnen identificeren en zich deels als Roemeens burger legitimeren, in onderling verband beschouwd, aanleiding was om de betrokken personen als verdachte aan te merken en in dat verband de plastic tas aan een onderzoek te onderwerpen.
Wat er ook zij van de onvolledigheid van het dossier op dit punt, de rechtbank is van oordeel dat de genoemde gang van zaken niet een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. Reden waarom de rechtbank geen grond ziet voor bewijsuitsluiting.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de omstandigheid waaronder de elektronische apparatuur is aangetroffen, de overigens in beslag genomen goederen (waaronder de inhoud van de USB-stick) en uit de schade zoals deze aan het pinautomaat is geconstateerd, dat de elektronische apparatuur bestemd was om magneetstripgegevens van betaalpassen te kopiëren. Daarbij komt dat verdachte en de medeverdachten geen verklaring hebben afgelegd over een eventuele legitieme bestemming van de apparatuur, dat terwijl het vorengenoemde vraagt om een verklaring terzake.
Het vorenstaande in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte en de medeverdachten [Medeverdachte R] en [Medeverdachte C] zich schuldig hebben gemaakt aan een poging om betaalpassen te vervalsen, één en ander overeenkomstig de navolgende bewezenverklaring.
Terzake het onder 2 en 3 tenlastegelegde geldt naar het oordeel van de rechtbank het volgende.
Dat verdachte (en bij feit 2 medeverdachte [Medeverdachte R]) op de tenlastegelegde data in de tenlastegelegde plaatsen is geweest en zich daarbij (onder meer) in de omgeving van betaalautomaten heeft begeven blijkt uit het feit dat de telefoon van verdachte op de genoemde data zendmasten heeft aangestraald in de bewuste plaatsen. Ook blijkt uit het navigatiesysteem dat routes of peilpunten zijn gelogd naar of in de bewuste plaatsen. Bovendien zijn ter terechtzitting bewakingscamerabeelden getoond. De rechtbank heeft daarbij waargenomen dat op de bewakingscamerabeelden te zien is dat personen die sterke gelijkenis vertonen met verdachte (en bij feit 2 met medeverdachte [Medeverdachte R]) zich gedurende enige tijd bij de bewuste betaalautomaten ophouden.
Uit de aangiften van [Aangever Ku], [Aangever K] en [Aangever E] blijkt dat aan de bewuste betaalautomaten op enig moment schade is toegebracht op basis waarvan het vermoeden rijst dat is gepoogd om skimapparatuur op die betaalautomaten aan te brengen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt echter onvoldoende dat verdachte verantwoordelijk is voor het ontstaan van de genoemde schade aan de bewuste betaalautomaten.
Omtrent de feitelijke handelingen die verdachte zou hebben verricht met als doel om skimapparatuur op de betaalautomaten aan te brengen blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uit het strafdossier.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte van het onder 2 en 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 oktober 2009, te Wagenborgen, gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk (een) betaalpas(sen) en/of (een) waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk op te maken en/of te vervalsen, door valselijk de (oorspronkelijke) (magneetstrip)gegevens van die (originele) (betaal)pas(sen) en/of (originele) waardekaart(en) en/of enige andere (originele) voor het publiek beschikbare kaart(en) of (originele) voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, te kopiëren en/of op te laden naar (een) ander(e) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of kaart(en), zulks met het oogmerk zichzelf en/of een ander(en) te bevoordelen, met dat oogmerk tezamen en in vereniging met anderen, op/aan/uit een geldautomaat van de [Bankinstelling] gelegen aan de [Straatnaam], (een aantal) schroeven uit de afdekplaat voor de verlichting heeft/hebben gedraaid en (aan) de neus of mondje van de kaartlezer heeft/hebben gesneden en/of gevijld en/of verwijderd, om ruimte te creëren voor het plaatsen en/of aanbrengen van skimapparatuur op/in die geldautomaat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdediging is daardoor niet in haar belang geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
1 primair: Medeplegen van een poging tot het opzettelijk een waardekaart bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken, met het oogmerk om zichzelf of een ander te bevoordelen.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Standpunt van het Openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte terzake het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
De officier van justitie heeft daarbij acht geslagen op de hoeveelheid, de aard en de ernst van de tenlastegelegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, voor zover deze blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman staat de door de officier van justitie geëiste straf niet in verhouding tot de relatief geringe ernst van het feit. Daarbij heeft de raadsman gewezen op het feit dat geen schade is toegebracht in die zin dat niet is gebleken dat er van voltooid skimmen sprake is geweest. Bovendien blijkt naar de mening van de raadsman dat in soortgelijke zaken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten hoogste 3 á 4 maanden pleegt te worden opgelegd.
De raadsman bepleit dat de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf matigt.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij en bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot het vervalsen van betaalkaarten door ‘skimmen’. Verdachte heeft daarmee blijk gegeven van onvoldoende respect voor het belang van de vertrouwelijkheid in het betalingsverkeer en voor het recht op het ongestoord genot van eigendommen.
De rechtbank rekent verdachte aan dat door skimmen schade wordt toegebracht aan het vertrouwen van het publiek in de betrouwbaarheid van elektronisch betalingsverkeer en aan het aanzien van banken in het algemeen. Verdachte heeft door de door hem gepleegde poging mede schuld aan het veroorzaken van deze schade.
De rechtbank heeft met betrekking tot de strafoplegging voorts rekening gehouden met het feit dat uit een afschrift uit het Justitieel Documentatieregister niet blijkt dat verdachte (in Nederland) eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Dat de straf zoals de rechtbank deze passend en geboden acht lager is dan de straf zoals deze door de officier van justitie is geëist, is daarin gelegen dat de rechtbank verdachte vrij spreekt van het onder 2 en 3 tenlastegelegde alsmede in het feit dat de rechtbank meer gewicht toekent aan het feit dat het in het onderhavige geval bij een poging is gebleven.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het beslag gevorderd dat een deel van het beslag wordt teruggegeven aan verdachte, en dat een deel van het beslag verbeurd wordt verklaard, één en ander overeenkomstig de aan dit vonnis gehechte beslaglijst en de daarin vervatte aantekeningen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich geconformeerd aan de door de officier van justitie gevorderde beslissingen met betrekking tot het beslag met dien verstande dat de teruggave wordt verzocht van de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon, alsmede van het inbeslaggenomen Garmin navigatiesysteem.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon moet worden teruggegeven aan verdachte. Nu verdachte is vrijgesproken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde blijkt niet dat deze telefoon een voorwerp is met behulp waarvan het feit is gepleegd.
Voor het overige beslist de rechtbank overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zoals is aangegeven op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst. Deze beslaglijst maakt onderdeel uit van dit vonnis. Met betrekking tot het Garmin navigatiesysteem overweegt de rechtbank dat het strafbare feit met behulp van dit voorwerp is gepleegd, zodat teruggave niet aan de orde is. Ook dit object zal verbeurd worden verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 45, 47 en 232 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart het onder 1 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden
beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 22 maart 2010;
verklaart verbeurd de op de aangehechte beslaglijst vermelde voorwerpen waarbij de officier van justitie de verbeurdverklaring heeft gevorderd, met uitzondering van voorwerp 14, betreffende de mobiele telefoon;
gelast de teruggave van de op de aangehechte beslaglijst vermelde voorwerpen waarbij de officier van justitie de teruggave heeft gevorderd, met dien verstande dat ook de teruggave van voorwerp 14 aan verdachte wordt bevolen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. L.M.E. Kiezebrink en mr. K.R. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.H.S. Kroeze als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2010.
Mr. Holsink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.