ECLI:NL:RBGRO:2010:BL2688
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.M.E. Kiezebrink
- H.L. Stuiver
- J.M.M. van Woensel
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in Opiumwet-delict na onvoldoende bewijs
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 5 februari 2010, is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde delict onder de Opiumwet. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 juni 2009, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van meer dan 30 gram hennep. De rechtbank heeft het bewijs dat door de officier van justitie werd aangedragen, waaronder tapgesprekken en verklaringen van medeverdachten, zorgvuldig beoordeeld. De verdachte ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat hij op die dag naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] was gegaan voor een andere reden en niet op de hoogte was van de hennep in de woning.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de medeverdachten en de observaties gaven geen sluitend bewijs dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de verkoop of het bezit van een grote hoeveelheid hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij opzettelijk een grote hoeveelheid hennep had verkocht of vervoerd, en dat er slechts een kleine hoeveelheid hennep in zijn auto was aangetroffen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.
Daarnaast besloot de rechtbank dat de in beslag genomen goederen, waaronder een gsm en tassen, aan de verdachte moesten worden teruggegeven, nu hij was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. L.M.E. Kiezebrink als voorzitter, en de andere rechters mrs. H.L. Stuiver en J.M.M. van Woensel. De uitspraak vond plaats in het openbaar, met mr. B.W. Mulder als griffier.