ECLI:NL:RBGRO:2009:BL0548

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
384460 CV EXPL 08-15899
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel studiefinanciering door ex-student na uitzetting

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat is uitgevaardigd door de Informatie Beheer Groep (IBG) tegen een ex-student, F., die onverwachts in vreemdelingenbewaring is geplaatst en vervolgens Nederland is uitgezet. De ex-student had studiefinanciering ontvangen, maar de IBG stelde dat hij vanaf 1 juli 2005 geen recht meer had op deze financiering en een OV-Studentenkaart, wat leidde tot een schuld. Het dwangbevel werd op 25 juli 2006 betekend, terwijl de ex-student op 23 juni 2006 Nederland had verlaten. De ex-student stelde verzet in, maar de IBG voerde aan dat dit te laat was. De kantonrechter oordeelde echter dat de ex-student niet zelf kon zorgen voor zijn uitschrijving uit de Gemeentelijke basisadministratie, omdat hij in vreemdelingenbewaring zat. De overheid had de verantwoordelijkheid om deze gegevens tijdig te actualiseren. De kantonrechter concludeerde dat de overschrijding van de verzetstermijn verschoonbaar was, omdat de ex-student pas op 26 september 2008 kennisnam van het dwangbevel. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 384460 CV EXPL 08-15899
Vonnis d.d. 2 september 2009
inzake
F., wonende te Zeist,
eiser, hierna F. te noemen,
gemachtigde mr. H.M. Mauritz, advocaat te Utrecht,
tegen
de Informatie Beheer Groep, gevestigd te Groningen,
gedaagde, hierna de IBG te noemen,
gemachtigde H.A. Bos, gerechtsdeurwaarder te Groningen.
PROCESGANG
F. is bij dagvaarding in verzet gekomen tegen een door de IBG tegen hem uitgevaardigd dwangbevel.
De IBG heeft de vordering weersproken.
Partijen hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd.
OVERWEGINGEN
De feiten
1. Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.1. Aan F. is met ingang van 1 november 2004 studiefinanciering toegekend. Ook heeft hij de beschikking gekregen over een OV-Studentenkaart.
1.2. Bij berichten van 21 januari 2006 heeft de IBG aan F. meegedeeld dat hij vanaf 1 juli 2005 geen recht had op studiefinanciering en evenmin op een OV-Studentenkaart, waardoor een studieschuld en een schuld vanwege onterecht kaartbezit is ontstaan. Als reden noemt de IBG dat hij voor het schooljaar 2005-2006 niet ingeschreven stond bij een onderwijsinstelling. Op 27 februari 2006 heeft F. aan de IBG alsnog een onderwijskaart voor dat schooljaar en een bewijs van inschrijving verstrekt.
1.3. Niettemin heeft de IBG bij berichten van 10 maart 2006 aan F. bericht dat hij vanaf 1 november 2004 geen recht had op had op studiefinanciering en evenmin op een OV-Studentenkaart, waardoor een studieschuld en een schuld vanwege onterecht kaartbezit is ontstaan. Als reden daarvoor noemt de IBG dat F. op dat moment niet aan de nationaliteitseis voldeed.
1.4. Voor de voldoening van de termijnen juli 2005 tot en met januari 2006 (elke termijn groot € 136,00) is aan F. een accept-girokaart verzonden, gevolgd door een aanmaning op 1 maart en 10 mei 2006.
1.5. F. is op 23 juni 2006 Nederland uitgezet. Op 11 augustus 2006 heeft de gemeente Nieuwegein de uitschrijving ambtshalve geregistreerd. Op 4 augustus 2008 is F. weer ingeschreven in Nederland.
1.6. De IBG heeft op 10 juli 2006 tegen F. een dwangbevel uitgevaardigd, waarbij zij aanspraak maakt op € 952,00 aan schuld wegens onterecht kaartbezit (de termijnen juli 2005 tot en met januari 2006), vermeerderd met rente en invorderingskosten. Het dwangbevel is op 25 juli 2006 betekend aan het adres waar F. voor zijn uitzetting woonde. Het verzet richt zich tegen dit dwangbevel.
Het geschil
2. Partijen verschillen primair van mening over het antwoord op de vraag of F. tijdig in verzet is gekomen. Daarnaast moet de vraag worden beantwoord of het dwangbevel terecht is uitgevaardigd.
3. Waar nodig zal hierna nader op de standpunten van partijen worden ingegaan.
De beoordeling
4. Allereerst zal worden ingegaan op de ontvankelijkheid van het verzet.
4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel kan verzet tegen een dwangbevel worden gedaan door dagvaarding van de IBG binnen een termijn van vier weken na betekening van het dwangbevel.
4.2. Het dwangbevel is op 25 juli 2006 aan betekend. Een onverkorte toepassing van het hiervoor genoemde wetsartikel zou dan ook betekenen dat het verzet te laat is ingediend. Niettemin kan F. naar het oordeel van de kantonrechter in zijn verzet worden ontvangen.
4.3. F. heeft bij repliek uitgebreid beschreven hoe zijn uitzetting is verlopen. Kort en goed komt dat erop neer dat hij zonder vooraankondiging op 19 mei 2006 in de trein van België naar Nederland is aangehouden en vervolgens in afwachting van zijn uitzetting in vreemdelingenbewaring is gezet. Vanaf genoemde datum tot de datum van zijn uitzetting (23 juni 2006) is hij onafgebroken in het detentiecentrum in Zeist verbleven.
4.4. De IBG heeft deze gang van zaken niet betwist, zodat daarvan moet worden uitgegaan. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast, dat F. niet de mogelijkheid heeft gehad om zich in de Gemeentelijke basisadministratie te laten uitschrijven.
4.5. De Nederlandse overheid hecht een grote waarde aan de juiste adresgegevens in de Gemeentelijke basisadministratie. In het geval een vreemdeling wordt uitgezet en hij door de vreemdelingenbewaring niet zelf voor uitschrijving kan zorgen, mag van diezelfde overheid worden verwacht dat zij ervoor zorgt dat de gegevens in de Gemeentelijke basisadministratie zo spoedig mogelijk worden geactualiseerd. In het onderhavige geval heeft het echter zeven weken geduurd voordat van overheidswege de uitschrijving per 23 juni 2006 ambtshalve met terugwerkende kracht is geregistreerd. Deze gang van zaken dient naar het oordeel van de kantonrechter voor rekening van de IBG te komen, als vertegenwoordiger van diezelfde overheid. In ieder geval is het niet redelijk om de gevolgen daarvan op een burger af te wentelen.
4.6. De kantonrechter acht de overschrijding van de verzetstermijn dan ook verschoonbaar. Omdat F. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor het eerst op 26 september 2008 kennis heeft genomen van de inhoud van het dwangbevel, wordt hij dan ook geacht tijdig in verzet te zijn gekomen.
5. De IBG is pas bij dupliek inhoudelijk op het verzet ingegaan. F. zal daarom de gelegenheid krijgen om daarop te reageren. Nadat de IBG vervolgens het laatste woord zal zijn gegund, zal opnieuw vonnis worden gewezen.
6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
stelt F. in de gelegenheid om ter rolzitting van woensdag 30 september 2009 te reageren op de conclusie van dupliek;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en op 2 september 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
Typ: MH