RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670251-09 (promis)
datum uitspraak: 5 februari 2010
raadsman: mr. U. van Ophoven (gemachtigd)
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 en 22 januari 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2009, te Groningen, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening
van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
hoeveelheid van ongeveer 46 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep en/of op of omstreeks 19 juni 2009 in de auto Peugeot
kenteken [00-AA-BB] een hoeveelheid van 6340 gram hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de verklaring van verdachte, de verklaring van medeverdachten
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], de verklaring van de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en de bevindingen van het observatieteam.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het binnentreden in de woning was onrechtmatig, nu betreffende verbalisant niet over een machtiging beschikte, hij zich niet aan medeverdachte [medeverdachte 3] als opsporingsambtenaar kenbaar heeft gemaakt en hem niet de cautie heeft verleend. Voorts blijkt uit het dossier niet dat verdachte hennep heeft geleverd of dat verdachte degene was die de dozen met 46 kilo hennep in het busje heeft geladen. Van de zes kilo hennep die in de auto is aangetroffen, kan niet worden bewezen dat verdachte deze opzettelijk aanwezig heeft gehad. Ook is deze hennep niet getest, zodat niet met zekerheid is te zeggen of het daadwerkelijk hennep was. Tot slot kan niet worden bewezen dat verdachte in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft gehandeld, nu er hoogstens sprake is van één levering hennep.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 22 juni 2009, opgenomen op pagina 125-131 van ordner I van dossier nr. 2008002963 d.d. 26 oktober 2009, inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven
Wij, verbalisanten, hebben op 19 juni 2009 stelselmatig geobserveerd en de navolgende waarnemingen gedaan.
Om 13.02 uur wordt er een Peugeot 306 met kenteken [00-AA-BB] bij de woonboot [straat 1] te [plaats] geparkeerd. Er stapt een negroïde man uit. Deze gaat de woonboot binnen en vertrekt om 13.04 uur weer in zijn auto.
Om 13.52 uur staat de Peugeot bij de woning aan de [straat 2] te [plaats] geparkeerd.
Om 13.56 uur komt de eerdere bestuurder van de Peugeot 306 uit de woning aan de [straat 2] lopen, stapt in zijn auto en vertrekt. Om 16.02 uur arriveert hij weer. De bestuurder stapt uit, haalt een weekendtas uit de auto en gaat hiermee de tuin van de woning [straat 2] in. Dit herhaalt zich later op de dag nog twee keer. De bestuurder wordt voor het laatst gezien om 18.06 uur in de tuin van de woning [straat 2].
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 26 oktober 2009, opgenomen op pagina 1192-1321 van ordner XI van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven
De persoon die door het observatieteam op 19 juni 2009 werd waargenomen als bestuurder van de Peugeot 306 met kenteken [00-AA-BB], is herkend als [verdachte], geboren op [datum].
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 juli 2009, opgenomen op pagina 159-161 van ordner I van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [betrokkene 2], zakelijk weergegeven
Mijn man heeft onze Peugeot met kenteken [00-AA-BB] van 15 december 2008 tot 1 juli 2009 verhuurd aan [verdachte], geboren op [datum].
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 6 juli 2009, opgenomen in bijlage H van ordner III van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven
Op 19 juni 2009, omstreeks 19.00 uur, heeft een zoeking plaatsgevonden in een personenauto met kenteken [00-AA-BB]. In de kofferbak werd 6340 gram hennep aangetroffen, verpakt in gesealde plastic zakken die zich in een zwarte sporttas bevonden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft betoogd dat het binnentreden in de woning aan de [straat 2] te [plaats], waar verdachte zich op dat moment bevond, onrechtmatig was, omdat de betreffende verbalisant niet over een machtiging beschikte, hij zich niet kenbaar heeft gemaakt als opsporingsambtenaar aan medeverdachte [medeverdachte 3] en hem niet de cautie heeft verleend.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is, voor zover hier van belang, het volgende komen vast te staan. Op 19 juni 2009 is verbalisant [verbalisant 1] binnengetreden in de woning aan de [straat 2] te [plaats]. In de woning bevonden zich op dat moment verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3]. Verbalisant raakte in gesprek met [medeverdachte 3] en liep al pratend met hem de keuken in, waar verdachte zich bevond. Na nog enige tijd met [medeverdachte 3] te hebben gesproken, maakte verbalisant zich bekend als opsporingsambtenaar en legitimeerde hij zich als zodanig. Verdachte is vervolgens de woning uitgerend en is buiten aangehouden door andere verbalisanten.
In het dossier bevindt zich een machtiging tot binnentreden, afgegeven door de officier van justitie op 19 juni 2009. Krachtens deze machtiging waren de opsporingsambtenaren
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] gemachtigd om op 19 juni 2009 de woning aan de [straat 2] te [plaats] zonder toestemming van de bewoner te betreden, ter aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 3].
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een vormverzuim, nu verbalisant [verbalisant 1] is binnengetreden, terwijl hij hiertoe niet was gemachtigd. Bij de beantwoording van de vraag welk gevolg dit verzuim moet hebben, is doorslaggevend of er doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De rechtbank overweegt in dat kader dat verdachte niet woonachtig was in de woning aan de [straat 2]. Derhalve is hij door dit verzuim niet geschonden in de belangen welke de overtreden norm – te weten de belangen van de bewoner – beoogt te beschermen.
De rechtbank stelt voorts vast dat er sprake is van een tweede vormverzuim, nu verbalisant [verbalisant 1] zich, na binnentreding in de woning, niet kenbaar heeft gemaakt aan [medeverdachte 3] als opsporingsambtenaar en hem niet de cautie heeft verleend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook door dit verzuim niet in enig rechtens te respecteren belang is geschonden. De overtreden norm beoogt in dit geval immers [medeverdachte 3] te beschermen en niet verdachte.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 19 juni 2009 in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk 46 kilo hennep en zes kilo hennep heeft vervoerd of aanwezig gehad. Verdachte heeft het feit ontkend.
Ten aanzien van de 46 kilo hennep bevat het dossier een proces-verbaal van inbeslagneming, waaruit blijkt dat deze hoeveelheid hennep, verpakt in kartonnen dozen, op 19 juni 2009 in de laadruimte van een bestelbus is aangetroffen. De bestuurder van deze bestelbus, medeverdachte [medeverdachte 1], heeft verklaard dat hij de dozen samen met verdachte in de bestelbus heeft geladen. Deze verklaring vindt echter geen steun in andere bewijsmiddelen, zodat er naar het oordeel van de rechtbank voor dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Ten aanzien van de zes kilo hennep is de rechtbank van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze hoeveelheid hennep opzettelijk heeft vervoerd.
Met betrekking tot het onderdeel ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ is de rechtbank van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte eenmaal ruim zes kilo hennep heeft vervoerd. Niet is gebleken van enige stelselmatigheid of duurzaamheid van verdachtes handelen of van activiteiten die als hoofd- of nevendoel het verwerven van inkomsten of het maken van winst hebben. Er is daarnaast geen sprake van een kwaliteitsdelict: verdachte kan niet als medepleger aansprakelijk worden gehouden voor beroeps- of bedrijfsmatig handelen van een mededader. Verdachte zal derhalve van dit deel van de tenlastelegging worden vrij-gesproken.
De raadsman heeft betoogd dat niet te bewijzen is dat de in de auto aangetroffen zes kilo hennep ook daadwerkelijk hennep was, nu dit niet is getest. De rechtbank overweegt het volgende. Weliswaar blijkt niet dat de aangetroffen hennep is getest door een narcoticadeskundige, maar in het proces-verbaal van inbeslagneming heeft de verbalisant gerelateerd dat het om hennep ging. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de betreffende verbalisant. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 19 juni 2009 te Groningen opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in de auto Peugeot kenteken [00-AA-BB] een hoeveelheid van 6340 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 juni 2009, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zes kilo hennep vervoerd in zijn auto. De handel in verdovende middelen is bij wet strafbaar gesteld om de volksgezondheid te beschermen. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs ernstige schade berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaan drugshandel en het gebruik van drugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft hieraan door zijn handelen bijgedragen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Aangezien van verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats bekend is, is de Reclassering er niet in geslaagd omtrent verdachte een rapportage op te maken. Nu de rechtbank vrijwel niets bekend is over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, kan hiermee geen rekening worden gehouden.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat zij een minder ernstig feit heeft bewezen verklaard dan door de officier van justitie gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen softdrugs moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de overige beslag genomen goederen moeten worden teruggegeven aan verdachte. Niet is gebleken dat het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang, noch dat verdachte met behulp van deze goederen het strafbare feit heeft begaan of voorbereid. Ook is niet gebleken dat deze goederen door middel van het strafbare feit zijn verkregen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht. De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een plak hasj van 98 gram;
- een monster hennep;
- 6340 gram hennep.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een geldbedrag van € 3.900,-;
- een geldbedrag van € 5.140,-;
- een TomTom One;
- twee sleutels, merken Corbin en Yale, aan een ring;
- een sleutel, merk Axa;
- papieren met berekeningen;
- een gsm, merk Nokia, IMEI-nummer [nummer], met lader;
- een gsm, merk Nokia, IMEI-nummer [nummer];
- belasting-/gemeentepapieren op naam van [verdachte] en Growshop;
- een brief van Incasso Unie aan Digimedia;
- kopieën van een paspoort op naam van [naam];
- een sleutelbos met een pluche beestje;
- een sleutelbos met hanger VW.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, mrs. H.L. Stuiver en J.M.M. van Woensel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.W. Mulder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2010.