parketnummer: 18/670295-09 (Promis)
datum uitspraak: 18 januari 2010
raadsman: mr. O.G. Schuur
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [Geboortedatum en –plaats],
wonende aan het [Woonadres verdachte],
thans preventief gedetineerd in de P.I. HvB Ter Apel, Ter Apelervenen 10 te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 januari 2010.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 4 januari 2010, welke wijziging door de rechtbank, gehoord de verdachte en de raadsman, is toegewezen – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2009 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een winkel van [Winkelbedrijf] aan Westerhaven) heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type LG kvf700), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [Winkelbedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Aangever S], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte (na door die [Aangever S] te zijn aangehouden en/of vastgepakt) die [Aangever S] heeft (weg)geduwd en/of getrokken en/of zich (van die [Aangever S]) heeft (los)gerukt en/of getrokken en/of een of meer slaande bewegingen heeft gemaakt naar, althans in de richting, van die [Aangever S], en/of (aldus) een voor die [Aangever S] bedreigende situatie heeft geschapen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 juli 2009 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer mobiele telefoons, althans enig goed van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [Winkelbedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met zijn mededader(s), althans alleen, die winkel is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) een mobiele telefoon heeft gepakt en/of onder zich heeft genomen/gehouden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Aangever S], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte (na door die [Aangever S] te zijn aangehouden en/of vastgepakt) die [Aangever S] heeft (weg)geduwd en/of getrokken en/of zich (van die [Aangever S]) heeft (los)gerukt en/of getrokken en/of een of meer slaande bewegingen heeft gemaakt naar, althans in de richting, van die [Aangever S] en/of (aldus) een voor die [Aangever S] bedreigende situatie heeft geschapen;
hij op of omstreeks 06 juli 2009 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel van [Winkelbedrijf] aan De Centrale) heeft weggenomen een of meer mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [Winkelbedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Aangever G], [Aangever B] en/of [Aangever A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar, althans in de richting, (van het hoofd/gezicht) van die [Aangever G], [Aangever B] en/of [Aangever A] en/of/althans een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [Aangever G], [Aangever B] en/of [Aangever A] heeft getoond en/of (aldus) een voor die [Aangever G], [Aangever B] en/of [Aangever A] bedreigende situatie heeft geschapen;
hij op of omstreeks 19 september 2009 te Groningen aan een persoon genaamd [Aangever E], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schedelbreuk en/of bloeding tussen schedel en hersenvlies), heeft toegebracht, door deze opzettelijk en met kracht een of meermalen (tegen het hoofd) te stompen en/of te slaan, ten gevolge waarvan die [Aangever E] is komen te vallen en/of (vervolgens) (hard) met zijn hoofd tegen de grond is gekomen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 september 2009 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Aangever E], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [Aangever E] (met kracht) een of meermalen (tegen het hoofd) heeft gestompt en/of geslagen, ten gevolge waarvan die [Aangever E] is komen te vallen en/of (vervolgens) (hard) met zijn hoofd tegen de grond is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 september 2009 te Groningen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [Aangever E]), (met kracht) een of meermalen (tegen het hoofd) heeft gestompt en/of geslagen, (mede) waardoor die [Aangever E] is komen te vallen en/of (vervolgens) (hard) met zijn hoofd tegen de grond is gekomen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (schedelbreuk en/of bloeding tussen schedel en hersenvlies), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde met dien verstande dat de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte terzake het onder 1 tenlastegelegde zich bediend heeft van geweld en/of bedreiging met geweld.
De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de verklaringen van aangevers, de opgegeven signalementen, de bewakingscamerabeelden en de bij verdachte en zijn medeverdachte [Medeverdachte T] aangetroffen jassen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Naar de mening van de raadsman blijkt allerminst wettig en overtuigend dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstallen bij de [Winkelbedrijf].
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de opgegeven signalementen niet specifiek genoemd zijn om de betrokkenheid van verdachte te bewijzen en dat de camerabeelden in het strafdossier zien op een incident dat zou hebben plaatsgehad op 11 juli 2009 en dat niet tenlastegelegd is.
Uit de inhoud van het strafdossier met dossiernummer 2009069933-1 d.d. 18 augustus 2009
en uit het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank de navolgende feitelijke gang van zaken af ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Op 6 juli 2009 wordt in de [Winkelbedrijf] in Leeuwarden door een beveiligingsmedewerker gezien hoe een donkere man en een donkere vrouw, beiden gekleed in een zwarte jas met witte belijning, verpakkingen van mobiele telefoons openmaken. Op de plek waar deze personen zich hebben opgehouden, worden door een medewerker van de [Winkelbedrijf] losse beveiligingsstickers aangetroffen.
De beide genoemde personen worden door het winkelpersoneel staande gehouden en worden verzocht mee te gaan naar de ophoudruimte. In de ophoudruimte aangekomen toont de donkere man aan [Aangever B] op volgens deze [Aangever B] dreigende wijze een mes. De donkere man begeeft zich naar de nooduitgang in de ophoudruimte en verlaat door deze uitgang het pand. De donkere vrouw wordt door [Aangever G] vastgepakt waarna zij zich losrukt en eveneens door de nooduitgang het pand verlaat. Wanneer [Aangever G] en [Aangever B] de man en de vrouw naar buiten volgen, komt de donkere man op hen toegelopen met het mes in uitgestrekte arm wijzend in de richting van [Aangever G] en [Aangever B].
Buiten de winkel spreken [Aangever B] en [Aangever A] de donkere man en vrouw aan. De donkere man houdt dan opnieuw zijn mes in de richting van [Aangever B] en [Aangever A]. De donkere man en vrouw stappen vervolgens op een tweetal scooters en rijden weg.
Aangever [Aangever A] noteert vervolgens de kentekens van de beide scooters, waaronder het kenteken DV933B. Dit kenteken blijkt te behoren bij een scooter waarvan bekend is dat deze scooter veelvuldig in gebruik is bij verdachte.
Op 17 juli 2009 wordt in de [Winkelbedrijf] in Groningen een poging tot diefstal van een mobiele telefoon gepleegd. [Aangever S] is op dat moment werkzaam als beveiligingsmedewerker bij de [Winkelbedrijf]. [Aangever S] ziet een man die hem van eerdere diefstallen in de [Winkelbedrijf] bekend voorkomt. [Aangever S] volgt de persoon met de beveiligingscamera. Hij ziet dat een vrouw de man afschermt en dat de man de verpakking en de beveiliging van een LG telefoon verwijdert. [Aangever S] wacht de man na de kassa op en spreekt hem aan. De man volgt [Aangever S] naar de beveiligingsruimte. In de beveiligingsruimte blijkt de man de LG telefoon onder zijn arm geklemd te hebben. De man begint [Aangever S] te trekken en te duwen. Het lukt de man om de deur open te maken en weg te rennen. [Aangever S] achtervolgt de man en pakt hem bij zijn jas waarna een korte worsteling ontstaat. De man rukt zich los en rent weer weg. De man draait zich daarop om en loopt op [Aangever S] af en haalt met zijn vuist uit naar [Aangever S]. [Aangever S] ontwijkt de slagen en staakt de achtervolging.
Van het incident op 6 juli 2009 zijn bewakingscamerabeelden aan het strafdossier toegevoegd. Op deze beelden zijn een donkere man en een donkere vrouw te zien, beide gekleed in een zwarte jas met witte lijnen en symbolen. Op 23 juli 2009 is met toestemming van medeverdachte [Medeverdachte T] door verbalisanten in de woning van [Medeverdachte T] rondgekeken. Daarbij werd een zwart vest met witte lijnen en opdruk meegenomen. Volgens medeverdachte [Medeverdachte T] behoort dit vest aan verdachte. Volgens de moeder van medeverdachte [Medeverdachte T] hebben verdachte en medeverdachte [Medeverdachte T] beiden een dergelijke jas.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een sterke gelijkenis tussen het bij medeverdachte [Medeverdachte T] aangetroffen vest en de op de bewakingscamerabeelden zichtbare jas die wordt gedragen door de donkere man en de donkere vrouw.
Voorts is – naar de waarneming van de rechtbank – gelet op de lengte, het postuur en de huidskleur sprake van een zekere gelijkenis tussen de op de bewakingscamerabeelden zichtbare donkere man en verdachte.
Uit het genoemde strafdossier blijkt voorts dat ook op 11 juli 2009 in de [Winkelbedrijf] te Groningen een diefstal van mobiele telefoons wordt gepleegd. In dat kader wordt gehoord [Getuige H], beveiligingsmedewerker bij [Winkelbedrijf]. Hem worden ook de bewakingscamerabeelden van het incident op 6 juli 2009 en het incident op 17 juli 2009 getoond. Hulst verklaart dat de personen die op 11 juli 2009 bij de [Winkelbedrijf] als verdachten van de diefstal werden aangemerkt, dezelfde personen zijn die hij ziet op de beelden van de [Winkelbedrijf] in Leeuwarden op 6 juli 2009 en de [Winkelbedrijf] te Groningen op 17 juli 2009.
In het verhoor van medeverdachte [Medeverdachte T] worden prints getoond van de bewakingscamerabeelden van de [Winkelbedrijf] Groningen op 17 juli 2009. Medeverdachte [Medeverdachte T] verklaart zichzelf van die prints te herkennen, zij het niet erg duidelijk.
De rechtbank houdt voor het bewijs rekening met hetgeen uit het strafdossier blijkt omtrent de diefstal bij de [Winkelbedrijf] in Groningen. De rechtbank leidt daaruit het bewijs voor een specifieke wijze van handelen af in die zin dat het bij de diefstallen op 6, 11 en 17 juli 2009 telkens gaat om een soortgelijke wijze van opereren: er worden mobiele telefoons uit de verpakking gehaald waarbij een donkere vrouw een donkere man afschermt en de verpakkingen en beveiligingsstrips worden achtergelaten. De diefstal bij de [Winkelbedrijf] te Groningen op 11 juli 2009 is bovendien gepleegd in dezelfde periode waarin de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zijn begaan.
Daarnaast blijkt uit de in het dossier gevoegde prints van bewakingscamerabeelden dat het gaat om een man en een vrouw die aan eenzelfde signalement voldoen en waarbij de vrouw eenzelfde jas/vest draagt als hierboven is omschreven.
Gelet op de genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich tezamen met medeverdachte [Medeverdachte T] op 6 juli 2009 en op 17 juli 2009 schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld. Een en ander overeenkomstig de hierna opgenomen bewezenverklaring.
Feit 3
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft de officier van justitie geconcludeerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich aan het primair tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt.
Dat verdachte het feit heeft begaan volgt volgens de officier van justitie uit de verklaringen van getuigen [Getuige D], [Getuige H], [Getuige K], [Getuige C] en medeverdachte [Medeverdachte L]. De officier van justitie gaat daarbij uit van zuiver opzet bij verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever [Aangever E].
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman gepleit tot vrijspraak van verdachte. Naar de mening van de raadsman blijkt niet wettig en overtuigend dat verdachte betrokken is geweest bij de mishandeling zoals deze heeft plaatsgevonden op de Grote Markt te Groningen op 19 september 2009.
Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat onvoldoende blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de mishandeling. Bovendien, zou betrokkenheid van verdachte al kunnen worden aangenomen, blijkt niet dat het opzet van verdachte gericht is geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er is immers aan aangever [Aangever E] een enkele vuistslag toegebracht. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van die enkele vuistslag kan geen zuiver opzet op het toebrengen van zwaar letsel worden afgeleid. De raadsman heeft voorts betoogd dat bij het toebrengen van een enkel vuistslag geen sprake is van een aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt. Reden waarom ook voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar letsel niet kan worden bewezen.
De raadsman concludeert dat – indien betrokkenheid van verdachte wordt aangenomen – hooguit bewezenverklaring voor het meer subsidiair tenlastegelegde kan volgen.
Uit de inhoud van het strafdossier met dossiernummer 2009107602 d.d. 29 oktober 2009
en uit het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank de navolgende feitelijke gang van zaken af ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
Op 19 september 2009 bevinden aangever [Aangever E] en zijn vrienden [Getuige D] en [Getuige K] zich op de Grote Markt in Groningen. Ter hoogte van een cafetaria op de hoek van de Grote Markt en de Oosterstraat ontstaat er een korte woordenwisseling tussen [Getuige K] en een donkere man op een scooter over een bijna botsing tussen beiden. Aangever [Aangever E] staat daarbij bij [Getuige K] in de buurt. Een tweede donkere man in een roze t-shirt geeft aangever [Aangever E] een krachtige vuistslag tegen zijn hoofd. [Aangever E] verliest daarbij kennelijk zijn bewustzijn en valt, waarbij hij hard met zijn hoofd de straat raakt. Ten gevolg van de klap en de val met het hoofd op straat loopt [Aangever E] letsel op. Dit letsel bestaat uit een schedelbreuk en een bloeding tussen het hersenvlies en het schedeldak. [Aangever E] wordt ter behandeling van dit letsel geopereerd, hetgeen een litteken van het voorhoofd tot het rechteroor tot gevolg heeft.
Blijkens de verklaringen van getuige [Getuige C] en medeverdachte [Medeverdachte L] is verdachte degene die op de bewuste avond ter plaatse was en de vuistslag aan aangever [Aangever E] heeft toegebracht. Van het incident zijn bewakingscamerabeelden beschikbaar. Op deze beelden is te zien dat een donkere man met een roze shirt de vuistslag toebrengt en zich daarna van de plaats van het incident verwijdert. Getuige [Getuige C] worden de prints van de bewakingscamerabeelden getoond en zij identificeert verdachte als de donkere man met het roze shirt. Bij de aanhouding van verdachte wordt een roze shirt aangetroffen in de woning waar verdachte verbleef.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan de zware mishandeling van aangever [Aangever E] schuldig heeft gemaakt. Een en ander overeenkomstig de navolgende bewezenverklaring. Daarbij overweegt de rechtbank als volgt.
Het bij [Aangever E] geconstateerde letsel dient naar het oordeel van de rechtbank vanwege de aard en ernst daarvan, de noodzaak en aard van het medische ingrijpen alsook vanwege het blijvend ontsierende litteken in het aangezicht van [Aangever E], te worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is de kans als aanmerkelijk te beoordelen dat bij het toebrengen van een vuistslag tegen het gezicht van een ander deze, (met zijn hoofd) op de grond/straat valt en dat daarbij additioneel ernstig letsel wordt veroorzaakt. Dit geldt temeer wanneer diegene die wordt geslagen (hevig) onder invloed van alcoholische drank verkeert. Hierbij merkt de rechtbank op dat verdachte kon verwachten dat [Aangever E] alcohol had genuttigd gelet op de plaats en het tijdstip waarop de confrontatie tussen beiden plaats had, te weten diep in de nacht in een uitgaansgebied.
Verdachte heeft door [Aangever E] een krachtige vuistslag in het gezicht toe te brengen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat daardoor aan [Aangever E] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft gehandeld vanuit het voorwaardelijk opzet om aan aangever [Aangever E] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank acht met inachtneming van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2009 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel van [Winkelbedrijf] aan Westerhaven heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type LG kvf700), toebehorende aan het (winkel)bedrijf [Winkelbedrijf], welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [Aangever S], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte na door die [Aangever S] te zijn aangehouden en vastgepakt die [Aangever S] heeft weggeduwd en zich van die [Aangever S] heeft losgerukt en getrokken en slaande bewegingen heeft gemaakt naar, althans in de richting, van die [Aangever S], en (aldus) een voor die [Aangever S] bedreigende situatie heeft geschapen;
hij op 6 juli 2009 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel van [Winkelbedrijf] aan De Centrale heeft weggenomen mobiele telefoons, toebehorende aan het (winkel)bedrijf [Winkelbedrijf], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [Aangever G], [Aangever B] en [Aangever A], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte met een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, stekende en zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar, althans in de richting van, het hoofd/gezicht van die [Aangever G], [Aangever B] en/of [Aangever A] en/of een mes, aan die [Aangever G], [Aangever B] en/of [Aangever A] heeft getoond en (aldus) een voor die [Aangever G], [Aangever B] en/of [Aangever A] bedreigende situatie heeft geschapen;
hij op 19 september 2009 te Groningen aan een persoon genaamd [Aangever E], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schedelbreuk en bloeding tussen schedel en hersenvlies), heeft toegebracht, door deze opzettelijk en met kracht tegen het hoofd te stompen ten gevolge waarvan die [Aangever E] is komen te vallen en (vervolgens) (hard) met zijn hoofd tegen de grond is gekomen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feiten op:
1 primair Diefstal gepleegd door twee verenigde personen, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
2 Diefstal gepleegd door twee verenigde personen, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
3 primair Zware mishandeling.
De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van een van deze feiten opheffen.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte vanwege het onder 1 primair, 2 en 3 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de hoeveelheid, de aard en de ernst van de feiten en met de persoon van de verdachte zoals deze blijkt uit het verhandelde ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 24 november 2009.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf matigt.
De raadsman gaat daarbij uit van de bewezenverklaring terzake het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde en heeft geconcludeerd dat aan verdachte een beperkte onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met daarnaast een voorwaardelijk deel en een werkstraf.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 24 november 2009, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank neemt hierbij en bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal diefstallen in vereniging met geweld en bedreiging en een ernstig geweldsdelict. Verdachte heeft door zo te handelen als hij heeft gedaan, blijk gegeven van een gebrek aan respect voor een anders recht op ongestoorde beschikking over zijn eigendommen en een anders recht op de integriteit van het lichaam.
Verdachte heeft na een tweetal diefstallen geweld gebruikt en met geweld gedreigd om zich aan zijn aanhouding voor de diefstallen te onttrekken. Verdachte heeft zich daarbij in één van beide gevallen van een wapen bediend. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij daarmee gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt bij de slachtoffers van het geweld en de bedreiging daarmee.
Terzake het onder 3 tenlastegelegde is sprake van een zware mishandeling. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zonder enige vorm van uitlokking door aangever [Aangever E], tot gebruik van geweld is overgegaan. Blijkens de aangifte zijn de gevolgen van het door verdachte gepleegde geweld ernstig geweest. [Aangever E] heeft geruime tijd in het ziekenhuis verbleven, lijdt nog steeds onder gevoelens van angst, onrust en onbegrip, heeft aanzienlijke studievertraging opgelopen, kon een periode niet werken en houdt aan de mishandeling een blijvend litteken over. De rechtbank rekent verdachte de ernst van de gevolgen van de vuistslag zwaar aan.
De rechtbank overweegt bovendien dat uit het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte zich de gevolgen van zijn handelen aantrekt en zijn aandeel daarin onderkent. De rechtbank leidt daaruit en uit het afschrift uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 23 juli 2009 een gevaar voor recidive af.
De rechtbank komt tot het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur dan door de officier van justitie geëist en door de raadsman bepleit. Dit is gelegen in het feit dat de rechtbank van oordeel is dat de geëiste en bepleite straffen geen recht doen aan de hoeveelheid, aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft daarbij eveneens gelet op de straffen die bij soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij terzake feit 3
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [Aangever E], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 5.234,88 (zegge vijfduizendtweehonderdvierendertig euro en achtentachtig cent). De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 september 2009.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de hoogte van het toegewezen bedrag dat dit bestaat uit de opgevoerde immateriële schade vermeerderd met de (in de bijlage van de vordering) opgevoerde eigen bijdrage. Met betrekking tot het de opgevoerde ziekenhuisdaggeldvergoeding overweegt de rechtbank dat deze schade eveneens onder de noemer immateriële schade valt en in de toegewezen immateriële schade wordt geacht te zijn inbegrepen.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 302, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het 1 primair, 2 en 3 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden
beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering van de benadeelde partij [Aangever E], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 5.234,88 (zegge vijfduizendtweehonderdvierendertig euro en achtentachtig cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2009 en veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 5.234,88 (zegge vijfduizendtweehonderdvierendertig euro en achtentachtig cent) ten behoeve van de benadeelde partij [Aangever E], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 56 dagen hechtenis; toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.234,88 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen; dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J.M.M. van Woensel, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en
mr. L.W. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.H.S. Kroeze als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2010.
Bewijsmiddelen:
- Proces-verbaal van aangifte door [Aangever G] namens [Winkelbedrijf] Leeuwarden, d.d. 6 juli 2009, pag. 52 en verder.
- Proces-verbaal van aangifte door [Aangever B] d.d. 6 juli 2009, pag. 88 en verder.
- Zie de in voetnoten 1 en 2 genoemde processen-verbaal van aangifte.
- Zie het in voetnoot 2 genoemde proces-verbaal van aangifte en het proces-verbaal van aangifte door F. Appeldoorn d.d. 6 juli 2009, pag. 95 en verder.
- Zie het in voetnoot 4 genoemde proces-verbaal van aangifte door [Aangever A].
- Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juli 2009, bijlage.
- Proces-verbaal van aangifte door [Aangever Z] namens [Winkelbedrijf] Groningen, d.d. 21 juli 2009, pag. 85 en verder.
- Proces-verbaal van verhoor getuige [Aangever S] d.d. 24 juli 2009, pag. 98 en verder.
- Zie pagina’s 56-62.
- Een foto van de bewuste jas is op pagina 102 van het strafdossier opgenomen.
- Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte T] d.d. 23 juli 2009, pag. 29 en verder.
- Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige K] d.d. 27 juli 2009, pag. 103 en verder.
- De waarneming van de rechtbank als gedaan ter terechtzitting van 4 januari 2010.
- Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige H] d.d. 22 juli 2009, pag. 49 en verder.
- Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte T] d.d. 30 juli 2009, pag. 26 en verder.
- Zie het in voetnoot 14. genoemde proces-verbaal alsook het proces-verbaal van aangifte door [Getuige H] d.d. 13 juli 2009, pag. 69 en verder en de bij die aangifte gevoegde prints van bewakingscamerabeelden.
- Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige D] d.d. 21 september 2009, pag. 57 en verder en proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige K] d.d. 22 september 2009, pag. 61 en verder.
- Zie het in voetnoot 17 genoemde proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige D] en het proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige H] d.d. 21 september 2009, pag. 57 en verder.
- Zie het proces-verbaal van aangifte door [Aangever E] d.d. 30 september 2009 pag. 45 en verder; de medische verklaringen d.d. 19 september 2009 en 21 september 2009 (pag. 51 en 50) en de foto’s op pag. 48.
- Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige C] d.d. 6 oktober 2009, pag. 82 en verder en proces-verbaal van verhoor getuige [Medeverdachte L] d.d. 8 oktober 2009, pag. 118 en verder.
- Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2009, pag. 93 en verder.
- Zie het in voetnoot 20 genoemde proces-verbaal van verhoor van getuige [Getuige C].
- Zie het proces-verbaal van binnentreden d.d. 5 oktober 2009, pag. 32 en de foto’s van het shirt en de eveneens in beslaggenomen blauwe jas op pag. 134 en 135.