ECLI:NL:RBGRO:2009:BL1496

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-1134
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid gemeenteraad tot vaststelling eigen bijdrage WMO en rechtsgeldigheid van delegatie aan B&W

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten B.V. (verweerder) van 25 november 2008, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit van 23 juli 2008 ongegrond werd verklaard. Dit eerdere besluit betrof de vaststelling van een eigen bijdrage op grond van de Wet maatschappelijke Ondersteuning (WMO), die door verweerder was vastgesteld op € 637,59. Eiseres, die in 2007 hulp in de huishouding ontving, was het niet eens met de verhoging van haar eigen bijdrage van € 23,80 naar € 178,78 per vier weken, en stelde dat zij meerdere malen onjuiste informatie had ontvangen over haar eigen bijdrage op basis van haar inkomen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 augustus 2009 en, na te hebben vastgesteld dat het onderzoek niet volledig was, de zaak heropend en verwezen naar de meervoudige kamer. De zitting van de meervoudige kamer vond plaats op 6 oktober 2009, waar eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar echtgenoot. De rechtbank heeft de feiten en het zaaksverloop in detail bekeken, waaronder het inkomen van eiseres en de communicatie met verweerder over de hoogte van de eigen bijdrage.

De rechtbank heeft overwogen dat de gemeenteraad bevoegd is om de vaststelling van de eigen bijdrage te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders, en dat deze delegatie rechtsgeldig was. Eiseres heeft niet de hoogte van de eigen bijdrage betwist, maar was verbolgen over de onjuiste informatie die zij had ontvangen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit de rechtmatigheidstoets kan doorstaan en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door de rechtbank Groningen op 29 oktober 2009, in aanwezigheid van de griffier M.J.’t Hart.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Bestuursrecht, meervoudige kamer
Zaaknummer: AWB 08/1134
Uitspraak in het geschil tussen
[naam], wonende te Winschoten, eiseres,
en
het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten B.V., verweerder,
gemachtigden: L. van Eer en J. Paulus van Pauwvliet.
1. Onderwerp van geschil
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 november 2008.
In dit besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van verweerder van 23 juli 2008, waarbij verweerder een nog te betalen eigen bijdrage op grond van de Wet maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft vastgesteld op € 637,59, ongegrond verklaard.
2. Zitting
Het beroep is behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank op
5 augustus 2009. Na sluiting van de behandeling ter zitting heeft de rechtbank geoordeeld dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft zij de zaak op grond van artikel 8:68 Algemene wet bestuursrecht (Awb) heropend en verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank op
6 oktober 2009.
Eiseres is ter zitting in persoon verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot
R.M. Willemsen.
Verweerder heeft zich ter zitting door zijn gemachtigden laten vertegenwoordigen.
3. Feiten en zaaksverloop
Eiseres heeft in 2007 hulp in de huishouding gekregen.
Bij brief van 9 juli 2007 is de voorlopige eigen bijdrage van eiseres voor de hulp in de huishouding becijferd op maximaal € 23,80 per periode van vier weken. In een niet ondertekende standaardbrief is over deze vaststelling het volgende vermeld: 'Op dit moment heeft het CAK-BZ geen definitieve gegevens over uw inkomen over 2005. Daarom betaalt u voorlopig de laagste eigen bijdrage van € 23,80. Zodra uw definitieve inkomensgegevens bij ons bekend zijn, stellen wij uw bijdrage voor 2007 definitief vast.
Eiseres en haar echtgenoot hebben over het jaar 2005 een gezamenlijk inkomen van
€ 34.242,00.
Bij factuur van 23 juli 2008 is de eigen bijdrage over ontvangen hulp in de huishouding voor periode 3 tot en met 7 in 2007 begroot op een bedrag van € 178,78 per periode van vier weken. In periode 3 tot en met 7 is volgens diezelfde factuur voor een bedrag van € 1.231,48 aan zorg geleverd en dient daarvan een bedrag van € 801,88 door eiseres zelf te worden bijgedragen. Na aftrek van de reeds betaalde bijdrage resteert een bedrag van € 637,59.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 16 juli 2009 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 25 november 2008 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (het thans bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 3 december 2008, aangevuld op 12 januari 2009, beroep ingesteld bij de rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
Artikel 15, eerste lid, WMO bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening kan bepalen dat een persoon van 18 jaren of ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, voor zover die ondersteuning bestaat uit het verlenen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget en niet bestaat uit een aan hem verleende financiële tegemoetkoming, een eigen bijdrage is verschuldigd.
De eigen bijdrage, hier in geding, is gebaseerd op de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Winschoten’.
Artikel 7 van deze verordening bepaalt dat bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd is en het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Winschoten de omvang van deze eigen inbreng vastlegt.
In artikel 3.3 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Winschoten 2007 is het bedrag per vier weken dat gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan 65 jaar, dienen te betalen vastgesteld op € 23,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt. Het college heeft de zinsnede 'een dertiende deel' niet vermeld, maar in de onderhavige zaak wel toegepast.
De rechtbank ziet zich ambtshalve allereerst geplaatst voor de vraag of de gemeenteraad de hem toekomende bevoegdheid om bij verordening eigen bijdragen vast te stellen aan het college van burgemeester en wethouders mocht delegeren.
Overwogen wordt op dat punt als volgt.
Op grond van artikel 156, eerste lid, gemeentewet kan de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
In artikel 156, tweede lid, gemeentewet is bepaald dat de gemeenteraad een aantal met name genoemde bevoegdheden in ieder geval niet kan overdragen.
Een situatie genoemd in artikel 156, tweede lid, gemeentewet doet zich hier niet voor.
De rechtbank is van oordeel dat noch de tekst van de WMO, noch de memorie van toelichting daarop aanleiding geven om aan te nemen dat de wetgever delegatie van de bevoegdheid van artikel 15 WMO door de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders heeft willen uitsluiten. De delegatie heeft dan ook rechtsgeldig plaatsgevonden en het college van burgemeester was derhalve bevoegd de omvang van de eigen bijdrage te regelen.
Eiseres bestrijdt niet de hoogte van de vastgestelde eigen bijdrage, doch kan zich er niet in vinden dat de eerder vastgestelde bijdrage van € 23,80 plotseling werd verhoogd naar
€ 178,78 per periode van vier weken, terwijl, zo stelt zij, verweerder van meet af aan op de hoogte was van haar inkomsten. Zij stelt haar inkomen meerdere malen telefonisch te hebben doorgegeven en steeds te horen te hebben gekregen dat zij de laagste eigen bijdrage verschuldigd was.
Uitgaand van de grieven van eiseres stelt de rechtbank vast dat eiseres de hoogte van de vastgestelde eigen bijdrage niet bestrijdt, maar erover verbolgen is dat zij meerdere malen informatie heeft ingewonnen en haar telkens werd medegedeeld dat zij slechts een lage eigen bijdrage verschuldigd was, op basis waarvan zij haar aanvraag heeft gedaan. Achteraf zag zij zich plots geconfronteerd met een hoge eigen bijdrage.
De vraag of in het door eiseres aangevoerde voldoende grond is gelegen om het thans bestreden besluit onrechtmatig te achten beantwoordt de rechtbank ontkennend.
Hoewel niet uitgesloten kan worden dat aan eiseres telefonisch onjuiste informatie is verstrekt, heeft zij -terwijl de bewijslast van die stelling bij haar lag nu zij zich op het opgewekte vertrouwen beroept- dat onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voorts blijkt uit de ‘Voorlopige beschikking eigen bijdrage Wmo’ dat verweerder op het moment van het vaststellen van de voorlopige bijdrage niet beschikte over definitieve inkomensgegevens, reden waarom voorlopig is uitgegaan van de laagste eigen bijdrage. Terzijde zij nog opgemerkt dat in de door verweerder uitgegeven brochure “Toelichting eigen bijdrage” wordt verwezen naar een rekenmodule op zijn site www.cak-bz.nl (thans: www.hetcak.nl) aan de hand waarvan de hoogte van de eigen bijdrage kan worden bepaald.
Nu het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank de rechtmatigheidstoets kan doorstaan dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
4. Beslissing
De rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.W. Wassink (voorzitter), mr. D.M. Schuiling en
mr. A.T. Marseille en in het openbaar door de voorzitter uitgesproken op 29 oktober 2009, in tegenwoordigheid van M.J.’t Hart als griffier.
w.g. De griffier, w.g. De voorzitter,
De rechtbank wijst er op dat belanghebbenden binnen zes weken na de datum van de verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA in Utrecht.