parketnummer: 18/670401-09 (promis)
datum uitspraak: 1 februari 2010
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 januari 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij, op of omstreeks 27 september 2009, te Meeden, in de gemeente Menterwolde,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam], in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een fiets en/of de kilometerteller op een fiets, welk geweld bestond uit het met een (honkbal)knuppel slaan op die fiets en/of die kilometerteller van die fiets;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op of omstreeks 27 september 2009, te Meeden, in de gemeente Menterwolde,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk dreigend met een auto aan die [aangever 1] voorbijgereden en/of (daarna) met een door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde auto, vóór die [aangever 1] gestopt en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens) een (honkbal)knuppel uit die auto gepakt en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) (toen) op die [aangever 1] toegelopen en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (daarna) met een honkbalknuppel op de door die [aangever 1] bestuurde fiets geslagen;
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks 3 oktober 2009,
te Musselkanaal, in de gemeente Stadskanaal, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever 2]), heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij, op of omstreeks 8 oktober 2009, te Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromscooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
hij, in of omstreeks de periode van 9 oktober 2009 tot en met 10 oktober 2009,
te Stadskanaal, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de aangifte van [aangever 1] en de verklaring van verdachte. Ook het onder 2 tenlastegelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [aangever 2] en de verklaring van verdachte. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat het onder 3 tenlastegelegde op grond van de aangifte van [aangever 3] en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen kan worden. Als laatste acht de officier van justitie ook het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [aangever 4] en de verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat de bijdrage van verdachte beperkt is geweest en onvoldoende om te kunnen spreken van openlijke geweldpleging. Het onder 2 tenlastegelegde acht de raadsman wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van diefstal en dat verdachte van dat feit vrijgesproken dient te worden, omdat de eigenaar de bromscooter zelf heeft achtergelaten. Het onder 4 tenlastegelegde acht de raadsman wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank leidt uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde het volgende af.
Op 27 september 2009 omstreeks 00:45 uur fietste aangever [aangever 1] op de [straatnaam] te Meeden. Hij zag dat voor hem een auto stopte en dat er twee jongens uit de auto stapten. Hij zag dat de jongen die aan de bestuurderskant zat naar de kofferbak liep en een honkbalknuppel pakte. Aangever zag dat de jongens naar hem toe kwamen lopen en dat de jongen die aan de bestuurderskant zat met de honkbalknuppel meerdere malen op (het stuur van) zijn fiets sloeg. De kilometerteller sprong in meerdere stukken uiteen en er ging een spaak kapot. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de voornoemde auto bestuurde en dat hij degene is geweest die met de honkbalknuppel heeft geslagen. Hij heeft tevens verklaard dat verdachte bij de fiets van [aangever 1] stond en aan het schelden was. Verdachte heeft verklaard dat het zijn idee was om de jongen aan te spreken en dat hij heeft gescholden, maar dat hij niet meer weet wat hij geroepen heeft, omdat hij een paar biertjes op had. Verdachte weet nog wel dat hij ook bedreigende woorden heeft gebruikt.
Anders dan de raadsman komt de rechtbank op grond van het voorgaande tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met een ander openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een fiets en de kilometerteller op een fiets. Het initiatief om bij aangever te stoppen lag bij verdachte. Toen vervolgens [medeverdachte] de honkbalknuppel pakte en meerdere malen op de fiets sloeg, heeft verdachte zich niet gedistantieerd. Sterker nog, verdachte is erbij blijven staan en is op aangever gaan schelden en hem gaan bedreigen. Hierdoor heeft verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan de gepleegde geweldshandelingen. De rechtbank acht de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging dan ook bewezen.
De rechtbank leidt uit voornoemd strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde het volgende af.
Op 3 oktober 2009 was aangever [aangever 2] op de kermis in Musselkanaal. Nadat de groep waarin verdachte zich bevond hem al een keer opgezocht had, zag hij op enig moment dat de groep voor de tweede maal naar hem toe kwam lopen. Aangever kreeg klappen van verdachte in zijn gezicht. Verdachte sloeg hem met zijn rechter vuist. Ondanks dat aangever zich verschuilde kwam verdachte vervolgens weer naar hem toe en gaf hem wederom met de vuist een klap in zijn gezicht. Verdachte heeft bekend dat hij aangever op de kermis vier of vijf keer heeft geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever heeft geraakt op zijn achterhoofd en een paar keer op zijn wang. De groep waarin verdachte zich bevond zocht aangever steeds weer op. Verdachte voelde zich sterk in de groep. Verdachte heeft bekend dat hij fout is geweest en dat hij aangever niet had mogen slaan.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever meerdere malen heeft mishandeld. Verdachte heeft bekend dat hij aangever op de kermis meerdere malen heeft opgezocht en hem meerdere malen klappen heeft gegeven.
De rechtbank leidt uit voornoemd strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde het volgende af.
Aangever [aangever 3] heeft op 5 augustus 2009 voor € 500,00 een bromscooter van verdachte gekocht. Aangever had reeds € 300,00 betaald en zou later het resterende bedrag van € 200,00 betalen. Op 8 oktober 2009 reed aangever op de genoemde bromscooter over de [straatnaam] te Stadskanaal. Hij kwam verdachte tegen. Verdachte gebaarde dat hij moest stoppen en vroeg hem naar het resterende bedrag. Aangever zei dat hij het geld niet bij zich had, maar dat hij die avond zou langskomen om te betalen. Verdachte wilde direct zijn geld of de bromscooter terug. Aangever reed vervolgens door, maar verdachte liet hem weer stoppen. Op dat moment kwamen er twee andere jongens bij, waaronder [medeverdachte]. Aangever voelde zich door de situatie bedreigd en zette de bromscooter op het stuurslot en stak de sleutel in zijn broekzak. Vervolgens liep aangever weg. Even later keek aangever om de hoek en zag [medeverdachte] met zijn bromscooter aan de hand weglopen. Verdachte en de andere jongen liepen er naast. Aangever durfde niet naar de jongens toe te gaan om zijn bromscooter weer terug te halen. Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat aangever de bromscooter wegzette en dat hij de sleutel in zijn broekzak stak. Verdachte dacht dat aangever zich bedreigd voelde en daarom wegliep. Hij zag dat [medeverdachte] het stuurslot los had gekregen en dat hij de bromscooter weg duwde. Verdachte heeft bekend dat ze de bromscooter meegenomen hebben.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van diefstal, omdat de eigenaar de bromscooter zelf heeft achtergelaten. De rechtbank gaat ervan uit dat de raadsman heeft bedoeld te zeggen dat de eigenaar de bromscooter heeft prijsgegeven. Nog daargelaten de vraag in hoeverre het prijsgeven van een goed een bewezenverklaring ter zake van diefstal in de weg staat, blijkt een prijsgeven niet uit de bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever tegen zijn wil de scooter op het stuurslot heeft gezet en heeft achtergelaten. Aangever heeft de sleutel niet afgegeven, maar meegenomen. Aangever liep weg, omdat hij bang was. Verdachte heeft ook verklaard dat hij dacht dat aangever wegliep, omdat hij zich bedreigd voelde. Zonder de toestemming van aangever hebben verdachte en de andere twee jongens de bromscooter meegenomen. Aangever durfde de drie jongens niet tegen te houden. Aangever heeft de bromscooter dan ook niet prijsgegeven. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank leidt uit voornoemd strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde het volgende af.
Op 9 oktober 2009 heeft aangever [aangever 4] zijn Ford Transit bestelbus onbeschadigd achtergelaten op het [straatnaam] te Stadskanaal. Toen aangever op 10 oktober 2009
omstreeks 00:30 uur bij de auto kwam zag hij dat de rechter buitenspiegel was vernield. Verdachte heeft bekend dat hij kwaad was en een spiegel van de auto af heeft geslagen.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de auto van aangever heeft beschadigd, omdat hij een spiegel van die auto heeft afgeslagen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 september 2009, te Meeden, met een ander, op de openbare weg, de [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een fiets en de kilometerteller op een fiets,
welk geweld bestond uit het met een honkbalknuppel slaan op die fiets en die kilometerteller van die fiets;
2.
hij, op verschillende tijdstippen, op 3 oktober 2009, te Musselkanaal, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever 2]), heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 8 oktober 2009, te Stadskanaal, tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromscooter, toebehorende aan [aangever 3];
4.
hij in de periode van 9 oktober 2009 tot en met 10 oktober 2009, te Stadskanaal, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, toebehorende aan [aangever 4], heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1 primair Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
2 Mishandeling, meermalen gepleegd
3 Diefstal door twee of meer verenigde personen
4 Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de voorlopige hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarde wordt verbonden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met daaraan gekoppeld de twee bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies d.d. 29 december 2009 van Verslavingszorg Noord Nederland, te weten een meldingsgebod en deelname aan een gedragsinterventie.
De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten, de context van de feiten, de documentatie van verdachte en het reclasseringsrapport d.d. 29 december 2009.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij hij uitgaat van bewezenverklaring ter zake het onder 1 subsidiair, 2 en 4 tenlastegelegde.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages d.d. 15 oktober 2009 en d.d. 29 december 2009, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een vrijheidsstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een onvoorwaardelijk en een voorwaardelijk deel.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, meerdere mishandelingen, diefstal in vereniging en vernieling. Bij de openlijke geweldpleging heeft verdachte de openbare orde geschonden. Verdachte heeft zich zonder enige aanleiding samen met een ander gewelddadig opgesteld tegen een willekeurig slachtoffer, welk slachtoffer ook nog eens van een jeugdige leeftijd was. Bij de gepleegde mishandelingen, welke elkaar in korte tijd opvolgden, heeft verdachte blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van de ander. Bij voornoemde feiten heeft verdachte de slachtoffers angst aangejaagd en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Verdachte maakte gebruik van de druk die van de groep uitging waarin hij zich bevond. Bij de gepleegde diefstal heeft verdachte zelf het heft in handen genomen en bepaald dat hij zich de bromscooter mocht toe-eigenen. Verdachte heeft zich ook in dit geval samen met anderen gericht tegen het slachtoffer, welk slachtoffer uit angst de bromscooter heeft achtergelaten. Als laatste heeft verdachte, omdat hij boos was, een spiegel van een auto vernield.
Verdachte heeft blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van anderen en voor andermans eigendommen en heeft zich meerdere malen gericht tegen willekeurige slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Naar het oordeel van de rechtbank is een gevangenisstraf, bestaande uit een onvoorwaardelijk en een voorwaardelijk deel, de enige passende reactie. De rechtbank houdt daarbij rekening met de geringe documentatie van verdachte.
Het voorwaardelijke deel van de straf moet verdachte er in de toekomst van weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte daarin ondersteund wordt door de reclassering en ook aan zijn agressieproblematiek gaat werken, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht koppelen met daarbij de op pagina 8 en 9 van het reclasseringsadvies d.d. 29 december 2009 door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, te weten een meldingsgebod en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte reeds heeft toegezegd aan de voorgestelde training mee te zullen werken en dat verdachte ter zake van de gepleegde feiten zijn spijt heeft betuigd.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever 1], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [aangever 1] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 25,00 voor de post kilometerteller. Naast dit bedrag heeft de benadeelde partij € 5,00 gevorderd. Dit bedrag heeft de benadeelde partij aan verdachte overhandigd en verdachte heeft dit deel van de vordering niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij dit bedrag heeft overhandigd aan verdachte naar aanleiding van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal ook dat deel van de vordering toewijzen, zodat een totaalbedrag van € 30,00 zal worden toegewezen.
Het overige deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, aangezien het gaat om misgelopen inkomsten van de moeder van de benadeelde partij en deze inkomsten onvoldoende nader onderbouwd zijn. Dit deel van de schade is derhalve niet aannemelijk geworden en de rechtbank zal dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit bedrag al door verdachtes mededader is voldaan.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Voorts heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd [naam benadeelde partij], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft mondeling opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
De vordering is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, aangezien het gaat om misgelopen inkomsten en deze inkomsten onvoldoende onderbouwd zijn. Deze schade is derhalve niet aannemelijk geworden en de rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever 3], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 300,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit bedrag al door verdachtes mededaders is voldaan.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 141, 300, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
- de hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden de bijzondere voorwaarden zoals genoemd op pagina 8 en 9 van het reclasseringsadvies d.d. 29 december 2009, te weten een meldingsgebod alsmede deelname aan een gedragsinterventie.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 9 februari 2010.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 30,00 (zegge dertig euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit bedrag al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 30,00 (zegge dertig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 30,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 300,00 (zegge driehonderd euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit bedrag al door veroordeeldes mededaders is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 300,00 (zegge driehonderd euro) ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 3], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. van Weringh, voorzitter, mrs. S. Tempel en
K.K. Lindenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2010.