ECLI:NL:RBGRO:2010:BL2688

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
5 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670249-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in Opiumwet-delict na onvoldoende bewijs

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 5 februari 2010, is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde delict onder de Opiumwet. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 juni 2009, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van meer dan 30 gram hennep. De rechtbank heeft het bewijs dat door de officier van justitie werd aangedragen, waaronder tapgesprekken en verklaringen van medeverdachten, zorgvuldig beoordeeld. De verdachte ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat hij op die dag naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] was gegaan voor een andere reden en niet op de hoogte was van de hennep in de woning.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de medeverdachten en de observaties gaven geen sluitend bewijs dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de verkoop of het bezit van een grote hoeveelheid hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij opzettelijk een grote hoeveelheid hennep had verkocht of vervoerd, en dat er slechts een kleine hoeveelheid hennep in zijn auto was aangetroffen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Daarnaast besloot de rechtbank dat de in beslag genomen goederen, waaronder een gsm en tassen, aan de verdachte moesten worden teruggegeven, nu hij was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. L.M.E. Kiezebrink als voorzitter, en de andere rechters mrs. H.L. Stuiver en J.M.M. van Woensel. De uitspraak vond plaats in het openbaar, met mr. B.W. Mulder als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670249-09 (promis)
datum uitspraak: 5 februari 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. H.K. ter Brake
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende aan [adres], [plaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 en 22 januari 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2009, te Groningen, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte, de tapgesprekken op 18 en 19 juni 2009, de verklaring van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], de bevindingen van het observatieteam en de verklaring van de getuige [betrokkene 1].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, aangezien niet is te bewijzen dat verdachte een grote hoeveelheid hennep heeft verkocht, vervoerd of aanwezig gehad.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 19 juni 2009 tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft verkocht, vervoerd of aanwezig gehad. Verdachte heeft dit feit ontkend.
In het dossier bevinden zich processen-verbaal waarin een groot aantal getapte telefoon-gesprekken is uitgeschreven. Uit deze gesprekken blijkt onder meer dat verdachte op 18 juni 2009 meermalen telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] en dat zij hebben afgesproken dat verdachte de volgende dag naar [medeverdachte 1] zou komen.
Uit het zich tevens in het dossier bevindende proces-verbaal, inhoudende het verslag van een stelselmatige observatie, blijkt dat er op 19 juni 2009 om 13.52 uur een Audi A5 met kenteken [00-AA-BB] is gesignaleerd bij een woning aan de [straat 1] te [plaats 1], de woning van [medeverdachte 1]. Om 17.38 uur kwam er uit deze woning een man lopen, die vervolgens iets achterin de Audi heeft gelegd en in deze auto is weggereden. Om 18.20 uur is de bestuurder van deze Audi aangehouden.
Het dossier bevat voorts een proces-verbaal van aanhouding, waaruit blijkt dat verdachte de bestuurder van voornoemde Audi was.
Ook bevat het dossier een proces-verbaal van inbeslagneming, waaruit blijkt dat voornoemde Audi op 19 juni 2009 is doorzocht. In de auto werden een blauwe tas met daarin restjes hennep en een zwarte tas met daarin zilverkleurige sealbags aangetroffen.
Het dossier bevat tevens een proces-verbaal waaruit blijkt dat op 19 juni 2009 omstreeks 19.00 uur een zoeking heeft plaatsgevonden in voornoemde woning aan de [straat 1], waarbij onder meer ruim zeven kilo hennep werd aangetroffen.
Tot slot bevat het dossier de verklaring van [medeverdachte 1], die heeft verklaard dat hij op 18 juni 2009 is gebeld door een zekere [naam] uit [plaats 2], met de vraag of hij 10 tot 20 kilo wiet voor deze [naam] kon regelen. Op 19 juni 2009 is [naam], volgens voornoemde verklaring, met dat doel bij hem langsgekomen aan de [straat 1] te [plaats 1].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met [medeverdachte 1] had afgesproken dat hij op 19 juni 2009 naar [plaats 1] zou komen, zodat hij daar hard zou kunnen rijden met zijn geleende Audi. Verdachte ging voor de gezelligheid naar de woning aan de [straat 1] en heeft daar aanvankelijk geen hennep gezien. Later begreep hij dat er hennep in de woning aanwezig was en is hij vertrokken. Verdachte zag in de woning een tas liggen en mocht die van [medeverdachte 1] meenemen. Verdachte dacht dat de tas leeg was.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van vorenstaande bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft verkocht. Weliswaar heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte wiet van hem wilde kopen, maar het kopen van een grote hoeveelheid hennep is niet ten laste gelegd. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk een grote hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad dan wel vervoerd, nu er slechts een zeer kleine hoeveelheid hennep in verdachtes auto is aangetroffen en uit voornoemde bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte enige beschikkingsmacht heeft gehad over de in de woning aan de [straat 1] aangetroffen grote hoeveelheid hennep.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde, zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de beslag genomen goederen aan verdachte moeten worden teruggeven, nu hij wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een gsm, merk Nokia;
- twee tassen;
- 28 zilverkleurige sealbags.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, mrs. H.L. Stuiver en J.M.M. van Woensel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.W. Mulder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2010.