ECLI:NL:RBGRO:2010:BL0535
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.Tj. Terpstra
- Rechtspraak.nl
Parkeren zonder zichtbare parkeervergunning en de gevolgen daarvan
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 15 januari 2010, is het beroep van betrokkene tegen een sanctie wegens het parkeren zonder zichtbare parkeervergunning aan de orde. Betrokkene had op 5 augustus 2009 beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die was genomen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De zitting vond plaats op 11 januari 2010, waarbij betrokkene niet aanwezig was, maar de officier van justitie, vertegenwoordigd door A.J. Rijks, wel. De sanctie was opgelegd omdat betrokkene zijn voertuig had geparkeerd op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder dat de parkeervergunning zichtbaar was.
Betrokkene voerde aan dat hij wel degelijk in het bezit was van een parkeervergunning, maar dat deze door een fout van een derde niet op de nieuwe voorruit was overgezet na vervanging. Hij verzocht om clementie. De vertegenwoordiger van het openbaar ministerie betwistte dit en stelde dat de sanctie terecht was opgelegd, omdat er geen zichtbare vergunning aanwezig was en betrokkene onvoldoende had aangetoond dat hij in het bezit was van een vergunning.
De kantonrechter oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, maar dat betrokkene niet had voldaan aan de voorwaarden die aan de parkeervergunning waren verbonden. De vergunning diende duidelijk zichtbaar en leesbaar achter de voorruit van het voertuig te zijn aangebracht. Aangezien betrokkene erkende dat hij de vergunning niet op de juiste wijze had geplaatst, concludeerde de kantonrechter dat er geen sprake was van parkeren met een vergunning. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde sanctie.